34 550 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2017

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 oktober 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 29 september 2016 voorgelegd aan de Minister van Algemene Zaken. Bij brief van 14 oktober 2016 zijn ze door de Minister van Algemene Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Hoe is het bedrag van € 1.495.000,= voor de troonopvolgster precies tot stand gekomen?

Antwoord op vraag 1

In de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) uit 1972, die in 2008 is geactualiseerd, is een basisbedrag bepaald voor de grondwettelijke uitkering van de vermoedelijke opvolger van de Koning. Dit betreft € 226.460 voor de A-component en € 1.054.853 voor de B-component. Ook is de indexeringssystematiek voor deze bedragen vastgelegd in de WFSKH. De A-component is aangepast in de verhouding waarin het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2016 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 (14,147%) en is vervolgens voor het jaar 2017 op basis van een technische veronderstelling verhoogd met de verwachte contractloonstijging op basis van het Centraal Economisch Plan 2016 (1,7%). Het bedrag voor de B-component is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2016 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 (14,694%) en vervolgens voor het jaar 2017 verhoogd met de verwachte contractloonstijging op basis van het Centraal Economisch Plan 2016 (1,7%). Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2015 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 (14,778%) en vervolgens voor de jaren 2016 en 2017 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2016 (0,6% resp. 1,1%). Mocht de daadwerkelijke loon- en prijsontwikkeling afwijken van de verwachting, dan zal ook de uiteindelijke uitkering afwijken van de raming in de begroting. De daadwerkelijke grondwettelijke uitkeringen worden ieder jaar in het jaarverslag van de Koning verantwoord.

Vraag 2

Op basis waarvan gaat de uitkering van de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap omhoog met 2,7%?

Antwoord op vraag 2

In de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) uit 1972, die in 2008 is geactualiseerd, is een basisbedrag bepaald voor de grondwettelijke uitkering van de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap. Dit betreft € 431.794 voor de A-component en € 856.935 voor de B-component. Deze componenten zijn op dezelfde wijze geïndexeerd zoals toegelicht bij het antwoord op vraag 1.

De begroting 2016 was nog gebaseerd op technische veronderstellingen. De nullijn kwam namelijk te vervallen, maar de exacte effecten waren nog onbekend. De cao Rijk is later vastgesteld. In de raming voor de begroting 2017 is deze actualisatie meegenomen. Deze indexeringssystematiek volgt uit de WFSKH.

Vraag 3

Waarom wordt het bedrag van € 1,2 mln. dat met de restauratie van de Gouden Koets zou zijn gemoeid, wel op de website van het Koninklijk Huis vermeld, maar niet in de begroting van De Koning genoemd? Hoe reëel is dat bedrag?

Antwoord op vraag 3

Gelet op artikel 41 van de Grondwet en de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State worden hierover door de Minister-President geen inlichtingen verstrekt. Dat laat onverlet dat de Koning dat zelf wel kan doen. In dat kader heeft de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning ook een bedrag genoemd. De restauratie van de Glazen Koets heeft circa € 1,2 miljoen euro gekost. Dit geeft enig houvast bij het inschatten van de kosten voor restauratie van de Gouden Koets.

Vraag 4

Betekenen de kosten van de restauratie van de Gouden Koets een ophoging van de uitgaven in artikel 2 van de begroting van de Koning? Of worden deze kosten gemaakt binnen het reguliere kader?

Antwoord op vraag 4

De kosten van de restauratie van de Gouden Koets worden opgevangen binnen het reguliere budget op artikel 2 (functionele uitgaven) van de begroting van de Koning. Er is dus geen sprake van een verhoging van de uitgaven op dit artikel.

Vraag 5

Welke rol speelt het feit dat deze koets ondergebracht is bij de Stichting Kroongoederen en dat de Koning wel besloten heeft deze kosten openbaar te maken op de website Koninklijk Huis?

Antwoord op vraag 5

Het feit dat de Gouden Koets is opgenomen in de Stichting Kroongoederen heeft bij het openbaar maken van de restauratiekosten ervan geen rol gespeeld. Het besluit van de Koning om deze kosten openbaar te maken doet voorts niets af aan de gelding van artikel 41 van de Grondwet.

Vraag 6

Waarom is De Groene Draeck onlangs uit de Stichting Kroongoederen gehaald? Waarom is dat pas dit voorjaar gebeurd, en niet eerder?

Antwoord op vraag 6

Naar aanleiding van mijn toezegging te bezien of de Groene Draeck kan worden ondergebracht in een aparte stichting (in plaats van de Stichting Kroongoederen) is de Groene Draeck in het voorjaar van 2016 uit de Stichting Kroongoederen gehaald. Sindsdien is deze in privéeigendom van Prinses Beatrix. Dat deze in 2013 in een stichting is gezet, is een vergissing gebleken, die nu is rechtgezet.

Vraag 7

Wat doet de regering met de suggestie c.q. opmerking van de Raad van State dat overwogen zou kunnen worden om de bezoeken aan de andere delen van het Koninkrijk op dezelfde wijze op de begroting op te nemen als de staatsbezoeken aan andere landen (dat wil zeggen in de extracomptabele bijlage bij de begroting) gelet op de consistentie van de indeling van de begroting?

Antwoord op vraag 7

De uitgaven voor bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk worden op artikel 2 van de begroting van de Koning geraamd en verantwoord, nadat deze naar aanleiding van het rapport van de Stuurgroep Herziening stelsel kosten Koninklijk Huis, met ingang van 2010 zijn overgebracht naar deze begroting. Indien een bezoek plaatsvindt worden de uitgaven op dat artikel inzichtelijk verantwoord. Dit wordt niet teruggedraaid.

Vraag 8

Hoeveel fte wordt er besteed aan de Groene Draeck, zowel als het gaat om onderhoud als om beheer?

Antwoord op vraag 8

Defensie levert een aantal militairen voor de ondersteuning van de Koning. Deze militairen zijn onderdeel van het Militair Huis van de Koning, als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis. Twee van deze militairen, afkomstig van de Koninklijke Marine, worden vanuit de Defensie Vaarschool ingezet aan boord van de Groene Draeck. Gedurende het zeilseizoen (april – september) bestaan hun werkzaamheden primair uit het toezicht houden op, het vaarklaar maken en het varen met de Groene Draeck. Tijdens het winteronderhoud (oktober – maart) werken de militairen ook voor de Defensie Vaarschool, maar blijven ze beschikbaar voor hand- en spandiensten aan de Groene Draeck. Het betreft een sergeant-majoor en een sergeant. Hun werkzaamheden vloeien voort uit de reguliere ondersteuning van het Militair Huis. De militairen staan op de begroting van de Koning, begrotingsartikel 3 (doorbelaste uitgaven).

Vraag 9

Hoe verhoudt het openbaar maken van het bedrag van € 1,2 mln. voor de restauratie van de Gouden Koets zich met de conclusie van de regering dat het niet is aangewezen om de huidige uitwerking van artikel 2 aan te passen door een beperking of verruiming daarvan?

Antwoord op vraag 9

Gelet op artikel 41 van de Grondwet en de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State worden door de Minister-President geen inlichtingen verstrekt over de kosten van de restauratie van de Gouden Koets. Dat laat onverlet dat de Koning dat wel kan doen.

Dit staat los van de conclusie van de regering dat er geen formele verplichting is om op grond van artikel 68 van de Grondwet in de toelichting op de begroting meer specifieke informatie te verstrekken over afzonderlijke uitgavenposten begrepen in de artikelen 1 en 2 van Begroting I.

Gelet hierop is er geen reden de huidige uitwerking van artikel 2 van Begroting I aan te passen.

Vraag 10

Waarom waren de kosten van het onderhoud van De Groene Draeck bekend, terwijl dit jacht tot voor kort was ondergebracht in de Stichting Kroongoederen en zijn de kosten van de restauratie van de Gouden Koets formeel niet bekend, terwijl deze koets deel uitmaakt van de hiervoor genoemde stichting?

Antwoord op vraag 10

Het al dan niet openbaar maken van dergelijke uitgaven staat los van de vraag of deze objecten zich in de Stichting Kroongoederen bevinden of niet. De Koning is vrij zijn Huis in te richten met inachtneming van het openbaar belang. Of aan de voorwaarde van het in acht nemen van het openbaar belang wordt voldaan, zal per geval moeten worden afgewogen, omdat het niet mogelijk is om een generiek en concreet toepasbaar onderscheid te maken tussen uitgaven die wel voldoen aan die voorwaarde en die dat niet doen.

Vraag 11

Vindt de regering dat de uitgaven voor het onderhoud van de Gouden Koets en de Glazen Koets het «openbaar belang» (artikel 41 Grondwet) raken? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 11

Uitgangspunt is dat de Koning zijn Huis inricht met inachtneming van het openbaar belang. IJkpunten bij het in acht nemen van het openbaar belang zijn met name het niet vermengen van functionele mogelijkheden en privé belangen, het voldoen aan (inter) nationale wet- en regelgeving en handhaving van de eenheid van de kroon en het regeringsbeleid. De Minister-President moet desgevraagd aangeven op welke gronden hij tot het oordeel is gekomen dat aan die voorwaarde – het in acht nemen van het openbaar belang – is voldaan. In zijn oordeelsvorming baseert de Minister-President zich niet alleen op periodieke contacten met de Koning, maar ook op informatie van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer in het kader van de voorbereiding en verantwoording van de begrotingsuitgaven.

De Gouden Koets en de Glazen Koets behoren tot het Nederlandse culturele erfgoed. Restauratie van de koetsen draagt bij aan de instandhouding van het erfgoed. De kosten van de restauraties van beide koetsen worden opgevangen binnen het reguliere budget op artikel 2 van Begroting I de Koning. Gelet op het voorgaande ben ik van mening dat de uitgaven voor de restauraties in overeenstemming zijn met artikel 41 van de Grondwet.

Naar boven