34 630 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 juni 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vijfde lid:

a. worden na onderdeel c, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. de physician assistants,

e. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen,

behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,.

b. wordt de zinsnede «doch de onder b en c genoemde personen» vervangen door: doch de onder b, c en d genoemde personen.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Tot het verrichten van endoscopieën zijn bevoegd:

a. de artsen,

b. de physician assistants,

c. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen, doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

3. Het vierde lid, onderdeel b, en het zesde lid, onderdeel b, worden vervangen door:

b. de verloskundigen,

c. de physician assistants,

d. bij ministeriele regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen, doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

4. Het negende lid komt te luiden:

9. Tot het verrichten van electieve cardioversie zijn bevoegd:

a. de artsen,

b. de physician assistants,

c. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen, doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

5. Het tiende lid komt te luiden:

10. Tot het toepassen van defibrillatie zijn bevoegd:

a. de artsen,

b. de physician assistants,

c. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen, doch de onder b en c genoemde personen uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

6. In het veertiende lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

e. bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van verpleegkundigen, behorend tot een wettelijk erkend specialisme, een en ander met inachtneming van de beperkingen, bij de regeling te stellen,

f. de physician assistants, doch deze uitsluitend voor zover het betreft handelingen, in de aanhef van dit lid bedoeld, die overeenkomstig het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde worden gerekend tot hun gebied van deskundigheid.

B

In artikel I, onderdeel H, wordt de zinsnede »of in artikel 36a, eerste lid» vervangen door: of krachtens artikel 36a, eerste lid.

Toelichting

Op 15 december 2016 is het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst van registerberoepen, het toekennen van zelfstandige bevoegdheid voor bepaalde voorbehouden handelingen aan physician assistants en verpleegkundig specialisten en het opnemen van de mogelijkheid tot het instellen van een tijdelijk register voor experimenteerberoepen» (Kamerstukken II 2016–2017, 34 630, nr. 2) ingediend in de Tweede Kamer. Op grond van het evaluatieonderzoek «VoorBIGhouden»1, dat is uitgevoerd ten behoeve van het experiment met de PA en de VS, wordt in dit wetsvoorstel de zelfstandige bevoegdheid voor de PA en VS (per specialisme) voor bepaalde voorbehouden handelingen (katheterisaties, heelkundige handelingen, injecties en puncties uit te voeren en te delegeren en UR-geneesmiddelen voor te schrijven) definitief in de Wet BIG geregeld.

Aangezien uit dit evaluatieonderzoek onvoldoende kwantitatieve data naar voren zijn gekomen over de uitvoering van endoscopieën en electieve cardioversies/defibrillaties, is met het oog op de patiëntveiligheid ervoor gekozen om voor het uitvoeren van deze voorbehouden handelingen vooralsnog geen zelfstandige bevoegdheid toe te kennen aan de PA en VS. De conclusie uit dit evaluatieonderzoek luidt dat vervolgonderzoek nodig is om te beoordelen of deze bevoegdheden alsnog bij wet kunnen worden toegekend.

Inmiddels is een vervolgonderzoek uitgevoerd dat heeft geleid tot het onderzoeksrapport «VoorBIGhouden 2»2. Uit dit vervolgonderzoek is gebleken dat de mogelijkheden die dit experiment heeft geschapen om endoscopien en electieve cardioversie te verrichten/defibrilatie toe te passen door de VS en de PA in voldoende mate zijn benut. De onderzoekers komen op basis van de verzamelde gegevens alsnog tot de conclusie dat het toekennen van een wettelijke zelfstandige bevoegdheid aan VS en PA met betrekking tot het uitvoeren van de hierboven genoemde voorbehouden handelingen bijdraagt aan het efficiënter inrichten van zorgprocessen en de juiste inzet van professionals.

Dit heeft in het eindrapport daarom tot het volgende advies geleid:

  • Creëer voor de VS Acute zorg en de VS Intensieve zorg een definitieve wettelijke zelfstandige bevoegdheid voor electieve, elektrische cardioversie en defibrillatie en voor de VS Acute zorg, de VS Chronische zorg en de VS Intensieve zorg een zelfstandige bevoegdheid voor endoscopie.

  • Creëer voor de PA een zelfstandige bevoegdheid voor electieve, elektrische cardioversie, defibrillatie en endoscopie.

  • De zelfstandige bevoegdheid voor de VS Geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot het toepassen van defibrillatie dient niet gecontinueerd te worden. Er zijn onvoldoende aanwijzingen gevonden voor de noodzaak hiertoe.

De onderzoekers tekenen hierbij aan dat het vervolgonderzoek, anders dan het eerste onderzoek, wel voldoende gegevens heeft opgeleverd, onder andere door een beduidend hogere respons, om bovengenoemd advies te rechtvaardigen.

In deze nota van wijziging wordt gevolg gegeven aan dit advies. Dat betekent dat artikel 36 gewijzigd wordt in die zin dat naast de in eerste instantie opgenomen bevoegdheden tot het verrichten van voorbehouden handelingen (katheterisaties, heelkundige handelingen, injecties en puncties uit te voeren en te delegeren en UR-geneesmiddelen voor te schrijven) aan de PA tevens een zelfstandige bevoegdheid wordt toegekend voor het verrichten van endoscopie, electieve cardioversie en defibrillatie en voor de VS de mogelijkheid wordt opgenomen om bij ministeriele regeling deze bevoegdheden per specialisme toe te kennen.

Dit houdt in dat naast de reeds voorgestelde wijzigingen van het eerste, vierde, vijfde, zesde en veertiende lid, in deze nota van wijziging ook het derde, negende en tiende lid van artikel 36 worden gewijzigd. Voor de leesbaarheid van het artikel is ervoor gekozen om het gehele onderdeel D van artikel I opnieuw vast te stellen.

Daarnaast wordt in onderdeel H een zinsnede gewijzigd waardoor beter tot uitdrukking komt dat een beroepsgroep niet in artikel 36a genoemd wordt, maar krachtens artikel 36a aangewezen wordt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Maastricht UMC+, Patient & Zorg, De Bruijn Geraets, D.P., Bessems-Beks, M.C.M., Van Eijk-Hustings, Y.J.L., Vrijhoef, H.J.M. (2015).

X Noot
2

(Maastricht UMC+, Patiënt & Zorg, De Bruijn-Geraets, D.P., Bessems-Beks, M.C.M., Van Eijk-Hustings, Y.J.L., Vrijhoef, H.J.M (2016).

Naar boven