34 485 XVIII Wijziging van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 juni 2016

De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 9 juni 2016 voorgelegd aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Bij brief van 17 juni 2016 ze door de Minister voor Wonen en Rijksdienst beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Van der Leeden

1

Welke maatregelen moeten worden genomen in verband met de uitvoeringsproblemen met het energielabel?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 17.

2

Wat zal het verwachte tekort op de huurtoeslag zijn voor 2017?

Antwoord:

Het verwachte tekort op de uitgaven huurtoeslag in 2017 is ca € 470 miljoen. Bijna de helft van dit bedrag wordt veroorzaakt door tekorten uit de vorige begroting. Het kabinet heeft vorig jaar dekking gevonden voor het tekort op de huurtoeslag in 2016. Voor het jaar 2017 en verder is voor dekking verwezen naar latere besluitvorming, waarmee deze tekorten cumuleren met de nieuwe problematiek. De nieuwe problematiek betreft vooral de doorwerking van de grote instroom van huishoudens in de huurtoeslag in 2015. Daarnaast houdt de stijging van de uitgaven verband met de verhoogde instroom van vergunninghouders en een extra instroom als gevolg van de verhoging van de grens van de vermogenstoets.

Het te dekken bedrag in 2017 bedraagt € 418 miljoen. Dat is het gemiddelde bedrag dat komende jaren jaarlijks bezuinigd zou moeten worden. Zoals de Minister van Financiën heeft aangegeven in zijn brief van 15 juni heeft het kabinet besloten in 2017 niet 418 mln. te bezuinigen op de huurtoeslag. De dekking van de tekorten voor de jaren na 2017 wordt meegenomen bij de Voorjaarsbesluitvorming in 2017.

3

Hoe groot is de bezuiniging op de huurtoeslag in 2017?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

4

Hoeveel mensen zullen gebruik maken van huurtoeslag in 2017 en hoeveel van hypotheekrenteaftrek in 2017 gezien de ontwikkeling van de afgelopen jaren, en hoe vertaalt zich dat naar concrete bedragen?

Antwoord:

In 2017 zullen er naar verwachting ca. 1,5 miljoen aanvragen voor huurtoeslag worden toegekend voor een totaal bedrag van ca. € 3,3 mld. Het betreft hier het aantal aanvragen welke na het definitief vaststellen ook blijkt recht te hebben op een bijdrage huurtoeslag. Het aantal ingediende aanvragen zal een stuk hoger liggen.

In 2017 zullen naar verwachting ca. 4 miljoen huishoudens gebruik maken van de hypotheekrenteaftrek voor een totaal bedrag van € 12,2 miljard. (grondslag € 28,6 miljard.).

5

Klopt het dat er rekening gehouden wordt met een tekort van ruim een half miljard op het artikel «betaalbaarheid» voor 2017? Zo nee, wat is dan de omvang van het tekort en hoe wordt dit tekort opgevangen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

6

Hoe groot zal de korting zijn wanneer er in 2017 wordt bezuinigd op de huurtoeslag door een verhoging van de kwaliteitskorting? Kunt u aangeven wat een dergelijke korting zou betekenen voor een huurtoeslaggerechtigde huurder met een gemiddelde huurprijs van een corporatiewoning in verschillende huishoudsamenstellingen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

7

Waarom is er sinds 2014 sprake van een overschrijding van de huurtoeslaguitgaven en een te lage inschatting op de begroting?

Antwoord:

Afgelopen jaren is de instroom van aanvragers huurtoeslag lager geraamd dan zich daadwerkelijk voordoet. Dit blijkt uit realisatiecijfers van de Belastingdienst. Uit deze realisatiecijfers over afgelopen jaren komt naar voren dat de gevolgen van de economische crisis en de afname van het niet-gebruik een grotere impact hadden (veel meer instroom dan verwacht) dan was geraamd. Vanwege de systematiek van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waarbij tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar nog wijzigingen in de toekenningen kunnen plaatsvinden (het definitief toekennen loopt tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar) is een betrouwbaar uitgangspunt voor de raming per definitie enkele jaren oud. De informatie over de groter dan geraamde stijging van het aantal rechthebbenden is daarom pas met vertraging beschikbaar (waardoor hier dus niet snel op geanticipeerd kan worden).

In 2015 was daarnaast ook sprake van hogere nabetalingen die een gevolg zijn van de versnelling van de definitieve bijdragevaststellingen voor de jaren 2013 en 2014.

Voor de jaren 2016 – 2020 is eveneens een overschrijding van het budget huurtoeslag voorzien. De overschrijding wordt deels veroorzaakt door de structurele doorwerking van de hogere instroom in 2015. Daarnaast speelt de doorwerking van de toegenomen migratie zoals in het antwoord op vraag 9 is opgenomen, de doorwerking van de verhoging van het heffingsvrij vermogen in box 3, wat een doorwerking heeft op de vermogenstoets in de huurtoeslag (€ 20 miljoen) en de niet gedekte tekorten van vorig jaar. Vorig jaar is het meerjarig tekort op de huurtoeslag eenmalig gedekt voor het jaar 2016 (zie ook antwoord op vraag 47).

De raming is noodzakelijkerwijs gebaseerd op ervaringen uit het verleden omtrent ontwikkeling van de populatie en veronderstellingen omtrent wisselwerking tussen externe factoren en de omvang van de populatie huurtoeslag. De externe factor die gezien de ervaringen uit het verleden de grootste invloed heeft op de omvang van de populatie is de economische ontwikkeling en de omvang van de werkloosheid. De raming van deze externe ontwikkeling is gebaseerd op ramingen van het CPB. De ramingen met betrekking tot de volumes sociale zekerheid (werkloosheidscijfers en bijstand) zijn in het verleden een aantal maal naar boven bijgesteld, waardoor pas op dat moment bleek dat voor de raming huurtoeslag van een te laag volume was uitgegaan.

8

Kan aangegeven worden wat sinds 2014 per jaar de reden van de overschrijding van de huurtoeslaguitgaven was?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 7.

9

Wat is de omvang (in aantallen en totaal) sinds 2014 van de overschrijding van de huurtoeslagen voor zover dat veroorzaakt wordt door de instroom van vergunninghouders?

Antwoord:

Uit de beschikbare administratieve bestanden inzake de huurtoeslag is niet af te leiden welk deel van de overschrijding sinds 2014 is veroorzaakt door instroom van vergunninghouders. In de ramingen van de huurtoeslaguitgaven wordt wel rekening gehouden met toegenomen migratie. Hiervoor is voor het jaar 2016 een bedrag opgenomen van € 23,1 miljoen oplopend naar € 125,7 miljoen in 2021. Hierbij is rekening gehouden met een dempend effect van de nieuwe regeling stimulering huisvesting vergunninghouders.

10

In hoeverre speelt mee dat woningcorporaties dure woningen aanbieden, in de wetenschap dat de huurtoeslag een groot deel van de hogere prijs compenseert?

Antwoord:

In de beleidsdoorlichting artikel 1 Woningmarkt die op 24 november 2015 aan Uw Kamer is gezonden wordt geconcludeerd dat huurtoeslagontvangers relatief meer huur betalen in relatie tot de kwaliteit van de woning dan niet-huurtoeslagontvangers. Dit duidt op een prijsopdrijvend effect van de werking van de huurtoeslag. Dit heeft te maken met het feit dat een verhoging van de huur (voor een deel) wordt gecompenseerd door een hogere huurtoeslag.

Mede op basis van de bevindingen in de beleidsdoorlichting wordt in het IBO Sociale Huur dit mechanisme nader bezien.

11

In hoeverre speelt mee dat studentenhuisvesters woningen voor studenten realiseren in de wetenschap dat de huurtoeslag een groot deel van de hogere prijs compenseert?

Antwoord:

Op basis van de verantwoordingsinformatie (dVi) van studentenhuisvesters over de periode 2009–2014 kan geconcludeerd worden dat sprake is van een verschuiving van onzelfstandige huisvesting naar zelfstandige studentenhuisvesting. In 2009 was het percentage onzelfstandig 68,4%. De uitbreiding van de voorraad sinds 2009 bestaat voor 51,1% uit onzelfstandige huisvesting. Er lijkt dus sprake van een verschuiving naar zelfstandige studentenhuisvesting.

De vraag in hoeverre de huurtoeslag een rol speelt in deze omslag is daarmee nog niet beantwoord. In het IBO Sociale huur wordt hier nader op ingegaan.

12

Klopt het dat de subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders met betrekking tot de realisatie van 14.000 extra woningen wordt gefinancierd uit besparingen op de huurtoeslag? Zo ja, wat is hiervoor de onderbouwing, aangezien het een toevoeging van woningen betreft?

Antwoord:

De subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders wordt inderdaad gefinancierd uit de daarmee samenhangende besparingen op de huurtoeslag. De voorwaarden in de subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders zijn zodanig gesteld dat er binnen deze huisvestingsvoorziening geen recht zal bestaan op huurtoeslag. Hiermee is de huisvestingsvoorziening een alternatief voor huisvesting in reguliere woonruimte met gebruik van huurtoeslag, en zal, in de mate dat gebruik wordt gemaakt van de huisvestingsvoorziening sprake zijn van een besparing op de huurtoeslaguitgaven.

13

Hoe verhoudt de financiële bijdrage voor de huisvestingsvoorzieningen van vergunninghouders uit de suppletoire begroting van € 25 miljoen zich tot het totaalbedrag van € 87,5 miljoen dat u noemt in uw brief van 27 november 2015?

Antwoord:

Het bedrag van € 25 miljoen in de suppletoire begroting betreft het deel van de kosten van de subsidieregeling die betrekking hebben op het jaar 2016.

Voor de subsidieregeling is in totaal € 87,5 miljoen beschikbaar. Uitgegaan wordt van een gefaseerde oplevering van 14.000 plaatsen in onder de subsidie vallende woonvoorzieningen. In de ex ante raming van het beloop van de regeling is uitgegaan van een verloop van het gebruik van de regeling volgens onderstaande tabel.

 

2016

2017

2018

Totaal

Aantal gerealiseerde plaatsen

4.000

6.000

4.000

14.000

Budgettair beslag (in € mln.)

25

37,5

25

87,5

14

Hoeveel budget is er specifiek beschikbaar voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)?

Antwoord:

Het NEF heeft een budget van € 300 miljoen voor het verstrekken van laagrentende leningen aan eigenaar-bewoners en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s). Van die € 300 miljoen komt € 75 miljoen van het Rijk en € 225 miljoen van de private financiers Rabobank en ASN Bank. € 50 miljoen van het rijksgeld is in 2014 overgemaakt aan het NEF. De laatste € 25 miljoen van het Rijk wordt waarschijnlijk in 2016 overgemaakt.

In 2016 krijgt het NEF additioneel een subsidie van het Rijk van € 10 miljoen voor het verlagen van de consumentenrente en voor marketingactiviteiten. Deze subsidie is onderdeel van de impuls van € 100 miljoen voor energiebesparing in de koopsector, die is afgesproken bij de totstandkoming van het Belastingplan 2016, waarover ik uw Kamer dit jaar heb geïnformeerd (Kamerstuk 30 196, nr. 457.

15

Kan een compleet overzicht gegeven worden van alle kasschuiven die sinds 2014 zijn toegepast met een inzichtelijke duiding waarvan het afkomstig was, waaraan het werd besteed en wat de nieuwe saldi zijn?

Antwoord:

Voor de revolverende fondsen voor energiebesparing was in 2014 in totaal € 185 miljoen beschikbaar. In 2014 is € 50 miljoen uitgekeerd aan de stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF). De overige € 25 miljoen voor het NEF is van 2014 naar 2015 en vervolgens van 2015 naar 2016 doorgeschoven, omdat het NEF deze liquiditeit nog niet nodig had. De verwachting is dat de laatste 25 miljoen in 2016 wel zal worden uitgekeerd aan het NEF.

Voor het revolverend fonds voor de huursector (FEH) is € 75 miljoen beschikbaar dat vanaf de rijksbegroting kan worden verstrekt in de vorm van leningen aan verhuurders. Dit bedrag is om diverse redenen nog niet tot uitkering gekomen (zie antwoord op vraag 20 en 49). Ook deze € 75 miljoen is van 2014 naar 2015 en vervolgens van 2015 naar 2016 doorgeschoven.

Er was nog € 35 miljoen gereserveerd voor een mogelijk apart fonds voor Verenigingen van Eigenaren. Ook dit bedrag is van 2014 naar 2015 en vervolgens van 2015 naar 2016 doorgeschoven. Dit bedrag wordt voor € 15 miljoen ingezet om een tekort in de uitvoering van het Energieakkoord en in het bijzonder het energielabel te dekken. Deze € 15 miljoen wordt niet besteed aan een apart fonds voor Verenigingen van Eigenaren (VvE’s), aangezien een dergelijk fonds geen toegevoegde waarde bleek te zullen hebben naast leningen die het Nationaal Energiebespaarfonds aan VvE’s verstrekt. Daarnaast wordt in lijn met de motie De Vries een plan uitgewerkt om de overige € 20 miljoen in te zetten voor een fonds duurzaam funderingsherstel.

16

Klopt het dat € 15 miljoen van niet-bestede middelen uit het fonds energiebesparing ten behoeve van Verenigingen van Eigenaren nu wordt ingezet ter dekking van de uitvoeringsproblematiek met betrekking tot het energielabel?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 15.

17

Welke maatregelen worden nu genomen in het kader van de uitvoeringsproblematiek bij het energielabel en waar bestaat die uitvoeringsproblematiek uit?

Antwoord:

Met de introductie van het vereenvoudigde energielabel zijn in 2015 enkele punten in de uitvoeringspraktijk aan het licht gekomen die verbeterd dienden te worden.

Deze punten zijn opgepakt, zoals het mogelijk maken van aanvragen van energielabels voor nieuwbouwwoningen in de webtool, het terugbrengen van het aantal schriftelijke aanvragen door het opnemen van een optie voor koppelingsverzoeken voor woningeigenaren die hun woning in de webtool niet kunnen vinden (zoals erfgenamen) en het opnemen van een optie in de webtool om een maatwerkadvies tot energiebesparing aan te vragen.

Naast het oppakken van deze punten is er ook onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de geregistreerde energielabels. Over de resultaten van dit onderzoek en de vervolgacties heb ik u op 17 maart 2016 geïnformeerd.

18

Waarom is in de eerdere brief aan de Kamer van 17 maart 2016 geen melding gemaakt van uitvoeringsproblemen?

Antwoord:

Zoals ik in mijn antwoord op vraag 17 heb aangegeven zijn er in 2015 maatregelen genomen om het energielabel verder te verbeteren.

Deze maatregelen zijn inmiddels doorgevoerd. Vandaar dat ik in de Kamerbrief van 17 maart 2016 niet meer ben ingegaan op uitvoeringsproblemen.

19

Wat vindt u van de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat de toezeggingen die u doet om de kwaliteit van het energielabel te versterken te beperkt zijn?

Antwoord:

Zoals ik in mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer en in het Algemeen Overleg op 1 juni 2016 heb toegelicht was het uitgangspunt bij de vereenvoudiging van het energielabel dat het systeem goedkoper en eenvoudiger werd. Hierbij is gezocht naar een balans tussen laagdrempeligheid en kwaliteit.

De voorstellen van de Algemene Rekenkamer brengen hogere administratieve lasten voor de burger en extra ontwikkelingskosten met zich mee, zonder dat dit garantie geeft op een betere betrouwbaarheid. Om die reden neem ik de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer niet over. In mijn antwoord op vraag 17 heb ik toegelicht welke verbeterpunten ik in 2015 heb opgepakt. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer en het onderzoek van BK Ingenieurs (Kamerbrief van 17 maart 2016, TK 2015–2016, 30 196, nr. 430) laten zien dat er ruimte is voor verbetering. Uiteraard zal ik mij ook in 2016 blijven inzetten om de kwaliteit van het label te blijven verbeteren, zoals o.a. aangegeven in hierboven genoemde Kamerbrief.

In 2017 zal ik opnieuw meten hoe het met de betrouwbaarheid van het energielabel staat, zoals ook besproken in het Algemeen Overleg van 1 juni 2016.

20

Waarom is het Revolverend Fonds Energiebesparing Huursector in 2015 niet tot uitbetaling gekomen?

Antwoord:

In de voortgangsbrief energiebesparing gebouwde omgeving van december 2015 heb ik Uw Kamer bericht over de ontwikkeling van het Fonds Energiebesparing Huursector (FEH) (Kamerstuk 30 196, nr.379). Er is in 2015 voor bijna 10 miljoen aan aanvragen binnengekomen. Hiervan zijn de grootste ingetrokken na de oproep van mij en Aedes om aanvragen in te trekken naar aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden bij aanvragen Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) en FEH (Kamerstuk 17 050, nr. 506).

Een andere belangrijke reden voor het geringe gebruik van de FEH lijkt te liggen in de tot nu toe bescheiden aantallen zeer energiezuinige renovaties die voor de laagrenterende FEH-financiering in aanmerking komen. De deelnemende corporaties aan de Stroomversnelling zouden bij uitstek van FEH gebruik kunnen maken. De verwachting is dat corporaties na inwerkingtreding van de energieprestatie- vergoeding meer gaan investeren in nul-op-de-meter renovaties en hierbij gebruik gaan maken van het FEH. Het budget voor FEH is naar verwachting volledig benut indien aan zo’n 5.000 woningrenovaties naar nul-op-de-meter een laagrenterende lening uit het FEH wordt verstrekt. Eind 2016 zal opnieuw worden bezien hoe de FEH-regeling loopt. Dan zal duidelijk worden of na de invoering van de energieprestatievergoeding het aantal aanvragen is toegenomen.

21

Klopt het en is het redelijk dat het surplus aan eigen vermogen bij de voormalige Rijksgebouwendienst (RGD) wordt afgeroomd en terug gaat naar departementen? Is dat op verzoek van die andere departementen en waarom heeft u ermee ingestemd?

Antwoord:

De regeling Agentschappen van het Ministerie van Financiën schrijft voor dat het eigen vermogen niet boven 5% van de omzet mag komen. Bij de fusie van voormalig RGD, RVOB en DVD is in overleg met het Ministerie van Financiën overeengekomen de bestemmingsreserves voor brandveiligheid te laten vervallen. Die mutaties, in combinatie met een positief resultaat over 2015, hebben er toe geleid dat er een surplus aan eigen vermogen is ontstaan dat boven de norm van 5% van de omzet ligt. Het Ministerie van BZK heeft, als eigenaar, voorgesteld het surplus terug te geven aan departementale klanten. Dat is de meest redelijke bestemming, omdat de klanten in het verleden de tarieven hebben betaald die tot het surplus hebben geleid.

22

Kunt u aangeven welk bedrag er bij de huurtoeslag gereserveerd is voor de instroom van vergunninghouders? Kunt u dit aangeven voor de ontwerpbegroting 2016 (1), mutaties via de nota van wijziging, incidentele suppletoire begroting en amendement (2), vastgestelde begroting 2016 (3) en mutaties 1e suppletoire begroting (4)?

Antwoord:

Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2016 (begin 2015) is geen rekening gehouden een hogere instroom van vluchtelingen.

Bij najaarsnota 2016 is een besparing van € 3 miljoen geboekt op het budget 2016 omdat de subsidieregeling huisvestingvoorziening vergunninghouders tot besparingen leidt.

Bij voorjaarsnota 2016 is een bedrag van € 26,1 miljoen opgenomen voor de extra instroom van vergunninghouders.

Per saldo is in de begroting huurtoeslag 2016 een bedrag van € 23,1 miljoen opgenomen voor de instroom van vergunninghouders.

23

Waarom wordt bij de ene tabel wel vermeld dat de bedragen maal € 1.000 zijn en bij de andere tabel niet?

Antwoord:

Voor alle budgettaire tabellen bij de beleidsartikelen geldt dat bedragen x € 1.000 worden weergegeven. Bij beleidsartikel 1 is deze toevoeging per abuis weggevallen.

24

Waarom is er wederom sprake van een te lage inschatting van de uitgaven aan huurtoeslag?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 7.

25

Welk aandeel van de te hoge huurtoeslaguitgaven komt voor rekening van woningcorporaties doordat zij te duur toewijzen?

Antwoord:

Vanaf 1 januari 2016 gelden regels voor woningcorporaties rond het passend toewijzen. Vanaf dat moment mogen woningcorporaties bij 95% van de nieuwe verhuringen aan huishoudens uit de doelgroep van de huurtoeslag geen huur vragen boven de geldende aftoppingsgrens in de huurtoeslag. Voor 2016 gold deze verplichting niet. In die zin kan niet gesproken worden over een effect van te duur toewijzen. In de beschikbare administratieve bestanden inzake de huurtoeslag is verder niet opgenomen of de huurtoeslagontvanger een corporatiewoning of een woning van een andere verhuurder bewoont.

26

Waarom is er al meerdere jaren sprake van een overschrijding op het budget voor de huurtoeslag? En waarom wordt er niet realistisch begroot?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 7.

27

Waarom is het tekort op de huurtoeslag in de jaarstukken 2015 € 330 miljoen, en in de voorjaarsnota € 234 miljoen? En hoe is het verschil te verklaren?

Antwoord:

De overschrijding van € 330 miljoen is het verschil tussen de uiteindelijke realisatie 2015 en de ontwerpbegroting in 2015. De mutatie van € 234 miljoen betreft de verhoging van het budget huurtoeslag voor 2016. Het betreft twee verschillende jaren.

De overschrijding 2015 werkt niet in één keer en ook niet volledig (alleen het structurele gedeelte) door in het budget 2016.

Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2016 aan het begin van 2015 is de overschrijding 2015 al voor een deel meegenomen omdat de stijging van de uitgaven huurtoeslag 2015 voor een deel al zichtbaar waren in de realisaties.

De verhoging van het budget 2016 bij voorjaarsnota 2016 heeft te maken met de doorwerking van het (structurele)deel van de overschrijding 2015 die nog niet in de ontwerpbegroting 2016 was meegenomen en met oorzaken, zoals genoemd in antwoord 7.

28

Hoe wordt de extra € 100 miljoen aan duurzaamheidsmaatregelen voor huiseigenaren gedekt?

Antwoord:

De € 100 miljoen komt voort uit de afspraken over het Belastingplan 2016.

29

Hoeveel budget is er beschikbaar voor het NEF (Nationaal Energiebesparingsfonds)?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 14.

30

Wat zegt het voortdurend overschrijden van de begroting voor de huurtoeslag over de kwaliteit van de ramingen?

Antwoord:

De basis voor de raming van het huurtoeslag budget betreft de bij de belastingdienst bekende gegevens over het actuele gebruik van de regeling. Vanwege de systematiek van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regeling (AWIR), waarbij tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar nog wijzigingen in de toekenningen kunnen plaatsvinden (het definitief toekennen loopt tot twee jaar na afloop van het toeslagjaar) is een betrouwbaar uitgangspunt voor de raming per definitie enkele jaren oud.

Op grond van macro-economische ramingen van onder andere het Centraal Planbureau wordt een inschatting gemaakt van de ontwikkeling in latere jaren van de inkomens van de populatie, de huurontwikkeling en de inkomens en huurgrenzen binnen de huurtoeslag. Voor de raming van de aantallen huurtoeslagontvangers wordt rekening gehouden met een geobserveerde lange termijntrend en de doorwerking van mutaties in de werkloosheid. Met effecten van beleidswijzigingen wordt separaat rekening gehouden.

Gegeven de op basis hiervan geraamde ontwikkeling van het budget huurtoeslag naar toeslagjaar wordt de begrotingsraming gemaakt. Deze inschatting van de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven wordt bepaald door de omvang van de (na)betalingen en terugvorderingen die de belastingdienst toepast naar aanleiding van het definitief vaststellen van de voorschotten. Door de systematiek van de AWIR worden in eerste instantie voorschotten verstrekt op basis van actuele, deels geschatte gegevens. Bij het definitief vaststellen ontvangt een deel van de populatie nabetalingen of terugvorderingen, omdat het voorschot te laag was dan wel te hoog was. De terugvorderingen leiden tot ontvangsten, die in de loop van de tijd binnen zullen komen. De planning van het definitief vaststellen van de aanvragen is daarbij zeer belangrijk, omdat daarmee de hoogte en het tijdstip van nabetalingen en terugvorderingen geraamd kunnen worden.

