34 491 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen (Wet bestuur en toezicht rechtspersonen)

Nr. 14 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN GENT EN VAN DAM

Ontvangen 20 januari 2020

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel F, wordt na het voorgestelde derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.

II

In artikel I, onderdeel G, wordt in het voorgestelde artikel 47 na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld.

III

In artikel I, onderdeel BBB, wordt na het voorgestelde derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van bestuurders ingevolge een statutaire regeling is aangewezen tot het verrichten van bestuursdaden, wordt voor wat deze bestuursdaden betreft met een bestuurder gelijkgesteld.

IV

In artikel I, onderdeel BBBB, wordt in het voorgestelde artikel 292a na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. De statuten bevatten voorschriften omtrent de wijze waarop in de uitoefening van de taken en bevoegdheden voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van alle commissarissen. De statuten kunnen deze voorschriften bevatten voor het geval van ontstentenis of belet van een of meer commissarissen. In de statuten kan nader worden bepaald wanneer sprake is van belet. Degene die bij ontstentenis of belet van commissarissen ingevolge een statutaire regeling de taken van een commissaris vervult, wordt voor het vervullen van die taken met een commissaris gelijkgesteld.

V

Aan artikel XV wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De rechtspersoon brengt bij de eerstvolgende statutenwijziging na inwerkingtreding van deze wet de statuten in overeenstemming met artikel 44 lid 3a, artikel 47 lid 3a, artikel 291 lid 3a en artikel 292a lid 3a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Toelichting

Aanvankelijk was in het wetsvoorstel de regeling ten aanzien van de belet- en ontstentenisregeling voor alle rechtspersoonsvormen opgenomen. In de memorie van toelichting wordt hierover opgemerkt: «Bij de consultatie is er in meerdere reacties op gewezen dat het ook voor andere rechtspersonen van belang is dat zij een regeling kennen voor ontstentenis en belet.» (MvT p.13). Bij de nota van wijziging is deze regeling echter uitsluitend voor de NV en de BV gehandhaafd en niet langer opgenomen voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Uit de commentaren op het (aangepaste) wetsvoorstel, blijkt dat voor deze keuze geen steun bestaat.

Indien het wetsvoorstel zoals gewijzigd bij nota van wijziging wordt aangenomen, zal de belet- en ontstentenisregeling niet gelden voor de vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij en stichting, terwijl daar geen goede grond voor is. Sterker, het is van belang dat ook voor deze rechtspersonen wordt voorzien in een wettelijke regeling die ertoe noopt dat de statuten voorschriften bevatten omtrent de wijze waarop in het bestuur respectievelijk het toezicht wordt voorzien zodra er sprake is van belet of ontstentenis van alle leden van het bestuur of (indien ingesteld) van de raad van commissarissen.

Het amendement strekt er derhalve toe om de beletregeling voor alle rechtsvormen gelijk te laten luiden. Er bestaat immers geen grond om onderscheid te maken tussen de vereniging, coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en stichting enerzijds, en de NV en de BV anderzijds. Dit past bij het streven naar uniformering dat met het wetsvoorstel wordt beoogd.

Artikel V geeft een afzonderlijke overgangsregel voor de bepaling dat er een statutaire regeling dient te zijn voor het geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of alle commissarissen (artikel 44 lid 3a, artikel 47 lid 3a, artikel 291 lid 3a en artikel 292a lid 3a).

Op basis van deze overgangsregel noodzaakt de verplichting tot het treffen van een ontstentenis- en beletregeling niet tot een zelfstandige statutenwijziging. De rechtspersoon die nog geen statutaire ontstentenis- of beletregeling heeft, kan aan de wettelijke regeling voldoen door bij de eerstvolgende statutenwijziging alsnog een dergelijke regeling op te nemen.

Van Gent Van Dam

Naar boven