34 542 Voorstel van wet van het lid Veldman tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer houdende invoering van het heffen van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gebruiker

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de rioolheffing en de afvalstoffenheffing van de gebruiker van percelen worden geheven en daartoe de Gemeentewet en de Wet milieubeheer te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 228a van de Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

Onder de naam rioolheffing wordt een belasting geheven, waaraan worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel dat is aangesloten op een openbaar vuilwaterriool, ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Aan de heffing, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, gebruik maken van een perceel dat niet is aangesloten op een openbaar vuilwaterriool, voor zover de gemeente voor dat perceel:

    • a. de plicht heeft tot inzameling en transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater,

    • b. de plicht heeft om het afvloeiend hemelwater in te zamelen en te verwerken, of

    • c. de plicht heeft tot het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt:

    • a. gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De tarieven worden zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de heffing ten minste tachtig procent, maar niet meer dan honderd procent bedragen van de geraamde lasten ter zake.

ARTIKEL II

Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt het woord «kunnen» en wordt «De gemeenteraad kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen,» vervangen door: De gemeenteraad stelt een heffing in ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen,.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De tarieven worden zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de heffing ten minste tachtig procent, maar niet meer dan honderd procent bedragen van de geraamde lasten ter zake.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Naar boven