34 725 I Jaarverslag en slotwet van de Koning 2016

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 juni 2017

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Algemene Zaken over de brief van 17 mei 2017 inzake jaarverslag van de Koning (Kamerstuk 34 725 I, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juni 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Hoe kan de begroting van de Koning transparanter, zonder te treden in de grondwettelijke bescherming?

Antwoord op vraag 1

In het voorjaar van 2015 heeft een evaluatie van de begroting van de Koning plaatsgevonden door ABDTOPConsult. De evaluatie bevatte twee onderdelen. Het eerste onderdeel betrof de opzet van de begroting, inclusief de transparantie daarvan. Conclusie van ABDTOPConsult was dat de uitgangspunten voor de begroting van de Koning de afgelopen vijf jaar correct zijn toegepast en nog altijd actueel zijn. Toepassing ervan is een belangrijke stap in het transparant begroten en verantwoorden van de uitgaven. De beoogde transparantie was volgens ABDTOPConsult echter niet in alle opzichten gerealiseerd. Zo kon de vindbaarheid van uitgaven op andere begrotingen beter en konden deze uitgebreider worden toegelicht. Het kabinet heeft zich dit commentaar aangetrokken. Met ingang van 2016 bevat de begroting van de Koning daarom een bijlage met de uitgaven die door andere betrokken ministeries worden gedaan. Volgens de Algemene Rekenkamer heeft de extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning de transparantie over de uitgaven voor het koningschap vergroot. Ook worden de uitgaven uitgebreider toegelicht, voor zover de grondwettelijke vrijheid van de Koning om zijn eigen Huis in te richten dit toelaat. Naar de opvatting van het kabinet is de begroting van de Koning hiermee voldoende transparant.

Vraag 2

Welk aandeel in de totale verbouwingskosten van 123 miljoen euro is voor het Rijk? En welk deel daarvan komt t.z.t. ten laste van begrotingshoofdstuk I De Koning?

Antwoord op vraag 2

Met de brief van 19 juni 2015 van de Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kamerstuk 34 000 XVIII, nr. 22) is de Kamer geïnformeerd over het in één keer uitvoeren van de renovatie van Paleis Huis ten Bosch en het daarvoor bijgestelde budget. De totale geraamde kosten voor de renovatie bedragen 59 miljoen euro. Via de begroting van Wonen en Rijksdienst wordt 15 miljoen euro bijgedragen aan de renovatie. Een bedrag van 44 miljoen euro wordt betaald uit de batenlastenbegroting van het Rijksvastgoedbedrijf.

Vraag 3

Wat is de voortgang van en het tijdspad voor het aanvullen van de website van het Koninklijk Huisarchief opdat steeds meer archiefstukken digitaal ingezien kunnen worden?

Antwoord op vraag 3

De ontwikkelingen op dit gebied zijn als volgt:

  • Sinds de lancering van de website www.koninklijkeverzamelingen.nl op 1 februari 2016 zijn 17 inventarissen in de Archieven Online raadpleegbaar (http://www.koninklijkeverzamelingen.nl/archievenoverzicht-online/search/context/withscans/0/start/0/limit/10/flimit/5). In september 2016 zijn de Archieven Online uitgebreid met drie inventarissen. In de loop van 2016 zijn dus in totaal 20 inventarissen online beschikbaar gesteld.

  • Daarnaast zijn in september 2016 in nauwe samenwerking met het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 2.274 brieven (circa 10.000 scans) uit de Koninklijke Verzamelingen integraal toegankelijk gemaakt via de portal Early Modern Letters Online van de University of Oxford (http://emlo.bodleian.ox.ac.uk/forms/advanced?repository=Koninklijke%20Verzamelingen%20Den%20Haag).

  • Sinds februari 2017 zijn nogmaals vijf inventarissen toegevoegd aan de Archieven Online op de site van de Koninklijke Verzamelingen. Tevens zijn in februari 2.722 scans op het online platform VeleHanden ter indexering geüpload (https://velehanden.nl/projecten/bekijk/details/project/kha). Deze scans zullen vanaf de zomer 2017 op de site van de Koninklijke Verzamelingen raadpleegbaar zijn. In 2017 zullen bovendien in het kader van de samenwerking met het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis 11.092 nieuwe scans uit het archief van Anna van Hannover op de portal Early Modern Letters Online van de University of Oxford online toegankelijk gemaakt worden.

  • Een bijzonder groot samenwerkingsproject werpt tevens dit jaar zijn vruchten af: 210.000 scans van de Oud-Dillenburgse archieven uit de Koninklijke Verzamelingen zullen in de loop van 2017 op de site van het Hessische Hauptstaatsarchiv in Wiesbaden online raadpleegbaar gemaakt worden (https://landesarchiv.hessen.de/archivprojekte/archivdatenbank-nassau-oranien).

  • Ten slotte zijn drie inventarissen in voorbereiding voor online publicatie op de site van de Koninklijke Verzamelingen voor het eind van 2017.

Vraag 4

Hoe wil de Minister-President, conform het advies van de Rekenkamer, zijn afwegingen inzichtelijk maken ten aanzien van de openbaarheid van uitgaven onder artikelen 1 en 2 van de begroting, opdat transparantie via controle op het besluitvormingsproces kan worden ingevuld?

Antwoord op vraag 4

Artikel 41 Grondwet ziet zowel op de uitkeringen op grond van artikel 1 Wet Financieel Statuut van het Koninklijke Huis (artikel 1 van begroting hoofdstuk I) als op de uitgaven op grond van artikel 3 WFSKH (artikel 2 van begroting hoofdstuk I). Het uitgangspunt van deze grondwetsbepaling is dat handelingen en uitgaven die hieronder vallen niet openbaar zijn, tenzij zij het openbaar belang raken. Dat betekent onder meer dat over de hoogte van de concrete uitgaven door de Minister-President in beginsel geen inlichtingen worden verstrekt aan het parlement, tenzij er sprake is van een situatie waarin door die specifieke uitgaven het openbaar belang wordt geraakt. Of hiervan sprake is zal per geval moeten worden afgewogen, omdat het niet mogelijk is om een generiek en concreet toepasbaar onderscheid te maken tussen uitgaven die het openbaar belang wel raken en die dat belang niet raken. Daarmee waarborgt artikel 41 Grondwet de ruimte die de Koning heeft voor de inrichting van zijn Huis. Deze waarborg is van wezenlijk belang voor de eigen invulling die de Koning aan het koningschap geeft. Hieraan is de voorwaarde verbonden van de inachtneming van het openbaar belang door de Koning. Voor het in acht nemen van die voorwaarde bestaat ministeriële verantwoordelijkheid. De Minister-President moet desgevraagd aangeven op welke gronden hij tot het oordeel is gekomen dat aan de voorwaarde van artikel 41 Grondwet – het in acht nemen van het openbaar belang – is voldaan. In die oordeelsvorming baseert hij zich niet alleen op periodieke contacten met de Koning, maar ook op informatie van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer in het kader van de voorbereiding en verantwoording van de begrotingsuitgaven. De laatstgenoemde informatie omvat onder meer een beoordeling van de rechtmatigheid van de uitgaven.

Vraag 5

Op welke wijze gaat inzicht gegeven worden in de hoogte van de gedane dotaties ten behoeve van reserves voor langetermijninvesteringen?

Antwoord op vraag 5

In 2016 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State voorlichting gegeven over de betekenis van artikel 41 van de Grondwet. In mijn reactie op de voorlichting van de Raad van State heb ik de Tweede Kamer laten weten dat het kabinet zich in de voorlichting kan vinden, de verschillende uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen onderschrijft en de conclusies deelt. Uit de voorlichting van de Raad van State blijkt dat het omwille van grondwetsartikel 41 niet past om nadere mededelingen te doen over de bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves worden aangelegd door de Dienst van het Koninklijk Huis binnen artikel 2 van begroting van de Koning. Daarvoor geldt de grondwettelijke vrijheid dit in te richten: «De Koning richt, met inachtneming van het openbaar belang, zijn Huis in». Hieraan is de voorwaarde verbonden van de inachtneming van het openbaar belang door de Koning. Voor het in acht nemen van die voorwaarde bestaat ministeriële verantwoordelijkheid. Dit betekent dat er geen inzicht gegeven wordt in de bestemmingsreserves. Overigens blijkt uit de voorlichting van de Raad van State dat informatie over de bestemmingsreserves wel openbaar wordt als het openbaar belang in het geding is.

Vraag 6

Hoe staat het met de informatiebeveiliging van het Koninklijk Huis? Welke eisen gelden hiervoor?

Antwoord op vraag 6

De Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) beschikt over een informatiebeveiligingsplan, dat voldoet aan de code voor informatiebeveiliging. Jaarlijks vinden externe audits plaats. DKH beschikt over een voltijds coördinator informatiebeveiliging die tevens fungeert als functionaris gegevensbescherming. DKH heeft het protocol datalekken geïmplementeerd en is aangesloten bij de Autoriteit Persoonsgegevens. DKH verzorgt zelf interne opleidingen op het gebied van cyber security. Er is nauwe samenwerking met het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en DKH maakt gebruik van de dienstverlening op het gebied van security monitoring van de ICT-infrastructuur. Daarnaast is er regelmatig contact met het Nationaal Bureau Verbindingen van de AIVD op het gebied van beveiliging van de ICT-infrastructuur en advisering inzake reizen met ICT-apparatuur naar risicolanden.

Vraag 7

Wat zijn genoemde «infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo»?

Antwoord op vraag 7

De infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo zijn de kosten voor het onderhoud van wegen en wildrasters bij Kroondomein Het Loo.

Vraag 8

Op welke wijze kunt u garanderen dat het benoemde bedrag van 84.000 euro aan onderhoudskosten voor de Groene Draeck het daadwerkelijke totaal aan kosten is, nu eerdere jaarverslagen een onjuiste (te lage) hoogte van de kosten opgenomen stond?

Antwoord op vraag 8

In 2016 zijn onderhoudswerkzaamheden verricht aan het drinkwatersysteem, het lakwerk en zijn conserveringswerkzaamheden uitgevoerd. Hier is uiteindelijk 84.000 euro aan uitgegeven.

Naar aanleiding van het second opinion onderzoek bij brief van 2 juni 2016 (Kamerstukken 34 300 X en 34 300 I, nr. 110) en de motie van het lid Van der Burg (Kamerstuk 34 300 I, nr. 6) heb ik, mede namens de Minister van Defensie, gemeld dat het jaarlijkse onderhoudsbudget voor de Groene Draeck naar 87.000 euro is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totaal beschikbare bedrag (435.000 euro over een periode van vijf jaar, gemiddeld 87.000 euro per jaar).

Naar boven