De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het
verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van
de Wet maritiem beheer BES en van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES in verband
met de implementatie van het Verdrag van Nairobi inzake wrakopruiming (het wetsvoorstel)
en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben geen nadere vragen of opmerkingen.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om bevestiging dat dit wetsvoorstel
er geenszins toe zal leiden dat Nederlandse schepen onder een andere vlag dan de Nederlandse
gaan varen.
Uitvoering en handhaving
De leden van de VVD-fractie constateren dat de capaciteit van de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT) in beperkte mate is uitgebreid naar aanleiding van de implementatie
van het Verdrag van Nairobi in Nederland. Kan de regering ingaan op de capaciteit
van toezicht- en handhaving op de BES-eilanden? Is deze voldoende? Zo nee, wat wordt
daaraan gedaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Kan de regering nader toelichten op welke wijze de meldingsplicht bij maritieme ongevallen,
een opruimplicht voor het wrak en losgelaten lading en een verzekeringsplicht voor
de opruimkosten van een wrak voor scheepseigenaren zullen worden gehandhaafd? Zijn
de wettelijke instrumenten voldoende? En op welke wijze zal het in het wetsvoorstel
genoemde opgenomen toegangsverbod voor onverzekerde schepen worden gehandhaafd?
Gevolgen voor de regeldruk
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten wat er precies wordt
bedoeld met de volgende zinsnede: «Voor gevallen waarin de overheid overgaat tot opruiming
neemt de verhaalbaarheid van deze kosten naar verwachting toe als gevolg van toepasselijkheid
van het verdrag». Met andere woorden, kan de regering toelichten hoe de verhaalbaarheid
van opruimkosten wordt vergroot door dit wetsvoorstel? Kan de regering ook ingaan
op de situatie dat de geregistreerde eigenaar is overleden, niet traceerbaar of niet
verzekerd is? Is in deze gevallen de Nederlandse regering financieel aansprakelijk
of zijn er andere vormen van verhaalbaarheid op en door anderen mogelijk?
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven
Adjunct-griffier van de commissie, Israel