Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 augustus 2017
Hierbij stelt de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies (hierna:
de commissie) u op de hoogte van haar bevindingen naar aanleiding van de publicaties
in het Financieele Dagblad en Trouw over vermeende meineed tijdens de parlementaire
ondervraging in juni 2017.1
Op vrijdag 16 juni 2017 werd de heer Poelen, één van de twee (voormalige) partners
van het fiscaal advies- en trustkantoor Infintax, onder ede gehoord door de commissie.
Zaterdag 8 juli 2017 publiceerden het Financieele Dagblad en Trouw artikelen (hierna:
de publicaties) waarin zij stelden dat de heer Poelen zowel zijn eigen rol als die
van zijn kantoor in de samenwerking met Mossack Fonseca onder ede – op zijn minst –
heeft gebagatelliseerd. Hierdoor is de vraag gerezen of de heer Poelen meineed heeft
gepleegd.2
Meineed ten overstaan van een parlementaire ondervragingscommissie ondermijnt de parlementaire
waarheidsvinding op grond van de Wet op de parlementaire enquête 2008 direct en op
een zeer ernstige wijze. Hiermee schaadt meineed dus ook direct en op zeer ernstige
wijze het algemeen belang. Meineed is dan ook strafbaar gesteld.3
Het is de taak van het Openbaar Ministerie om op te treden indien meineed is gepleegd.
Indien bij het Openbaar Ministerie de verdenking bestaat dat meineed is gepleegd,
zal zij eigenstandig een opsporingsonderzoek starten en tot vervolging overgaan. Dit
is recentelijk ook in de praktijk gebleken in de strafzaak van de heer Möllenkamp.4
De commissie heeft deze zaak serieus geanalyseerd en advies ingewonnen bij de parlementair
advocaat. Daarbij zij opgemerkt dat een ondervragingscommissie – anders dan een enquêtecommissie-
slechts beschikking heeft over openbare bronnen. Mocht het Openbaar Ministerie tot
vervolging overgaan, dan zal de commissie daaraan vanzelfsprekend alle mogelijke medewerking
verlenen.
De commissie beschreef in haar verslag «Papieren werkelijkheid» (Kamerstuk 34 566, nr. 3) dat door betrokkenen bij fiscale constructies het zicht op de werkelijkheid wordt
vertroebeld, waardoor het voor toezichthouders en de fiscus moeilijk is belastingontduiking-
en ontwijking tegen te gaan. Bepaalde trustkantoren houden zich onvoldoende aan de
wet, waardoor malversaties kunnen voortbestaan. Het toezicht op de sector is onvoldoende
effectief, zelfregulering functioneert thans niet en van een eigenstandige moraal
ten aanzien van de geest van de wet en de daarbij behorende fiscale verplichtingen
lijkt in de sector geen sprake.
De commissie heeft tijdens de verhoren de indruk gekregen dat de genoemde partijen
in het algemeen niet zelf bereid zijn nadere invulling aan het handelen naar de geest
van de wet te geven. De wetgeving lijkt voor betrokkenen bij het opzetten van constructies
vaak maatgevend te zijn voor de moraal die zij in acht nemen.
De genoemde publicaties in Trouw en het Financieele Dagblad vormen een illustratie
van de bevindingen van de commissie. Naar verwachting zullen de Panama Papers ook
de komende tijd blijven leiden tot nieuwe onthullingen over de werking van fiscale
constructies.
De Tweede Kamer kan met deze bevindingen van de ondervragingen aan de slag, was de
laatste zin van het verslag. Uit de publicaties in Trouw en het Financieele Dagblad
blijkt eens te meer de relevantie van deze slotzin.
Een afschrift van deze brief wordt aan het Openbaar Ministerie verzonden.
De voorzitter van de commissie, Nijboer
De griffier van de commissie, Tielens-Tripels