34 550 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2017

Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2017

Tijdens de begrotingsbehandeling 2017 van SZW in de Tweede Kamer (Handelingen II 2016/17, nr. 32, item 7) heeft het Kamerlid Van Weyenberg (D66) een motie ingediend die de regering verzoekt om de werkloosheidsval voor werkenden met een inkomen van 120% wettelijk minimumloon weer op te nemen in de begroting1. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd in januari op de motie te reageren. Door middel van deze brief doe ik die toezegging gestand.

Deze motie past in de terechte aandacht die uw Kamer en de Eerste Kamer heeft voor de marginale druk van werknemers rond en boven het minimumloon. Deze aandacht komt ook tot uitdrukking in een aantal andere moties die omtrent dit onderwerp zijn ingediend, zoals de moties Schalk2 en Omtzigt3.

De werkloosheidsvalcijfers waar in de motie Van Weyenberg naar wordt verwezen laten de inkomensvooruitgang zien bij het aanvaarden van werk tegen 120% minimumloon vanuit de bijstand. In de koopkrachtbijlage van de SZW-begroting (Kamerstuk 34 550 XV) is nu alleen de werkloosheidsval opgenomen bij het aanvaarden van werk vanuit de bijstand tegen 100% minimumloon. Daarnaast bevat de begroting weliswaar informatie over de gemiddelde marginale druk voor verschillende inkomensgroepen, maar informatie voor specifieke voorbeelden van werknemers met een inkomen boven het minimumloon ontbreekt op dit moment.

In tabel 1 zijn beide cijfers over de werkloosheidsval tegen elkaar afgezet. De tabel laat zien dat werken tegen 120% minimumloon vanuit de bijstand (iets) meer oplevert dan werken tegen 100% minimumloon. Dit wekt de suggestie dat er geen probleem is met de arbeidsmarktprikkels, de vooruitgang vanuit de bijstand is immers groter dan bij een baan van 100% WML. Deze cijfers geven echter weinig inzicht in de hoge marginale druk van werknemers boven het minimumloon.

Tabel 1: arbeidsmarktprikkels 2016–20171

Werkloosheidsval bij aanvaarden werk tegen Wml in plaats van bijstand

 

2016

2017

Alleenverdiener met kinderen

3%

3%

Alleenstaande

25%

26%

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

7%

9%

Werkloosheidsval bij aanvaarden werk tegen 120% Wml in plaats van bijstand

 

2016

2017

Alleenverdiener met kinderen

6%

6%

Alleenstaande

29%

29%

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

21%

23%

X Noot
1

Voor de alleenstaande ouder geldt dat 4 dagen werken tegen 120% minimumloon ongeveer overeenkomt met 100% minimumloon bij voltijds werken, een bedrag waarbij alle fiscale voordelen volledig zijn opgebouwd. Dit verklaart het grote positieve effect.

Een indicator die de «doorgroeival» in beeld brengt doet naar mijn mening meer recht aan de wens vanuit de Kamer. Met een dergelijke indicator kan in beeld gebracht worden welk deel van het extra inkomen een huishouden inlevert aan belastingen, minder toeslagen of kosten kinderopvang wanneer er een loonsverhoging of promotie plaatsvindt. Deze doorgroeival wordt op dit moment in de begroting niet in beeld gebracht. In tabel 2 is de doorgroeival weergegeven zoals ik voornemens ben in de SZW-begroting op te nemen. Dit betreft de gemiddelde marginale druk op het traject tussen 100% en 150% van het minimumloon (van circa € 20.000 naar € 30.000) voor verschillende huishoudentypes. In dit inkomenstraject worden veel toeslagen afgebouwd, wat in sommige voorbeelden leidt tot een hoge marginale druk. Het berekenen van de gemiddelde marginale druk over een dergelijk groot inkomensinterval voorkomt dat er relevante afbouwtrajecten buiten beeld vallen.

Tabel 2: Doorgroeival 2016–2017

Doorgroeival

Marginale druk in % bij hogere beloning werk (100% – 150% Wml)

 

2016

2017

Alleenverdiener met kinderen

89%

90%

Alleenstaande

68%

70%

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

50%

49%

Uit de tabel wordt duidelijk dat de marginale druk voor een alleenverdiener in dit inkomenstraject oploopt tot 90%. Dat betekent dat dit huishouden van een inkomensstijging van circa € 10.000 slechts € 1.000 overhoudt. Dit is een extreem hoge marginale druk die wordt veroorzaakt door de hoge inkomens-ondersteuning die in dit traject wordt afgebouwd. Het in beeld brengen van deze doorgroeival is een goede aanvulling op de bestaande indicatoren in de begroting.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 44

X Noot
2

Kamerstuk 34 550, F

X Noot
3

Kamerstuk 34 552, nr. 63

Naar boven