Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2017
Tijdens het verantwoordingsdebat op 31 mei jl. heb ik toegezegd om een vraag van de
SP-fractie over (de aanwending van) Wlz-premies schriftelijk te beantwoorden (Handelingen II
2016/17, nr. 81, Verantwoordingsdebat over het jaar 2016). De vraag was of het klopt
dat heffingskortingen jaarlijks een groot deel van de Wlz-premies afromen. Ook zouden
jaarlijks miljarden die eigenlijk voor langdurige zorg zijn bestemd, voor andere doelen
worden ingezet.
Heffingskortingen zijn kortingen op de inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen.
Hierdoor betalen mensen dus minder belasting en premies.
Je kunt nooit meer korting terugbetaald krijgen dan hetgeen je in eerste instantie
zou moet betalen. Met andere woorden: om gebruik te kunnen maken van de volledige
kortingen waar je recht op hebt, moet de grondslag groot genoeg zijn.
Over de eerste en tweede schijf worden belastingen (8,9%) èn premies (27,65%) geheven.
In de derde en vierde schijf alleen belastingen. Om te zorgen dat ook mensen met lage
inkomens hun kortingen kunnen verzilveren, mogen ze worden verrekend met te betalen
belastingen èn premies. Als dat niet zou mogen, zouden lage inkomens er zeer fors
op achteruitgaan.
Gaan nu deze heffingskortingen ten koste van de opbrengst aan Wlz-premies en dus ten
koste van de zorg? Nee, dat is niet het geval. Bij bepaling van het Wlz-premiepercentage
wordt rekening gehouden met heffingskortingen in de inkomstenheffing. Er is dus geen
sprake van weglek. De opbrengst aan Wlz-premies wordt volledig aangewend voor de zorg.
Tot slot: de totale opbrengst aan Wlz-premies is niet kostendekkend. Daarom wordt
voor de langdurige zorg ook belastinggeld ingezet. In het Budgettair Kader Zorg wordt
vastgelegd hoeveel geld er voor de langdurige zorg is. Fluctuaties aan de inkomstenkant
hebben hierop geen invloed.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem