34 662 Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

A VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 23 februari 2017

Het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Novelle Wijziging uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale maatregelen. Zij zijn verheugd dat de regering op zeer korte termijn duidelijkheid biedt aan directeuren-grootaandeelhouders met een zogenoemd «extern eigen beheer pensioen» over de kwestie van de indexatielasten. Deze leden gaan er vanuit dat het wetsvoorstel Wet uitfasering pensioen eigen beheer, zoals dat wetsvoorstel wordt gewijzigd door de voorliggende novelle, nu op 1 april 2017 in werking kan treden. Zij hebben nog twee vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inhoud van de novelle inzake bovengenoemd wetsontwerp. Zij hebben nog enkele nadere vragen.

VVD

De leden van de VVD-fractie vragen ten eerste of de regering kan bevestigen dat de afkoop/ afwikkeling van het bedrag van de indexatieverplichting op de balans van de Pensioen-BV onder de voorgestelde faciliteit van artikel 38o (nieuw) Wet op de loonbelasting valt.

Ten tweede hebben zij de volgende vraag. Gelet op signalen uit de praktijk over onduidelijkheid die leeft over de toepassing van de Wet uitfasering pensioen eigen beheer in grensoverschrijdende situaties, verzoeken deze leden om een uitwerking hoe deze faciliteit van de uitfasering van een pensioen eigen beheer fiscaal wordt afgewikkeld onder de toepassing van het belastingverdrag met België (artikelen 18 en 23) voor het scenario dat de directeur-grootaandeelhouder fiscaal ingezetene van België is en de pensioen-BV in Nederland is gevestigd.

CDA

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om uitleg waarom nu bij nader inzien artikel 34 e Wet VPB 1969 een toekomstige indexatie bij een afkoop of een omzetting ten laste van de winst uitsluit. Deze interpretatie lijkt in de ogen van deze leden niet in overeenstemming met de eerdere bedoeling van de wetgever. In het bijzonder wordt door deze leden hierbij verwezen naar de memorie van toelichting2 en de nota naar aanleiding van het verslag.3 Deze leden citeren de volgende passage4: «Met artikel 34e, lid 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting (Wet Vpb) 1969 wordt voor de duidelijkheid expliciet geregeld dat van de toepassing van genoemd artikel 38n. tweede lid, fiscaal geruisloos loopt voor de vennootschapsbelasting. Het deel van het door het pensioenlichaam behaalde winst dat door het prijsgeven van een deel van de pensioenaanspraken niet meer nodig is om aan de pensioenverplichtingen te voldoen leidt dus niet tot een (additionele) aftrekpost voor de vpb en wordt bij de uitdeling of vervreemding van de aandelen in de aanmerkelijk belangheffing betrokken».

Is de regering het met deze leden eens dat deze teksten lezend er thans een andere uitleg wordt gegeven aan artikel 34e, lid 3 Wet Vpb 1969? Zien deze leden het juist dat in plaats van «aftrekpost» in het zojuist aangehaalde citaat «additionele winstpost» bedoeld is?

De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat nu pour les besoins de la cause een onnavolgbare tournure wordt gemaakt door in de memorie van toelichting5 bij de novelle de volgende redenering op te houden: «De conclusie van dit onderzoek is dat in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 34e van de Wet Vpb 1969 aftrek van de lasten van toekomstige indexatie (...) uitsluit, waardoor ook budgettaire derving zich niet kan voordoen.» Deze leden merken op dat in de hierboven geciteerde passage uit de nota naar aanleiding van het verslag6 abusievelijk geen rekening is gehouden met deze bepaling, waardoor ten onrechte de suggestie is gewekt dat een dergelijke aftrek wel mogelijk is. Deze redenering komt voor de leden van de CDA-fractie zeer gekunsteld over. Is de regering het met deze leden eens dat het één van tweeën is: of dit was van stonde af aan klip en klaar, en dan was het uitstel van de stemming in de Eerste Kamer en het indienen van deze novelle in de ogen van deze leden niet nodig geweest. Of deze uitleg is er achteraf bij bedacht om iets krom te praten wat recht was. Deze leden verzoeken de regering om nader toe te lichten hoe dit zo heeft kunnen lopen.

In de praktijk blijkt dat veel DGA-ers niet geïnteresseerd zijn in afkoop, merken deze leden op. Zulks mede vanwege het feit dat er sinds 1 januari 2017 een progressieve vermogensbelasting is ingevoerd. Hebben deze signalen de regering ook bereikt?

Tenslotte hebben de leden van de CDA-fractie nog enkele losse vragen naar aanleiding van dit wetsvoorstel. Is het juist dat in artikel 38n, lid 2, onder b Wet op de loonbelasting 1964 aan het woord «geruisloos» geen bijzondere betekenis moet worden toegekend in die zin dat in ieder geval niet wordt bedoeld om een tegenstelling te creëren met het woord «geruisvol»? In toenemende mate bereiken deze leden verontrustende berichten dat de uitleg over de afgeleide rechten van de partner (rechten onder de opschortende voorwaarde van echtscheiding of overlijden) toch tot schenkbelasting zouden kunnen leiden (onafhankelijk van het huwelijksvermogensregime). In dit verband verwijzen de leden van de CDA-fractie naar de column van David Bakker7. Deze leden verzoeken de regering om in een uitvoeringsbesluit uitvoerig op deze voor de praktijk prangende kwestie in te gaan. Daarnaast merken deze leden op dat er in de praktijk veel vragen leven in bijzondere gevallen, zoals bijvoorbeeld in de situatie van de nabestaande van begin veertig waarvan het nabestaandepensioen al is ingegaan. Voor de praktijk is ook het ook van belang dat in evident onrechtvaardige of onbillijke situaties een beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan. Is de regering dat met deze leden eens? De leden van de CDA-fractie zouden graag het aangekondigde conceptbesluit tegemoet zien voordat de stemming in de Eerste Kamer plaats heeft. Wil de regering een dergelijke toezegging doen?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet. Onder voorbehoud van ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk dinsdag 28 februari 2017 is de plenaire behandeling voorzien op 7 maart 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), Hoekstra (CDA) (vicevoorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), Rinnooy Kan (D66), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
2

Kamerstukken II, 2016–2017, 34.555, 3, pagina 43.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2016–2017, 34.555, 5, pagina 39.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2016–2017, 34.555, 5, pagina 39.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2016–2017, 34 662, 3, pagina 2.

X Noot
6

Kamerstukken II, 2016–2017, 34.555, 5, pagina 39.

X Noot
7

Column David Bakker in TaxLive d.d. 20 februari jl. onder de titel «Uitfasering PEB: Pas op! Schenkingsgevaar!» zie: http://taxlive.nl/-/uitfasering-peb-pas-op-schenkingsgevaar-

Naar boven