Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2018
Op 1 februari 2018 spreek ik met de vaste Kamercommissie Economische Zaken en Klimaat
over de Winkeltijdenwet. Op de agenda van het algemeen overleg staat ook het onderwerp
verplichte openstelling van winkels. Deze verplichte openstelling is niet het gevolg
van de Winkeltijdenwet, maar afgesproken in een huurcontract, binnen een winkeliersvereniging
of Vereniging van Eigenaren. Deze afspraken worden gemaakt om te voldoen aan de behoefte
van consumenten en vastgoedondernemers aan gecoördineerde openingstijden. Het coördineren
van openingstijden kan immers de aantrekkelijkheid van een winkelgebied verbeteren.
Ondernemers moeten hier dan onderling ook afspraken over kunnen maken en erop kunnen
vertrouwen dat deze gemaakte afspraken nagekomen worden.
Het komt voor dat winkeliers zonder expliciete instemming al dan niet via een Vereniging
van Eigenaren of winkeliersvereniging worden verplicht om hun winkel open te stellen.
Bij (kleine) winkeliers kan dit tot problemen leiden, des te meer als er geen sprake is van economisch rendabele openstelling.
Voor een winkelier behoort het bepalen van openingstijden tot de basis van de ondernemingsvrijheid.
In 2013 is de Winkeltijdenwet gewijzigd waardoor gemeenten vrijstelling of ontheffing
kunnen verlenen op dit verbod. Sommige gemeenten doen dat heel ruim en laten het geheel
aan de ondernemer om te bepalen, andere gemeenten kiezen voor meer beperkte openingstijden.
Met de wijziging van de wet is ruimte gemaakt voor een lokale afweging van de verschillende
belangen. Op gemeentelijk niveau kunnen belangen en behoeften van consumenten, ondernemers
en andere belangen beter worden afgewogen dan op landelijk niveau omdat er lokaal
ook grote verschillen bestaan. De wijziging van de wet uit 2013 is geëvalueerd en
in december 2016 is aan uw Kamer het evaluatierapport en de bijbehorende Kabinetsbrief
gestuurd. De belangrijkste conclusie uit de evaluatie is dat de gewijzigde Winkeltijdenwet
werkt en zijn doel bereikt.
Met de wijziging van de Winkeltijdenwet in 2013 is beoogd om gemeenten meer ruimte
te geven voor een lokale belangenafweging bij de bepaling van de toegestane winkeltijden.
Uit de evaluatie blijkt dat meer gemeenten ruimere openstelling toestaan dan voor 2013. Winkelcentra hebben sindsdien dan
ook meer ruimte om (dwingende) besluiten te nemen over ruimere openstelling. Het was
daarbij niet de bedoeling dat de wetswijziging in de praktijk ook kan resulteren in
een plicht om open te zijn. Voorop stond, getuige de memorie van toelichting, dat
ondernemers zelf hun afweging kunnen maken en hun eigen openingstijden kunnen vaststellen.
(Kamerstuk 32 412, nr. 3).
Ik ga dan ook maatregelen nemen om de ondernemingsvrijheid van winkeliers ten aanzien
van de openingstijden beter te borgen. Dit ga ik doen door te regelen dat het niet
meer is toegestaan dat besluiten worden genomen over openingstijden waar de winkelier
niet zelf mee heeft ingestemd. Een ondernemer die echter er zelf voor heeft gekozen
om een contract te tekenen waarin bijvoorbeeld staat dat de winkel op koopavond open
moet, zal zich daar ook aan moeten houden. Maar een winkelier mag niet op een later
moment alsnog gedwongen worden door een winkeliersvereniging of derde om open te gaan
op ruimere openingstijden zonder de instemming van de winkelier.
Ik ga de komende tijd nader bestuderen hoe deze maatregelen om de ondernemingsvrijheid
van winkeliers beter te borgen, het beste kunnen worden vormgegeven. Mijn voornemen
is om eind dit jaar een wetsvoorstel naar uw Kamer te sturen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer