34 485 J Wijziging van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 juni 2016

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 9 juni 2016 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 17 juni 2016 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Stijnen

Vraag 1

Kunt u de systematiek toelichten die u heeft gebruikt voor de technische verwerking van het saldo 2015 op de begrotingsartikelen en subartikelen?

Antwoord:

Het saldo 2015 wordt bepaald door de realisatie 2015 af te zetten tegen de beschikbare bedragen in 2015 (stand ontwerpbegroting 2016). De verschillen hiertussen worden één op één tegengeboekt in 2016. Een lagere uitgavenrealisatie dan het beschikbare bedrag in 2015 betekent een voordelig saldo 2015. Dit saldo wordt dan in 2016 toegevoegd op hetzelfde artikel(onderdeel)/project als waar het saldo in 2015 is ontstaan. Per saldo over de twee jaren betekent deze systematiek dat het beschikbare bedrag voor het project of artikelonderdeel niet wijzigt.

Vraag 2

Kunt u een cijfermatige aansluiting maken tussen de realisatie 2015 en de technische verwerking van het saldo 2015 in de eerste suppletoire begroting, uitgesplitst naar de verschillende (sub-) artikelen?

Antwoord:

In bijlage 3 is de opbouw van het saldo 2015 per artikelonderdeel in de kolom 2015 inzichtelijk gemaakt1. De technische verwerking van het saldo 2015 in de eerste suppletoire begroting staat in de kolom 2016. Negatieve bedragen bij de uitgaven zijn een verlaging van het beschikbare bedrag en positieve bedragen zijn een verhoging van het beschikbare bedrag. Bij de ontvangsten zijn negatieve bedragen een verhoging van het beschikbare bedrag en positieve bedragen een verlaging van het beschikbare bedrag.

Vraag 3:

Is bij de verwerking van het saldo 2015 sprake van een zuiver technische verwerking of liggen hier ook beleidskeuzes aan ten grondslag? Indien hieraan ook beleidskeuzes ten grondslag liggen, kunt u deze dan toelichten?

Antwoord:

De verwerking van het saldo betreft een zuiver technische verwerking. Hier liggen geen beleidskeuzes aan ten grondslag.

Vraag 4

Kunt u reageren op het artikel uit Binnenlands Bestuur waarin wordt aangegeven dat er honderden mensen gezocht worden voor het uitvoeren van dijkversterking? Klopt het dat de waterschappen en Rijkswaterstaat onvoldoende mankracht en expertise kunnen aantrekken om 750 km aan dijken te versterken? (http://www.binnenlandsbestuur.nl/ambtenaar-en-carriere/nieuws/honderden-mensen-gezocht-voor-dijkversterking.9525943.lynkx?mt=XPLkV7CNHZ2pKvfpd+RfGQ&vk=f17W0JP2dJnbybrtiBvkOg&pub=1002)?

Antwoord:

De opgave in het Hoogwaterbeschermingsprogramma is groot. Deze opgave wordt de komende jaren opgepakt door waterschappen en Rijkswaterstaat. Op basis van reeds uitgevoerde projecten (Hoogwaterbeschemringsprogramma 2 en Ruimte voor de Rivier) is geraamd dat hiervoor jaarlijks ca. 350 fte nodig is. Rekening houdend met de uitstroom van personeel door o.a. het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt door waterschappen en Rijkswaterstaat actief geworven op technisch personeel. Voor de versterkingsopgave is naar huidige inzichten geen sprake van een knelpunt. Zoals ik eerder meldde leidt de huidige krappe markt tot beperkt aanbod van geschikt personeel. Daarom zetten Rijkswaterstaat en Waterschappen binnen de alliantie ook in op opleidingen, trainee-programma’s, onderlinge uitwisseling (dijkwerkerspool, kenniscommunities, gezamenlijke reviewteams) en samenwerking met de markt, kennisinstituten en universiteiten. Daar waar specifieke kennis nodig is wordt extra extern personeel toegevoegd. Deze acties zijn nodig en zijn er op gericht om te zorgen dat er voldoende menskracht en expertise beschikbaar is en blijft voor de komende decennia.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven