De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat agenten zich steeds vaker bij de strafrechter moeten verantwoorden
als zij geweld hebben gebruikt in de uitvoering van hun taak met het oog waarop het
geweldmiddel aan hen is toegekend;
constaterende dat de agent die geweld heeft aangewend, de feiten en omstandigheden
dienaangaande, alsmede de gevolgen hiervan, onverwijld aan zijn meerdere moet melden;
constaterende dat deze melding vervolgens door de politiechef binnen 48 uur ter kennis
moet worden gebracht van de officier van justitie in het arrondissement waarin de
rechtbank is gelegen waarbinnen het geweld is aangewend;
constaterende dat het vervolgens lang duurt of lang kan duren voordat de betreffende
agent uitsluitsel krijgt of er sprake zal zijn van vervolging en, zo ja, het ook lang
duurt of kan duren voordat er een vonnis is, omdat er geen termijnen gelden voor het
Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht waarbinnen zij met een vervolgingsbesluit
of een vonnis moeten komen;
van mening dat deze onzekerheid nadelige gevolgen heeft voor de betreffende agent
in het bijzonder en het korps in het algemeen en dat dit zeer onwenselijk is;
verzoekt de regering om, met een voorstel te komen om aan deze situatie een einde
te maken door in overleg te treden met het Openbaar Ministerie om te komen tot een
aanpassing van de Aanwijzing handelwijze geweldsaanwending (politie) ambtenaar waarbij
in ieder geval een termijn wordt opgenomen waarbinnen de betreffende agent(en) in
beginsel duidelijkheid moeten krijgen over de vervolgingsbeslissing,
en gaat over tot de orde van de dag.