34 561 (R2075) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectie-operaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba; Washington, 7 april 2016

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 28 september 2016.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 28 oktober 2016.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2016

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 7 april 2016 te Washington tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectie-operaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba (Trb. 2016, nrs. 65 en 123).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Aruba gevraagd.

Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 28 september 2016 over te leggen aan de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Toelichtende nota

I. ALGEMEEN

Het onderhavige Verdrag dient gezien te worden naast het op 2 december 1994 te Washington tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot Aruba en de Verenigde Staten van Amerika inzake douanevoorinspectie (Trb. 1994, 276), laatstelijk gewijzigd op 22 mei 2008 (Trb. 2008, 128) (hierna: het Verdrag van 1994/2008) en heeft specifiek betrekking op de screening van passagiers en bagage door middel van voorinspectie bij vluchten naar de Verenigde Staten. Het Verdrag van 1994/2008 behelst geen uitgebreid pre-screening programma voor de luchtvaartveiligheid, die aan de eisen van de Transport Security Administration van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid (DHS/TSA) voldoet, waardoor het nodig is hiervoor een aanvullend Verdrag te sluiten.

Op grond van het Verdrag van 1994/2008 wordt een vlucht vanuit Aruba naar de Verenigde Staten technisch gezien als een binnenlandse vlucht. In het kader van verhoogde veiligheidseisen op de luchthavens in de Verenigde Staten dient de screening van passagiers en bagage op de vijftien buitenlandse luchthavens in zes landen (Aruba, de Bahama’s, Bermuda, Canada, Ierland en de Verenigde Arabische Emiraten) die voorinspectiefaciliteiten hebben en die door de Customs en Border Protection van de Verenigde Staten (CBP) worden bemand, op een vergelijkbaar niveau gehouden te worden als in de Verenigde Staten. De Verenigde Staten wensen de normen voor deze screening vast te leggen in een internationaalrechtelijk verbindende overeenkomst. Dit geldt voor alle landen die deze voorinspectiefaciliteiten hebben. De laatste overeenkomst daartoe is met de Bahama’s gesloten in juli 2013.

Aruba is, zoals aangegeven, één van de zes landen met voorinspectiefaciliteiten. Het onderhavige Verdrag is het resultaat van besprekingen tussen de Arubaanse autoriteiten en de Amerikaanse Transportation Security Administration, de instantie die specifiek belast is met de veiligheid op de luchthavens en legt de normen vast voor de screening op de luchthaven van Aruba. Aruba volgt hierin andere landen waar voorinspectiefaciliteiten zijn zoals Canada, Ierland en de Bahama’s. Voor Aruba is het tevens van belang dat een kader wordt geschapen voor het hanteren van dezelfde normen voor screening als in de Verenigde Staten, waardoor een extra instrument ter beschikking staat ter bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

II.1 Verdrag

Artikel I

Artikel I bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende begrippen.

De bevoegde autoriteiten zijn in Aruba de Minister belast met transport en de Directie Luchtvaart, zoals nader gespecificeerd in de desbetreffende artikelen, en in de Verenigde Staten de Transportation Security Administration van het Ministerie van Binnenlandse Veiligheid (DHS/TSA).

De begrippen «gecontroleerde en toegelaten persoon», «screening checkpoint voor passagiers», «douanevoorinspectie», «screening», «geselecteerde» en «steriele zone» hebben specifiek betrekking op het proces van de screening van passagiers die met gebruikmaking van de voorinspectiefaciliteiten van Aruba naar diverse luchthavens in de Verenigde Staten reizen.

Verder worden de begrippen «vertrouwelijke informatie» en «gevoelige veiligheidsinformatie» gedefinieerd, waarbij het eerste begrip betrekking heeft op veiligheidsinformatie die door de Directie Luchtvaart wordt verstrekt en het laatste begrip op veiligheidsinformatie die door DHS/TSA wordt verstrekt.

Artikel II

In artikel II wordt het doel van het Verdrag beschreven, te weten het vaststellen van de voorwaarden voor samenwerking op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart in verband met de voorinspectie, en het vaststellen van voorwaarden voor het bepalen van normen voor de screening van passagiers en bagage, die vergelijkbaar zijn met de normen die op de Amerikaanse luchthavens worden gebruikt. Hierdoor worden de veiligheidsmaatregelen van Aruba en de Verenigde Staten op elkaar afgestemd, terwijl tegelijkertijd onnodige doublures worden voorkomen.

Artikel III

Artikel III bevat bepalingen inzake de uitvoering van het Verdrag. De implementatie krijgt vorm in zowel een internationaalrechtelijk bindend gedeelte als een internationaalrechtelijk juridisch niet bindend gedeelte. Het internationaalrechtelijk bindende gedeelte wordt neergelegd in de bijlagen (meer specifiek de bijlagen A t/m D), die een integrerend onderdeel uitmaken van het Verdrag; het internationaalrechtelijk juridisch niet bindende gedeelte wordt neergelegd in aanhangsels, die dan ook geen integrerend onderdeel van het Verdrag vormen. Voor Aruba is de Directie Luchtvaart belast met alle coördinatie en management in het kader van dit Verdrag, en voor de Verenigde Staten de Assistant Administrator of the Office of Global Strategies van de DHS/TSA of diens vertegenwoordiger.

Artikel IV

Artikel IV geeft een niet limitatieve opsomming van de activiteiten rond de veiligheid van de burgerluchtvaart met betrekking tot voorinspectie. De belangrijkste activiteit is het ontwikkelen en implementeren van vergelijkbare en wederzijds aanvaardbare normen voor het screenen van passagiers en handbagage.

De in dit artikel genoemde samenwerkingsactiviteiten moeten verenigbaar zijn met het onderhavige Verdrag (onderdeel B) en de uitwisseling van gegevens of materiaal die vertrouwelijke en gevoelige veiligheidsinformatie bevatten, moet in overeenstemming gebeuren met de desbetreffende regelgeving, het onderhavige Verdrag en bijlage B (onderdeel C).

Artikel V

Artikel V gaat over de normen die gelden voor screening op de luchthaven van Aruba. Bepaald is dat deze normen vergelijkbaar dienen te zijn met de normen die op de commerciële luchthavens van de Verenigde Staten worden toegepast. Deze normen voorzien, onder meer, in de instelling van steriele zones op de luchthaven van Aruba, waarbij moet worden voldaan aan de in het artikel genoemde vereisten. De screening normen zullen van tijd tot tijd worden geactualiseerd.

Artikel VI

Artikel VI geeft de minimumnormen aan die gelden voor degenen die de screening verrichten. Bepaald is dat deze normen vergelijkbaar dienen te zijn met de normen die op de commerciële luchthavens van de Verenigde Staten worden toegepast. De Directie Luchtvaart dient er voor te zorgen dat er voldoende personeel en toezicht is om de screening te verrichten.

Artikel VII

Artikel VII bepaalt dat de bevoegde autoriteiten wederzijds aanvaardbare procedures vaststellen voor de screening van passagiers en andere personen op de luchthaven van Aruba op verboden voorwerpen voorbij de controleposten. Deze procedures dienen vergelijkbaar te zijn met de in de Verenigde Staten verplichte screeningmethodes. Het artikel geeft de minimumvereisten voor die procedures aan. Op grond van onderdeel G worden voor diverse specifieke groepen, waaronder diplomaten, gehandicapten, kinderen en gewapend veiligheidspersoneel, aparte procedures vastgesteld en uitgevoerd.

Artikel VIII

Artikel VIII bevat bepalingen over de screeningapparatuur op de luchthaven van Aruba. Het betreft onder andere röntgenapparatuur en apparatuur om explosieven te kunnen detecteren.

Artikel IX

In Artikel IX worden de minimumnormen neergelegd voor de gezamenlijk vast te stellen en uit te voeren wederzijds aanvaardbare procedures voor de screening van handbagage. Deze procedures dienen vergelijkbaar te zijn met de procedures die in de Verenigde Staten vereist zijn.

Artikel X

Artikel X bevat bepalingen over de gezamenlijke evaluaties die regelmatig zullen worden uitgevoerd ten aanzien van de infrastructuur, programma’s, procedures en processen ten behoeve van de veiligheid van de burgerluchtvaart die zijn vastgesteld en geïmplementeerd op de luchthaven van Aruba om ervoor te zorgen dat de wederzijds overeengekomen normen worden nageleefd.

Artikel XI

Artikel XI bepaalt dat de ondersteuning van de Directie Luchtvaart voor de activiteiten en uitwisselingen op grond van dit Verdrag dient plaats te vinden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving en beleid van Aruba.

