34 656 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet primair onderwijs BES in verband met maatregelen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod in het basisonderwijs

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat leerlingendaling tot gevolg kan hebben dat vraag en aanbod van bepaalde soorten scholen op lokaal niveau niet overal meer goed op elkaar aan blijft sluiten en dat het, om scholen in staat te stellen ook in de toekomst een kwalitatief goed, divers en bereikbaar onderwijsaanbod te kunnen blijven garanderen, noodzakelijk is belemmeringen bij de omzetting en verplaatsing van scholen weg te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 84 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «samenwerkingsschool» vervangen door: samenwerkingsschool als bedoeld in artikel 17d, eerste lid.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 74, eerste lid, vierde volzin, is niet van toepassing op een school die wordt omgezet als bedoeld in artikel 74, eerste lid, derde volzin.

3. In het tweede lid wordt «kan toestaan» vervangen door «kan besluiten toe te staan» en wordt na «een andere plaats van vestiging» ingevoegd: binnen de gemeente.

4. Het derde lid wordt vervangen door drie leden, luidende:

  • 3. Een aanvraag van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid gaat vergezeld van een motivering en de gegevens, bedoeld in artikel 75, eerste lid.

  • 4. Onze minister willigt de aanvraag in ieder geval in, indien:

    • a. de school, als deze in een plan van scholen zou zijn opgenomen, bij toepassing van de artikelen 77 tot en met 79 door hem zou worden goedgekeurd;

    • b. het een omzetting in een openbare school of een verplaatsing van een school waaraan openbaar onderwijs wordt gegeven betreft, binnen 10 kilometer van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven over de weg gemeten geen school aanwezig is waarbinnen openbaar onderwijs wordt gegeven en aan het volgen van openbaar onderwijs behoefte bestaat;

    • c. de bekostiging van de school, als daaraan het onderwijs wordt uitgebreid met onderwijs van een of meer andere richtingen, van uitsluitend een of meer op te heffen scholen, met inachtneming van de artikelen 154 tot en met 156 gedurende ten minste 20 achtereenvolgende jaren zou kunnen worden voortgezet; of

    • d. een samenwerkingsschool met inachtneming van artikel 17d tot stand zou kunnen komen.

  • 5. Onze minister willigt een aanvraag niet in, indien:

    • a. als gevolg van het inwilligen van de aanvraag een andere school dreigt te worden opgeheven of niet meer te worden bekostigd en het bevoegd gezag van die andere school daarmee niet schriftelijk heeft ingestemd; of

    • b. het overeenkomstig artikel 152 berekende aantal leerlingen van de school, daaronder niet begrepen het aantal leerlingen van een nevenvestiging, op 1 oktober van het schooljaar waarin de aanvraag is ingediend minder bedraagt dan de opheffingsnorm die, berekend overeenkomstig de artikelen 154 en 155, geldt voor de gemeente of voor het deel van de gemeente waarin de school is gelegen en de school, na inwilliging van het verzoek, uitsluitend op grond van artikel 153, vierde lid, voor bekostiging in aanmerking kan blijven komen of in stand kan worden gehouden.

B

Artikel 85, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, komt te luiden:

  • 1°. de nevenvestiging, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van de bekostiging als nevenvestiging, werd bekostigd als zelfstandige school, of.

C

Artikel 88 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «kan ermee instemmen» vervangen door «kan besluiten toe te staan» en wordt «instemming» vervangen door: toestemming.

2. In het derde lid, onderdeel b, vervalt «en».

3. Het derde lid, onderdeel c, wordt vervangen door twee onderdelen, luidende:

  • c. indien het betreft een aanvraag van een besluit als bedoeld in het eerste lid, het openbaar onderwijs of de richting of richtingen van het bijzonder onderwijs dat de school voor en na de omzetting, wijziging van richting, uitbreiding met een of meer andere richtingen of totstandkoming van een samenwerkingsschool omvat, en

  • d. indien het betreft een aanvraag van een besluit als bedoeld in het tweede lid, de aanduiding van de plaats in de gemeente waar het onderwijs moet worden gegeven.

D

Aan artikel 153 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het vierde lid is niet van toepassing op een richting van een school indien de school eerder is omgezet als bedoeld in artikel 84, eerste lid, in een bijzondere school van die richting, tenzij bij die omzetting is voldaan aan artikel 84, vierde lid. Het vierde lid is evenmin van toepassing op de richting of richtingen waarmee het onderwijs aan een school is uitgebreid als bedoeld in artikel 84, eerste lid, tenzij bij die uitbreiding is voldaan aan artikel 84, vierde lid.

E

Artikel 155 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt de derde volzin.

2. In het tweede lid wordt «is voor de eerste maal van toepassing op het eerstvolgende tijdvak van 5 jaar, volgend op die bekendmaking» vervangen door: is voor de eerste maal van toepassing met ingang van 1 augustus, volgend op die bekendmaking.