De raming is noodzakelijkerwijs gebaseerd op ervaringen uit het verleden omtrent ontwikkeling van de populatie en veronderstellingen omtrent wisselwerking tussen externe factoren en de populatie huurtoeslag. De externe factor die gezien de ervaringen uit het verleden de grootste invloed heeft op de omvang van de populatie is de economische ontwikkeling en de omvang van de werkloosheid. De raming van deze externe ontwikkeling is gebaseerd op ramingen van het CPB. De ramingen met betrekking tot de volumes sociale zekerheid (werkloosheidscijfers en bijstand) zijn een aantal maal naar boven bijgesteld, waardoor pas op dat moment bleek dat voor de raming huurtoeslag van een te laag volume was uitgegaan.

Uit de realisatie van de afgelopen jaren bleek dat de gevolgen van de economische crisis en de afname van het niet-gebruik een grotere impact hadden (veel meer instroom dan verwacht) dan was geraamd. Op grond van realisaties worden de ramingen gecorrigeerd/bijgesteld. De geconstateerde stijging van de groep huurtoeslagontvangers wordt dus idealiter zo snel mogelijk in de ramingen verwerkt. Hier blijkt echter een vertraging vanuit de systematiek van de toeslagen. Door de systematiek van het verstrekken van voorschotten en het 2 jaar later definitief toekennen kan de raming niet gebaseerd worden op actuele cijfers. Pas 2 jaar na een huurtoeslagjaar is definitief de omvang van de populatie bekend. Op dat moment kunnen de cijfers pas worden aangepast op basis van de gerealiseerde aantallen.

31

Als de dekking van het tekort op de huurtoeslag betrokken wordt bij nadere budgettaire besluitvorming, hoe kan dan nu al gesteld worden dat de kwaliteitskorting verhoogd wordt?

Antwoord:

Deze stelling betreft het feit dat indien de dekking van de tekorten op de huurtoeslag binnen de huurtoeslag moet worden gevonden, dit zal worden vormgegeven via een verhoging van de zogenaamde kwaliteitskorting. Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.

32

Op welke nadere budgettaire besluitvorming wordt gedoeld aangaande de dekking van de overschrijdingen op de huurtoeslag?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

33

Aan welke randvoorwaarden moet een fonds voor duurzaam funderingsherstel voldoen? Wanneer komt er nadere invulling voor dit fonds?

Antwoord:

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de invulling van de randvoorwaarden voor het fonds voor het duurzaam funderingsherstel. Deze randvoorwaarden zien erop toe dat de financiële risico’s voor het Rijk beperkt blijven. Ik zal uw Kamer vóór het zomerreces informeren over de stand van zaken en daarbij ook het verdere proces schetsen dat nog moet worden doorlopen.

34

Kan het tekort op de huurtoeslag worden uitgesplitst naar doelgroep? Welk percentage van de overschrijding is toe te schrijven aan respectievelijk inkomensdaling, lager niet-gebruik en toetreders tot de woningmarkt?

Antwoord:

De door u gevraagde uitsplitsing van het tekort is niet exact te maken.

De tegenvaller van € 234 miljoen in 2016 betreft voor het merendeel de doorwerking van de in 2015 oplopende instroom van huurtoeslagaanvragers. Een deel van deze oplopende instroom wordt, naast de instroom als gevolg van de economische omstandigheden, veroorzaakt door een afname van het niet-gebruik, maar dit is niet goed te kwantificeren. Daarnaast speelt de doorwerking van de toegenomen migratie zoals in het antwoord op vraag 9 is opgenomen en de doorwerking van de verhoging van het heffingsvrij vermogen in box 3, wat een doorwerking heeft op de vermogenstoets in de huurtoeslag (€ 20 miljoen). Het tekort wordt enigszins gecompenseerd door de doorwerking van een meevallende huurontwikkeling (€ 26,8 miljoen).

35

Wat is de beoogde gemiddelde korting op de huurtoeslag voor een huurder die € 700 kale huur per maand betaalt?

Antwoord:

Vanwege het niet doorgaan van de bezuiniging op de huurtoeslag in 2017(zie ook het antwoord op vraag 2 en 3) zal de beoogde gemiddelde korting niet plaatsvinden.

36

Waar komt de saneringsbijdrage van € 15 miljoen voor woningcorporatie WSG ineens vandaan? Waarom is deze post niet eerder voorzien?

Antwoord:

De Woningstichting Geertruidenberg (WSG) ontvangt als onderdeel van het Herzien saneringsbesluit van 24 juli 2013 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV), besluit nummer 81, meerjarig een saneringsbijdrage. In algemene zin is het zo dat op basis van actuele inzichten in de meerjarige kasstroomprognoses van de saneringscorporatie, de feitelijke saneringsbijdrage in totaal en/of van jaar op jaar kan worden bijgesteld. In 2015 heeft WSG een bijdrage ontvangen van afgerond € 8,4 miljoen voor het eerste kwartaal van 2016. Dit bedrag slaat neer in de begroting 2015 en is verantwoord in de slotwet 2015 (Kamerstukken 34 475 XVIII nr. 3). In maart 2016 heeft het WSW op basis van de geactualiseerde liquiditeitsprognose van WSG van februari 2016 besloten een saneringsbijdrage van € 15 miljoen te verstrekken voor het tweede kwartaal 2016. Dit bedrag is opgenomen in de eerste suppletoire begroting 2016.

37

Hoe kan een subsidieregeling voor de bouw van 14.000 woningen voor statushouders betaald worden door de huurtoeslag? Hoeveel huurders krijgen hierdoor minder huurtoeslag?

Antwoord:

De subsidieregeling heeft betrekking op de oplevering van 14.000 plaatsen in onder de subsidie vallende woonvoorzieningen. Zonder deze subsidie zouden de betreffende vergunninghouders reguliere woningen betrekken met recht op huurtoeslag. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op de vragen 12, 39 en 40 leidt de huisvestingsvoorziening op zichzelf tot een daling van de huurtoeslaguitgaven, welke worden benut voor dekking van de subsidieregeling. Er is vanuit de (financiering van) de subsidieregeling geen sprake van andere huurders die hierdoor minder recht op huurtoeslag zouden krijgen.

38

Hoeveel subsidie is er exact gemoeid met de huisvestingsvoorziening voor de bouw van 14.000 woningen voor statushouders? En waarom noemde u eerst € 25 miljoen en later € 87,5 miljoen in uw brieven naar de Kamer?

Antwoord:

Zoals ook in het antwoord op vraag 13 is aangegeven betreft het bedrag van € 25 miljoen het deel van de kosten van de subsidieregeling die betrekking hebben op het jaar 2016.

Voor de subsidieregeling is in totaal € 87,5 miljoen beschikbaar. Uitgegaan wordt van een gefaseerde oplevering van 14.000 plaatsen in onder de subsidie vallende woonvoorzieningen. In de ex ante raming van het beloop van de regeling is uitgegaan van een verloop van het gebruik van de regeling volgens onderstaande tabel.

 

2016

2017

2018

Totaal

Aantal gerealiseerde plaatsen

4.000

6.000

4.000

14.000

Budgettair beslag (in € mln.)

25

37,5

25

87,5

39

Waarom is er geen geld bij andere ministeries gevonden om de huisvestingsvoorziening voor statushouders te bekostigen? En hoe wordt de subsidieregeling exact gedekt?

Antwoord:

Zie ook de antwoorden op de vragen 12 en 37. De subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders wordt gefinancierd uit de daarmee samenhangende besparingen op de huurtoeslag. De voorwaarden in de subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders zijn zodanig gesteld dat er binnen deze huisvestingsvoorziening geen recht zal bestaan op huurtoeslag. Hiermee is de huisvestingsvoorziening een alternatief voor huisvesting in reguliere woonruimte met gebruik van huurtoeslag, en zal, in de mate dat gebruik wordt gemaakt van de huisvestingsvoorziening sprake zijn van een besparing op de huurtoeslaguitgaven. Deze besparing op de huurtoeslaguitgaven is voldoende voor de financiering van de huisvestingsvoorziening. Hiermee is er geen noodzaak elders (zoals bij andere ministeries) dekking te vinden.

40

Klopt het dat u de huisvestingsvoorziening wilt bekostigen uit het budget voor de huurtoeslag? En leidt dit, conform de begrotingsregels, tot een bezuiniging? En hoeveel bedraagt deze dan precies?

Antwoord:

Zie ook de antwoorden op de vragen 12, 37 en 39. De subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders wordt inderdaad gefinancierd uit de daarmee samenhangende besparingen op de huurtoeslag. Dit leidt niet tot een per saldo bezuiniging. De voorwaarden in de subsidie voor de huisvestingsvoorziening van vergunninghouders zijn zodanig gesteld dat er binnen deze huisvestingsvoorziening geen recht zal bestaan op huurtoeslag. Hiermee is de huisvestingsvoorziening een alternatief voor huisvesting in reguliere woonruimte met gebruik van huurtoeslag, en zal, in de mate dat gebruik wordt gemaakt van de huisvestingsvoorziening sprake zijn van een besparing op de huurtoeslaguitgaven. Deze besparing op de huurtoeslaguitgaven is meerjarig gezien voldoende voor de financiering van de huisvestingsvoorziening.

41

Klopt het dat hogere aanspraken op de zorgtoeslag door de verhoogde asielinstroom niet leiden tot bezuinigingen op de zorgtoeslag? Waarom zou dit dan wel gelden voor de huurtoeslag?

Antwoord:

Er is in dit verband geen sprake van bezuinigingen op de huurtoeslag. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op de vragen 12, 37, 39 en 40 leidt de huisvestingsvoorziening op zichzelf tot een daling van de huurtoeslaguitgaven, welke worden benut voor dekking van de subsidieregeling.

42

Klopt het dat door de gekozen systematiek huurtoeslaggerechtigden dus betalen voor de stijgende asielinstroom?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 37.

43

Wat is de meest recente informatie over het gebruik van de voorziening voor de huisvesting van statushouders?

Antwoord:

Met de subsidieregeling wordt een versnelde realisatie van extra huisvestingscapaciteit gestimuleerd. Per gehuisveste vergunninghouder wordt € 6.250,– verstrekt voor nieuwbouw van woonvoorzieningen of de transformatie van panden die voorheen nog geen functie «wonen» hadden. Er is subsidie beschikbaar voor de huisvesting van 14.000 vergunninghouders.

Stand van zaken per 1 juni 2016:

  • Er is tot op heden 13% van het beschikbare budget van € 87,5 miljoen gereserveerd, vier maanden na openstelling van de regeling die een looptijd heeft tot en met december 2018.

  • Deze aanvragen bieden plek aan 1.774 vergunninghouders. Er zijn in mei nieuwe aanvragen gedaan voor ca 1.004 vergunninghouders, maar die zijn nog in behandeling.

  • Er is sprake van een stijgende lijn in het aantal aanvragen. Dit geldt ook voor de aanvragen die door corporaties worden gedaan (gestegen van 25% naar 40% van de aanvragen).

  • Er moet wel rekening gehouden worden met de nodige doorlooptijd voor het geschikt maken van de huisvestingsvoorzieningen. Naar verwachting worden de eerste projecten die met behulp van de subsidieregeling zijn opgestart in de zomer van 2016 opgeleverd. Op zijn vroegst zijn de effecten merkbaar in de tweede helft van het jaar.

44

Wat zijn de exacte oorzaken van de tekorten op de huurtoeslag in 2014, 2015 en 2016, en wanneer worden deze definitief vastgesteld?

Antwoord:

Exacte oorzaken van de tekorten voor de toeslagjaren 2014, 2015 en 2016 zijn op dit moment niet te geven omdat het definitief toekennen voor deze toeslagjaren nog niet is afgerond of nog moet beginnen. Uit realisatiecijfers van de afgelopen jaren komt naar voren dat de oorzaken van de tekorten op de huurtoeslag vooral liggen in het groter aantal huishoudens dat een bijdrage huurtoeslag heeft aangevraagd en gekregen in vergelijking met de raming. De grotere instroom in de huurtoeslag heeft vooral te maken met de doorwerking van de economische crisis en de afname van het niet-gebruik in de huurtoeslag.

Het definitief toekennen van een toeslagjaar wordt in twee jaar na afloop van het toeslagjaar nagenoeg afgerond. Na twee jaar doen zich nog wijzigingen voor maar die veranderen de definitieve stand van het toeslagjaar niet in belangrijke mate. De definitieve standen van de toeslagjaren 2014, 2015 en 2016 zullen respectievelijk aan het eind van de jaren 2016, 2017 en 2018 worden vastgesteld.

45

Welk aandeel van een grotere vraag naar huurtoeslag is terug te voeren op woningcorporaties die te duur hebben toegewezen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 25.

46

Wordt de algemene maatregel van bestuur over de huurtoeslag voorgehangen bij de Kamer?

Antwoord:

Het kabinet heeft buiten de huurtoeslag dekking gevonden voor het tekort op de huurtoeslag in 2017. Het is dus niet langer noodzakelijk om dit jaar een bezuiniging binnen de huurtoeslag door te voeren en de voorgenomen AMvB bij uw Kamer in te dienen. Overigens is in de Wet op de huurtoeslag vastgelegd dat een AMvB waarmee de percentages van de kwaliteitskorting (of andere huurtoeslagparameters) worden gewijzigd, gedurende acht weken dient voor te hangen in beide Kamers.

47

Wat bedoelt u met «tekorten uit eerdere jaren zijn slechts incidenteel gecompenseerd»? Kunt u dit toelichten?

Antwoord:

In de begroting Wonen en Rijksdienst voor het jaar 2015 is aangegeven dat het kabinet heeft besloten voor de jaren 2015, 2016 en 2017 budget toe te voegen ter dekking van de op dat moment geobserveerde tekorten in de huurtoeslag. Voor de jaren na 2017 is op dat moment nog geen oplossing geboden. Vervolgens is in de begroting Wonen en Rijksdienst voor het jaar 2016 aangegeven dat in

de augustusbesluitvorming dekking buiten de huurtoeslag is gevonden voor de problematiek in 2016. Daarbij is aangegeven dat over dekking van de resterende tekorten in latere jaren in het voorjaar zou worden besloten. Hiermee was voor de komende begroting sprake van een op te lossen problematiek, los van de nieuw geobserveerde tegenvallers.

48

Wanneer is de definitieve dekking van het tekort op de huurtoeslag bekend?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

49

Wat zijn de oorzaken dat er geen uitbetaling is geweest van het Revolverend Fonds Energiebesparing Huursector?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 20.

Naar boven