Artikel XII

Artikel XII bevat de financiële bepalingen. De hoofdregel is dat elke partij de eigen kosten betaalt, die voortvloeien uit activiteiten ondernomen uit hoofde van dit Verdrag. De partijen kunnen in onderling overleg een regeling opstellen waarin overdracht van middelen wordt geregeld.

Artikel XIII

Artikel XIII bevat bepalingen over de overdracht van vertrouwelijke informatie en gevoelige veiligheidsinformatie. Het gaat daarbij om informatie over operationele en administratieve processen. Partijen dienen er voor te zorgen dat de vertrouwelijke en gevoelige veiligheidsinformatie wordt beschermd tegen ongeautoriseerde bekendmaking. Het verstrekken van gevoelige veiligheidsinformatie door de Verenigde Staten is nader geregeld in bijlage B. Voor Aruba is het niet nodig om de overdracht van vertrouwelijke informatie nader te regelen in een bijlage, omdat in onderdeel A van dit artikel al is vermeld dat de overdracht van vertrouwelijke informatie in overeenstemming geschiedt met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en beleid. Overigens brengt onderhavig Verdrag geen uitbreiding voor de overdracht van informatie tussen Aruba en de VS met zich mee.

Artikel XIV

In dit artikel worden de Verenigde Staten gevrijwaard van vorderingen en andere claims die voortvloeien uit de uitvoering van dit Verdrag, bijlagen en aanhangsels, zoals gebruikelijk voor de Verenigde Staten. Voor zover vorderingen van derden in Aruba tegen (voormalige) functionarissen van de Verenigde Staten in het kader van dit Verdrag, bijlagen of aanhangels, middels gerechtelijke uitspraken worden toegewezen, zullen zij door Aruba daarvoor schadeloos worden gesteld. Dit is niet het geval als er sprake is van een opzettelijke misdraging of grove nalatigheid die persoonlijk letsel, overlijden of schade aan eigendommen tot gevolg heeft.

Artikel XV

Op grond van Artikel XV kan elke partij overleg aanvragen over de interpretatie, toepassing of wijziging van het Verdrag, de bijlagen of de aanhangsels; dergelijk overleg dient uiterlijk 60 dagen na de datum van het verzoek te worden gestart, tenzij de partijen anders overeenkomen.

Artikel XVI

Artikel XVI bevat een gebruikelijke regeling voor het wijzigen van het Verdrag en de bijlagen. De aanhangsels, die het karakter hebben van juridisch niet-bindende regelingen, kunnen rechtstreeks, schriftelijk, tussen de bevoegde autoriteiten worden gewijzigd.

Artikel XVII

Voor het geval er geen overeenstemming is tussen Partijen over de interpretatie of toepassing van het Verdrag, de bijlagen of de aanhangsels, regelt Artikel XVII dat dit in onderling overleg opgelost zal worden. Er wordt in ieder geval geen internationaal gerecht of een derde partij aangezocht voor de oplossing van een geschil, omdat dat vanwege het technisch karakter van onderhavig Verdrag niet wenselijk wordt geacht.

Artikel XVIII

Artikel XVIII bevat de bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding en de beëindiging van het Verdrag.

II.2 Bijlagen A, B, C en D

Bijlage A is een nadere uitwerking van Artikel IV onder A.6 en Artikel X van het Verdrag en heeft als doel door middel van gezamenlijk te houden evaluaties de veiligheid van de burgerluchtvaart op de voorinspectiefaciliteiten te vergroten. Naast de gezamenlijk te houden evaluaties zal DHS/TSA de voorinspectie-operaties evalueren in vier fases, met onder meer een nulmeting en een jaarlijkse evaluatie.

Bijlage B regelt conform Artikel XIII, onderdeel C, de procedures voor het verstrekken van gevoelige veiligheidsinformatie door de Verenigde Staten.

In Bijlage C is een nadere uitwerking van Artikel IV onder A.2 van het Verdrag en geeft een nadere regeling voor de training door DHS/TSA aan luchthavenpersoneel op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart inzake voorinspectie.

Bijlage D is een nadere uitwerking van Artikel IV onder A.5 en regelt het uitlenen van apparatuur en relevant materiaal met de nodige ondersteuning door de Verenigde Staten aan Aruba en de voorwaarden waaronder deze apparatuur ter beschikking wordt gesteld.

De bijlagen vormen een integrerend onderdeel van het Verdrag en zijn aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. KONINKRIJKSPOSITIE

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk alleen voor Aruba gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven