34 532 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten

Nr. 40 AMENDEMENT VAN DE LEDEN GEURTS EN DIK-FABER

Ontvangen 14 november 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, wordt aan artikel 21b een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het ontwerp voor een krachtens het tweede lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

Toelichting

De productie van dierlijke meststoffen wordt forfaitair bepaald conform de regels die daarvoor bij of krachtens de Meststoffenwet zijn vastgesteld. Op basis van haar bevoegdheid wijst de Minister van een alternatieve methode aan waarmee de productie van dierlijke meststoffen kan worden bepaald. Het kan daarbij gaan om bedrijfsspecifieke verantwoording, zoals de Kringloopwijzer. Juist het voordeel van fosfaatrechten is de mogelijkheid die het biedt aan ondernemerschap door mogelijkheden van bedrijfsspecifieke verantwoording. Voorwaarde voor aanwijzing van een methode voor bedrijfsspecifieke verantwoording is dat de systematiek en rekenregels onafhankelijk en wetenschappelijk zijn getoetst, dat de methode privaat geborgd wordt en dat er duidelijke criteria zijn op basis waarvan vastgesteld kan worden welke bedrijven op een verantwoorde wijze hun mineralenkringloop kunnen verantwoorden met de methode.

De indieners zijn van mening dat de ministeriële regeling waarmee de aanwijzing van de methode om fosfaatexcretie bedrijfsspecifiek te kunnen verantwoorden binnen 8 maanden na het aannemen van het wetsvoorstel door beide Kamers der Staten-Generaal moet worden overgelegd aan de Kamer zodat deze zo snel mogelijk in werking kan treden. Daarmee biedt bedrijfsspecifieke verantwoording mogelijkheden om de effecten van de generieke korting over het jaar 2018 te verzachten. De ministeriële regeling wordt voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal.

Indien de noodzakelijke private borging van een methode voor bedrijfsspecifieke verantwoording onverhoopt, ondanks gezamenlijke inspanningen, niet tijdig op orde is dient de regering te onderbouwen waarom niet kan worden overgegaan tot aanwijzing van een methode en welke stappen worden ondernomen om alsnog tot aanwijzing te kunnen overgaan.

Geurts Dik-Faber

Naar boven