34 497 Wijziging van de Wet opslag duurzame energie in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 26 mei 2016 en het nader rapport d.d. 10 juni 2016, aangeboden aan de Koning door de Minister van Economische Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 22 april 2016, no.2016000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2017), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt ertoe om voor het jaar 2017 de hoogte vast te stellen van de tarieven in de Wet opslag duurzame energie.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft een opmerking over de motivering van het voorstel.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 april 2016, nr. 2016000745, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 26 mei 2016, nr. W15.16.0109/IV, bied ik U hierbij aan.

De Wet opslag duurzame energie (hierna: Wet ODE) is een heffing op het verbruik van aardgas en elektriciteit die met ingang van het jaar 2013 is geïntroduceerd.2 De opbrengst van deze heffing dient ter financiering van de uitgaven voor SDE+ (Stimulering van Duurzame Energie). De tarieven in de Wet ODE worden steeds vooraf bij wet vastgesteld aan de hand van de vooraf geraamde uitgaven voor de SDE+. Deze tarieven staan op dit moment daarom al vast voor de periode 2013 tot en met 2016. Het voorstel strekt ertoe de tarieven vast te stellen voor het jaar 2017.

Zoals uit het vorenstaande volgt is er een direct verband tussen de (geraamde uitgaven voor) SDE+ en de (voor de financiering van die uitgaven) benodigde inkomsten die met de Wet ODE worden gerealiseerd. Een bijstelling van de subsidiëring SDE+ kan dan ook gevolgen hebben voor de benodigde financiering ervan en dus voor de hoogte van de tarieven in de Wet ODE.

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet ODE is gesteld dat aan de hand van een evaluatie «het subsidiebeleid ter stimulering van de productie van duurzame energie kan worden bijgesteld».3 De evaluatie waarop werd gedoeld is de in het regeerakkoord «Bruggen slaan» voorziene (tussen)evaluatie4 van de SDE+ in het jaar 2016. Ook het latere «Energieakkoord voor duurzame groei» voorziet in een dergelijke evaluatie.5 Meer specifiek met betrekking tot (de tarieven tot en met het jaar 2016 in) de Wet ODE is tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel van wet ODE daarnaast gesteld: «In 2016 wordt de voortgang beoordeeld en over het vervolg besloten».6

De evaluatie van de SDE+ (die wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij) is voorzien in het tweede halfjaar van 2016 en de uitkomsten ervan zullen worden betrokken bij de evaluatie van het Energieakkoord.7

Het vorenstaande impliceert dat voorliggend voorstel de tarieven voor het jaar 2017 nu al vaststelt, terwijl nog geen evaluatie (met mogelijk gevolgen voor de hoogte van de tarieven in 2017) heeft plaatsgevonden. De toelichting gaat hier niet op in.

De Afdeling adviseert het voorstel, in het licht van de aangekondigde evaluatie, nader te motiveren.

Overeenkomstig het advies is in de memorie van toelichting ingegaan op de evaluatie van de SDE+ en het Energieakkoord later dit jaar. Aangezien de kasuitgaven voor 2017 samenhangen met reeds afgegeven beschikkingen, is aangegeven dat deze evaluatie nog geen gevolgen zal hebben voor de geplande kasuitgaven voor 2017.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt in de memorie van toelichting enkele wijzigingen van ondergeschikte aard door te voeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Wet van 20 december 2012, houdende regels voor de opslag duurzame energie (Wet opslag duurzame energie) (Stb. 2012, 673).

X Noot
3

Kamerstukken I 2012/13, 33 115, D, blz. 2, derde tekstblok.

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15, blz. 12, tweede streepje.

X Noot
5

Kamerstukken II 2013/14, 30 196, nr. 202, blz. 37, eerste tekstblok.

X Noot
6

Kamerstukken II 2012/13, 33 115, nr. 8, tweede tekstblok van de toelichting.

X Noot
7

Kamerstukken II 2015/16, 31 239, nr. 208, blz. 18/19.

Naar boven