34 583 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 en van verordening nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID TONY VAN DIJCK

Ontvangen 21 september 2017

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel Y, eerste onderdeel, vervalt het vierde onderdeel.

II

In artikel I wordt onderdeel Z als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «worden twee artikelen» vervangen door: wordt een artikel.

2. Artikel 2:99a vervalt onder vernummering van artikel 2:99b tot artikel 2:99a.

3. Artikel 2:99a (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, aanhef, wordt «die in Nederland uitsluitend beleggingsdiensten verleent aan professionele beleggers als bedoeld in bijlage II, afdeling I, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 of in aanmerking komende tegenpartijen» vervangen door: die in Nederland beleggingsdiensten verleent.

b. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten verleent alleen een vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. de staat waar de beleggingsonderneming haar zetel heeft, niet op de lijst staat van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger;

    • b. de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beleggingsonderneming haar zetel heeft een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte uitwisseling van informatie waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet uit te voeren; en

    • c. de staat waar de beleggingsonderneming haar zetel heeft een overeenkomst heeft met Nederland die volledig voldoet aan de normen van artikel 26 van het OESO-modelverdrag inzake dubbele belasting.

c. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

III

In artikel I, onderdeel AL, wordt in artikel 2:129a, onderdeel b, «artikel 2:99a, eerste tot en met derde lid» vervangen door: artikel 2:99a, eerste tot en met vierde lid.

IV

Artikel VIII vervalt.

Toelichting

De indiener wil met dit amendement regelen dat de bijkantooreis wordt geschrapt en dat Nederland dus geen gebruik zal maken van de lidstaatoptie in artikel 39 van de richtlijn om voor beleggingsondernemingen uit derde landen die voornemens zijn om in Nederland beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten aan niet-professionele beleggers (retailbeleggers) of personen die hebben verzocht om als professionele beleggers te worden aangemerkt (opt-up professionele beleggers), verplicht te stellen een bijkantoor te vestigen. In de plaats daarvan komt ten aanzien van dit soort beleggingsondernemingen de verplichting te gelden dat zij een vertegenwoordiger (of contactpersoon) met adres in Nederland aanstellen, zoals dat ook het geval is voor beleggingsondernemingen uit derde landen die voornemens zijn om in Nederland beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten aan professionele beleggers (per sé professionele beleggers) of in aanmerking komende tegenpartijen.

De indiener is van mening dat de overheid zeer terughoudend moet omgaan met het toevoegen van nationale koppen teneinde het gelijke speelveld en daarmee de concurrentiepositie zo veel mogelijk te waarborgen en onnodige regeldruk zoveel mogelijk te voorkomen. Mede ook omdat gebleken is dat enkele lidstaten, waaronder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, voornemens zijn een minder stringent (nationaal) derdelandenbeleid te voeren dan Nederland.

Tony van Dijck

Naar boven