Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34513 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34513 nr. A |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2016
De Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening, en het daaruit voortvloeiende stelsel van deltaprogramma, deltafonds en deltacommissaris, hebben de afgelopen jaren zeer goed gefunctioneerd, grotendeels conform de hoge verwachtingen en ambities van de wetgever.
Dat is het oordeel van de onafhankelijke commissie die de doeltreffendheid en effecten van de Deltawet op mijn verzoek heeft geëvalueerd. Het rapport «Op Peil»1 dat op 1 juni 2016 is uitgebracht, treft u in de bijlage aan. Met deze ex-post evaluatie geeft het kabinet invulling aan de verplichting die voortvloeit uit het evaluatieartikel (artikel V, eerste lid) van de Deltawet.
In deze brief geeft het kabinet een reactie op hoofdlijnen op de evaluatie. Een meer uitgebreide reactie volgt in het najaar na overleg met de bestuurlijke partners van het deltaprogramma over de aandachtspunten en risico’s die de commissie benoemt.
Uitkomsten van de evaluatie op een rij
Met het instellen van het deltaprogramma, het deltafonds en de deltacommissaris zijn volgens de commissie belangrijke randvoorwaarden gecreëerd voor een koersvaste, doelmatige, daadkrachtige en samenhangende aanpak van de lange termijn wateropgaven. De commissie concludeert dat het stelsel in de achterliggende jaren volgens plan heeft gewerkt, krachtige processen op gang heeft gebracht, en mede via die processen tot goede deelprestaties op de thema’s waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie heeft geleid. Voor alle wateropgaven heeft de beleidsontwikkeling duidelijk vaart en richting gekregen.
Het samenspel van nationale regie en regionale uitwerking heeft in de evaluatieperiode geleid tot een krachtige en structurerende toekomstvisie, verankerd in bestuursovereenkomsten en beleidsplannen, met draagvlak in een op elkaar ingespeelde bestuurlijke gemeenschap, de sterke «deltacommunity». Er is een breed draagvlak en veel waardering voor de rol van de deltacommissaris – zowel voor de functionaris als de persoon – en zijn staf.
Het stelsel heeft, rekening houdend met de juridische en financiële kaders en de externe ontwikkelingen, in de evaluatieperiode goed gescoord op doelgerichtheid, legitimiteit en robuustheid, aldus de commissie.
De commissie geeft ook aan dat de beoogde effecten van de Deltawet daarmee nog niet gerealiseerd zijn, noch gegarandeerd. Het succes uit de achterliggende periode biedt in de ogen van de commissie ook niet automatisch garanties voor de toekomst.
De commissie signaleert een aantal met elkaar samenhangende aandachtspunten en risico’s voor nu en de toekomst. Zo moet de omslag naar de uitvoering nog echt worden gemaakt, terwijl tegelijk de beleidsontwikkeling op veel punten nog doorloopt. Dit vraagt enerzijds om een goede monitoring van de voortgang en anderzijds om een goede wisselwerking tussen beleid en uitvoering. Daarnaast is het vasthouden en het verinnerlijken van de samenwerking ook in de uitvoering geboden. Het verschuiven van de regie naar de regio’s vraagt om voldoende ambtelijke en bestuurlijke slagkracht in die regio’s, en stelt tegelijk eisen aan de regie en coördinatie over de thematische en regionale deelprogramma’s heen. Het lange termijn karakter van de opgaven en de onzekerheden die daarmee samenhangen, maken dat de beleidsontwikkeling in het deltaprogramma in feite nooit klaar is. Die omstandigheden vragen om alertheid en een balans tussen koersvastheid en wendbaarheid; de adaptiviteit van het deltaprogramma krijgt dus terecht veel aandacht, maar moet zich nog wel bewijzen. Ook de participatie van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven verdient in toenemende mate aandacht; met de omschakeling naar de uitvoering raken meer partijen betrokken.
In het licht van het positieve oordeel van de commissie, de hoofdconclusies en de gesignaleerde risico’s, ligt een aanpassing van de Deltawet – en de daarmee samenhangende artikelen in de Waterwet – volgens de commissie op dit moment niet voor de hand.
De partners willen door met het deltaprogramma
Het kabinet en de andere partners in het deltaprogramma – de waterschappen, de provincies en de gemeenten – onderschrijven de conclusies op hoofdlijnen en het oordeel van de evaluatiecommissie. Het stelsel van deltaprogramma, deltafonds en deltacommissaris heeft goed gefunctioneerd en veel opgeleverd. Zo heeft het Kabinet eerder dit voorjaar het voorstel voor de wijziging van de Waterwet aan uw Kamer kunnen zenden, teneinde de nieuwe normering voor waterveiligheid op 1 januari 2017 in werking te laten treden.
Tegelijk is het werk nog niet klaar. In de eerste plaats is de beleidsontwikkeling op een aantal terreinen, met name voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie, nog in volle gang. Ook de voorkeursstrategie voor de waterveiligheid rond de rivieren is nog volop in uitwerking. In de tweede plaats moet de uitvoering van het deltaprogramma goeddeels nog op gang komen; na het vaststellen van de deltabeslissingen in 2014 is het deltaprogramma in een nieuwe fase terecht gekomen. Die fase kent zowel kansen als stevige opgaven en uitdagingen.
Kansen voor samenhang benutten
De commissie constateert dat de onderlinge samenhang tussen de wateropgaven, alsook de integratie van de wateropgaven met andere ruimtelijke opgaven, veel aandacht heeft gekregen in het deltaprogramma. Tegelijk zijn de resultaten op dit punt volgens de commissie achtergebleven bij de hoge ambities van het wetsvoorstel. Er liggen dus nog kansen voor de toekomst.
Ook het kabinet en de andere partners in het deltaprogramma vinden het belangrijk dat de komende jaren veel energie wordt gestoken in het verder versterken van de samenhang tussen maatregelen voor de wateropgaven in het deltaprogramma onderling, en in de integratie met maatregelen voor andere ruimtelijke opgaven. Uiteraard zonder daarbij de focus op de wateropgaven uit het oog te verliezen. Het kabinet is voorstander van een integrale aanpak bij investeringen in het ruimtelijk domein; met de nieuwe Omgevingswet biedt het kabinet een kader waarin deze samenhang een vanzelfsprekende plaats heeft.
Ook de door het deltaprogramma ontwikkelde aanpak van «meekoppelen» dient daarom met kracht te worden voortgezet, door alle partijen in alle fasen van programma’s en projecten. Randvoorwaarde vanuit het kabinet voor het «meekoppelen» van belangen blijft daarbij dat met de beschikbare rijksmiddelen in het deltafonds de voorgenomen doelen ten aanzien van waterveiligheid, zoetwatervoorzieningen en waterkwaliteit worden gehaald. Indien het realiseren van andere maatschappelijke doelen c.q. ruimtelijke opgaven leidt tot aanvullende kosten – bovenop de beschikbare middelen voor mitigatie en compensatie van natuur – dienen deze uit andere budgetten te worden gefinancierd.
Met de commissie ziet het kabinet ook dat de samenhang tussen waterveiligheid en ruimtelijke adaptatie nog verder vorm kan krijgen via de zogenoemde 2e laag van het concept Meerlaagsveiligheid. Door de komende decennia slimme keuzes te maken in de ruimtelijke inrichting kunnen de risico’s en gevolgen van een eventuele ramp worden beperkt. Zo kan de waterveiligheid ruimtelijk worden versterkt, in aanvulling op dijkversterkingen. Daarnaast kunnen slimme ruimtelijke keuzes op lange termijn ook aanscherping van de waterveiligheidsnorm en daaruit voortvloeiende extra dijkversterking voorkomen. Deze manier van integraal werken sluit volledig aan bij de filosofie van de Omgevingswet en moet in de ogen van het kabinet en de partners van het deltaprogramma veel aandacht krijgen bij het opstellen van Omgevingsvisie op alle schaalniveaus.
Waar het gaat om samenhang tussen water en ruimte mag niet onvermeld blijven dat de partners in het deltaprogramma ook de komende jaren samen veel energie steken in de verdere uitwerking van de voorkeursstrategie voor de rivieren: het samenspel tussen dijkversterking en rivierverruiming. Zo lopen er concrete MIRT Verkenningen (Rijn/IJssel) en MIRT onderzoeken (Maas) voor de periode tot 2028 en maken rijk en regio’s uiterlijk in 2017 (Rijntakken) en 2018 (Maas) afspraken over de gezamenlijke ambitie voor rivierverruiming – in samenhang met dijkversterking – op lange termijn (na 2028).
Aandachtspunten adresseren, een nieuwe opdracht formuleren
De commissie signaleert niet alleen kansen, maar ook aandachtspunten en risico’s voor nu en de toekomst. De partners in het deltaprogramma herkennen de door de commissie gesignaleerde aandachtspunten en erkennen dat het belangrijk is deze te adresseren. Het kabinet kiest ervoor de aandachtspunten en risico’s die de commissie heeft gesignaleerd de komende periode samen met de partners zorgvuldig te overwegen en oplossingsrichtingen te onderzoeken.
Daarbij is het van belang vanuit de gevoelde gezamenlijke verantwoordelijkheid opnieuw te kijken naar de governance van het deltaprogramma en de rollen van de betrokken partners. Het is kortom aan de partners om gezamenlijk te zorgen voor een heldere opdracht voor het deltaprogramma de komende jaren.
Geen wetswijziging op dit moment
Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zien het kabinet en de partners geen reden voor een wijziging in de Deltawet en de relevante artikelen uit de Waterwet.
De commissie geeft het kabinet in overweging de opgaven, doelen en verantwoordelijkheden rond het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie in artikel 4.9 van de Waterwet vast te leggen. Het kabinet en de andere partners in het deltaprogramma hechten eraan het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie te versterken. Zo vindt in de tweede helft van dit jaar vervroegd een tussentijdse evaluatie van de aanpak en de voortgang plaats, die moet uitwijzen welke aanpassingen eventueel nodig zijn. De partners werken daarnaast nu al toe naar een apart Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie; hierover leest u meer in het Deltaprogramma 2017 dat het kabinet op Prinsjesdag aan uw Kamer aanbiedt. Het kabinet kiest mede daarom op dit moment niet voor een separate wijziging van de Waterwet, zoals door de commissie bedoeld. Een volgend kabinet kan deze afweging opnieuw maken op het moment dat de relevante artikelen uit de Waterwet opgaan in de Omgevingswet.
Samenvatting
Het kabinet is tevreden over het functioneren van de Deltawet, het deltaprogramma, het deltafonds en de deltacommissaris in de afgelopen jaren.
Er is veel bereikt. Toch is er geen reden voor zelfgenoegzaamheid. De weg naar 2050 is nog lang en er ligt nog veel werk. De beleidsontwikkeling voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie is nog in volle gang en verdient de komende jaren veel (bestuurlijke) aandacht. Na de inwerkingtreding van de nieuwe normering voor waterveiligheid kan de beoordeling van de keringen in 2017 van start gaan. De komende periode moet de omslag naar de uitvoering op alle thema’s zijn beslag krijgen. Er liggen kansen om de samenhang met andere doelen te versterken.
Het is daarom van groot belang het draagvlak en het momentum van het deltaprogramma nu vast te houden. Met de partners zet het kabinet daarom in op voortzetting van de horizontale samenwerking die het deltaprogramma kenmerkt.
Het kabinet en de andere partners in het deltaprogramma hebben afgesproken om vanuit de genoemde kansen en risico’s, een heldere vervolgopdracht voor het deltaprogramma en de deltacommissaris voor de komende jaren te formuleren. Ik verwacht uw Kamer daarover in het najaar van 2016 nader te kunnen informeren.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34513-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.