3. In het derde lid vervalt de tweede volzin en de zinsnede «, wordt dit besluit genomen uiterlijk 1 jaar voor het verstrijken van de periode tot en met 31 juli 1998, of de 5-jaarlijkse periode waarin het verzoek werd gedaan en» in de laatste volzin.

F

Aan artikel 159 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een besluit tot opheffing, bedoeld in het tweede lid, in afwijking van de tweede volzin van dat lid na 1 augustus, maar uiterlijk op 1 januari van het schooljaar voorafgaand aan de beoogde datum van opheffing wordt medegedeeld aan de gemeenteraad, dan wordt de school of nevenvestiging slechts opgeheven op grond van dat besluit indien:

    • a. de op te heffen openbare school of nevenvestiging binnen 10 km over de weg gemeten niet de enige school is waarbinnen openbaar onderwijs wordt gegeven, en

    • b. de gemeenteraad uiterlijk op 1 februari volgend op die mededeling besluit om in te stemmen met opheffing van de school of nevenvestiging.

  • 5. Indien het besluit, bedoeld in het tweede lid, na 1 januari van het schooljaar voorafgaand aan de beoogde datum van opheffing wordt medegedeeld aan de gemeenteraad, dan wordt de school of nevenvestiging niet opgeheven op grond van dat besluit.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

In artikel 15, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen wordt «de artikelen 11, eerste lid, onderdeel p, en 13, onderdeel h» vervangen door: de artikelen 10, onderdeel h, 11, eerste lid, onderdeel c, voor zover het de beëindiging van de school betreft, en onderdeel p, en 13, onderdeel h.

ARTIKEL III WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

De Wet primair onderwijs BES wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 76 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 72, vijfde lid, is niet van toepassing.

2. In het tweede lid wordt «toestaan» vervangen door «besluiten toe te staan» en wordt na «een andere plaats van vestiging» ingevoegd: binnen het openbaar lichaam.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een aanvraag van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid is met redenen omkleed en gaat vergezeld van:

    • a. het voorgestelde jaar van ingang van de bekostiging,

    • b. indien het betreft een aanvraag van een besluit als bedoeld in het eerste lid, het openbaar onderwijs of de richting of richtingen van het bijzonder onderwijs dat de school voor en na de omzetting, wijziging van richting of uitbreiding met een of meer andere richtingen omvat, en

    • c. indien het betreft een aanvraag van een besluit als bedoeld in het tweede lid, de aanduiding van de plaats in het openbaar lichaam waar het onderwijs moet worden gegeven.

B

Aan artikel 124 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien een besluit tot opheffing, bedoeld in het tweede lid, in afwijking van de tweede volzin van dat lid na 1 augustus, maar uiterlijk op 1 januari van het schooljaar voorafgaand aan de beoogde datum van opheffing wordt medegedeeld aan de eilandsraad, dan wordt de school slechts opgeheven op grond van dat besluit indien de eilandsraad uiterlijk op 1 februari volgend op die mededeling besluit om in te stemmen met opheffing van de school.

  • 5. Indien het besluit, bedoeld in het tweede lid, na 1 januari van het schooljaar voorafgaand aan de beoogde datum van opheffing wordt medegedeeld aan de eilandsraad, dan wordt de school niet opgeheven op grond van dat besluit.

ARTIKEL IV SAMENLOOP MET WET SAMEN STERKER DOOR VEREENVOUDIGING SAMENWERKINGSSCHOOL

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Kamerstukken II 2015/16, 34 512), tot wet is of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel G, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel III, onderdeel A, van deze wet, wordt in artikel III, onderdeel A, onder 3, van deze wet in het derde lid, onderdeel b, na «wijziging van richting» ingevoegd: , totstandkoming van een samenwerkingsschool.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 juli 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Kamerstukken II 2015/16, 34 512), tot wet is of wordt verheven, en artikel IV, onderdeel G, van die wet later in werking treedt dan artikel III, onderdeel A, van deze wet, vervalt artikel IV, onderdeel G, onder 3 en 4, van die wet.

ARTIKEL V SAMENLOOP MET WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN OM DEZE MEER TE LATEN AANSLUITEN BIJ DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2015/16, 34 607), tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel P, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel A, van deze wet, komt artikel I, onderdeel A, onder 3, van deze wet te luiden:

  • 3. In het tweede lid wordt na «een andere plaats van vestiging» ingevoegd: binnen de gemeente.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2015/16, 34 607), tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel P, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel A, van deze wet, vervalt artikel II, onderdeel P, van die wet.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2015/16, 34 607), tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel Y, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel E, onder 3, van deze wet «het verzoek» vervangen door: de aanvraag.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2015/16, 34 607), tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdeel Y, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, komt artikel II, onderdeel Y, onder 1, van die wet te luiden:

  • 1. In het derde lid, tweede en derde volzin, wordt «het verzoek» vervangen door: de aanvraag.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven