34 477 Sociaal domein

31 839 Jeugdzorg

Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2017

Mede namens de Staatssecretaris en de Minister van Veiligheid en Justitie ontvangt u vier rapporten van de samenwerkende inspecties jeugd1.

Het gaat om twee jaarbeelden met een overzicht van het onderzoek dat in 2016 is verricht door respectievelijk het Toezicht Sociaal Domein/ Samenwerkend Toezicht Jeugd en het jaarbeeld van de samenwerkende inspecties op het terrein van jeugd. Daarnaast treft u ook twee samenvattende rapporten aan met onderzoek naar de kwaliteit van Veilig Thuis, stap 2 en onderzoek naar de wijkteams en kwetsbare gezinnen. Het gaat om de volgende rapporten:

  • Beleid in praktijk, Jaarbeeld 2016 Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd. Dit is het eerste Jaarbeeld van de samenwerkende inspecties in het sociaal domein. Het Jaarbeeld is agenderend van aard. En geeft aan de hand van 3 dominante thema’s, te weten vroegsignalering en preventie, eigen kracht en veiligheid, weer hoe de inspecties rijks- en gemeentelijk beleid in de praktijk vertaald zagen.

  • Jaarbeeld 2016, Landelijk Toezicht Jeugd. Dit is het jaarbeeld van het Landelijk Toezicht Jeugd (gevormd door de Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie) die verslag doen van de activiteiten en bevindingen in het jeugddomein over 2016.

  • De kwaliteit van Veilig Thuis stap 2. Deze samenvattende rapportage geeft een overzicht van de resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van vierentwintig Veilig Thuis organisaties. Het onderzoek richt zich met name op de kwaliteit van het doen van onderzoek en het inzetten van vervolgtrajecten door Veilig Thuis. De afzonderlijke rapporten van de vierentwintig onderzochte Veilig Thuis organisaties worden op de website van de Inspectie Jeugdzorg gepubliceerd; https://www.inspectiejeugdzorg.nl/.

  • Het wijkteam en kwetsbare gezinnen. Deze samenvattende rapportage geeft de resultaten van het onderzoek naar het wijkteam en de zorg voor kwetsbare gezinnen in zes gemeenten. De afzonderlijke rapportages van het onderzoek per gemeente zijn beschikbaar via de website https://www.jeugdinspecties.nl/.

Door het onderzoek van de samenwerkende inspecties op het terrein van jeugd en hun aandacht voor de knelpunten en kwetsbaarheden in het jeugdstelsel helpen zij het jeugdveld; professionals, aanbieders van jeugdhulp, gemeenten en rijksoverheid, bij het verbeteren en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdhulp. De ontwikkeling van het nieuwe jeugdstelsel is nog in volle gang, maar de uitkomsten van de onderzoeken en de verbetervoorstellen van de inspecties dragen zeker bij aan betere jeugdhulp voor alle gezinnen, kinderen en jongeren die dit nodig hebben.

In deze brief ga ik nader in op de resultaten van de twee onlangs afgeronde onderzoeken; te weten het onderzoek naar Veilig Thuis (stap 2) en het onderzoek naar wijkteams en de zorg aan kwetsbare gezinnen.

De kwaliteit van Veilig Thuis stap 2

Samenvatting

Nadat anderhalf jaar heel hard gewerkt is door de Veilig Thuis-organisaties, door gemeenten, door de VNG en het VNG-programma Veilig Thuis – de basis op orde, komen de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidzorg (hierna inspecties) met het oordeel dat alle Veilig Thuis-organisaties positief in ontwikkeling zijn. Zij concluderen dat zeker in vergelijking met het toezicht stap 1, alle Veilig Thuis-organisaties een enorme groei hebben doorgemaakt. De basis is op orde. In stap 2 is onderzocht of de kwaliteit van de onderzoeken en het vervolg hierop, op niveau is. De helft van de Veilig Thuis-organisaties scoort voldoende, tien scoren matig en twee krijgen een onvoldoende. Bij zes Veilig Thuis-organisaties is sprake van een wachtlijst, waarbij Veilig Thuis overigens altijd onmiddellijk handelt bij acute onveilige situaties. Op basis van de verbeterplannen verwachten de inspecties dat de positieve ontwikkelingen zullen doorzetten, waardoor de geconstateerde zwakke plekken binnen een halfjaar zijn opgelost. De inspecties houden hier de vinger aan de pols. Het Landelijk Netwerk Veilig Thuis wil in samenspraak met de VNG en het kabinet zich in de komende jaren extra inzetten om hun werkwijze en de samenwerking met ketenpartijen duurzaam te ontwikkelen en te verbeteren.

De inzet van Veilig Thuis bij ouderenmishandeling is door de inspecties geïnventariseerd. De inspecties troffen geëngageerde professionals en inspirerende voorbeelden aan.

Toelichting

De inspecties zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) en voeren dit stapsgewijs uit. In februari 2016 hebben de inspecties stap 1 afgerond. Hier lag de focus op de aanwezigheid van de basisvoorwaarden (randvoorwaarden en organisatie) voor Veilig Thuis. Eindconclusie was dat een aantal VT-organisaties kwetsbaar is en dat een groot aantal te kampen had met wachtlijsten. Dit was een onaanvaardbare situatie. Samen met de verantwoordelijke wethouders, de VNG en de Minister van VenJ, heb ik het VNG programma: Veilig Thuis-de basis op orde, onder leiding van Jan-Dirk Sprokkereef, geïnitieerd.

Het toezicht stap 2 van de inspecties, dat nu is afgerond, richt zich niet meer op de basisvoorwaarden maar op de kwaliteit van het inzetten van de vervolgtrajecten en de onderzoeken door Veilig Thuis. Daarnaast hebben de inspecties opnieuw naar de wachtlijsten gekeken. Van de 26 VT-organisaties hebben de inspecties er 24 onderzocht. Van de laatste twee, die onder verscherpt toezicht hebben gestaan, wordt het onderzoek later gestart, dit zal waarschijnlijk in juli 2017 zijn afgerond.

De inspecties zijn positief over de enorme groei en verbetering die de VT-organisaties samen met de gemeenten hebben weten te realiseren. Nagenoeg alle Veilig Thuis organisaties hebben de randvoorwaarden op orde zoals die onderzocht werden bij stap 1 van het toezicht. Nu de inspecties de lat hoger hebben gelegd, krijgen 12 VT-organisaties een voldoende, 10 scoren matig en 2 scoren onvoldoende.

De aanwezigheid van een wachtlijst was een zwaar toetspunt voor de inspecties. Als er een wachtlijst aanwezig is, kan een Veilig Thuis niet hoger scoren dan «matig». Driekwart van de VT-organisaties zijn wachtlijstvrij. Eén Veilig Thuis heeft een wachtlijst voor de start van een triage en vijf VT-organisaties wachten te lang met de start van een onderzoek. De inspecties stellen dat bij acute onveilige situaties altijd meteen wordt gehandeld.

Naast de wachtlijstproblematiek bij de resterende VT-organisaties, vragen de inspecties aandacht voor de monitorfunctie. Bij nagenoeg alle 24 VT-organisaties is deze nog onvoldoende ontwikkeld. Voorts constateren de inspecties dat afspraken over de veiligheid van betrokkenen over het algemeen goed worden gemaakt maar niet altijd goed worden vastgelegd. Tot slot blijft de maximale doorlooptijd van een onderzoek, tien weken, een verbeterpunt voor vele VT-organisaties.

Van de VT-organisaties die matig of onvoldoende scoort is bij sommige de samenwerking met het lokale veld nog niet goed geregeld, bij sommige ontbreekt een kwaliteitmanagementsysteem en bij sommige wordt niet standaard met het kind gesproken.

De inspecties verwachten op basis van de geplande en ingezette verbeteringen van de VT-organisaties en de gemeenten dat ook de Veilig Thuis organisaties die het oordeel «matig» en «onvoldoende» kregen, binnen een halfjaar een voldoende gaan scoren op de verwachtingen van stap 2. De inspecties zullen dat controleren en mij daarover berichten.

De inspecties hebben de aanpak van ouderenmishandeling door Veilig Thuis geïnventariseerd. Dit is volop in ontwikkeling. Bij 23 van de 24 bezochte VT-organisaties is een aandachtsfunctionaris ouderenmishandeling aangesteld. De inspecties troffen enthousiaste en betrokken professionals aan die zorgen voor inspirerende voorbeelden in de aanpak van ouderenmishandeling.

De belangrijkste uitdaging voor gemeenten, het lokale veld en de VT-organisaties ligt volgens de inspecties in een goede implementatie van de lokale samenwerkingsafspraken op casusniveau. Dit sluit aan bij de signalen van de Kring van Veiligheid en het eindrapport van de Taskforce aanpak kindermishandeling en seksueel misbruik. Zij geven aan dat het professionele netwerk rond de slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties beter zou moeten sluiten en de regie over de casus altijd helder moet zijn. Samen met de Minister en Staatssecretaris van VenJ ben ik van plan om de partijen hierin te ondersteunen door middel van een meerjarig nationaal ondersteuningsprogramma, waarover ik u eerder heb bericht in de voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) van 2 februari 20172. Hiertoe heb ik twee kwartiermakers vanuit het Rijk aangesteld om dit uit te werken. Ook zijn twee gemeenten benaderd om allebei een kwartiermaker te leveren. Uiteraard wordt de VNG hierbij betrokken. U wordt hierover in de eerstvolgende brief over GIA nader geïnformeerd.

Veilig Thuis werkt hard aan de kwaliteitsverbetering van hun werk. De VT-organisaties hebben zich landelijk verenigd in het Landelijk Netwerk Veilig Thuis. Dit samenwerkingsverband beoogt om van elkaar te leren en om kwaliteitsnormen te ontwikkelen. De vorig jaar vastgestelde kwaliteitsnorm «zicht op veiligheid» is hier een voorbeeld van. Het Netwerk werkt daarnaast onder meer aan een eenduidig geformuleerd overzicht van diensten en aan een nieuw handelingsprotocol. Ook wil het Netwerk zich de komende jaren extra inzetten om de samenwerking met ketenpartijen structureel te verbeteren. Hiervoor stelt het Netwerk een meerjarenprogramma op. Samen met de Minister en Staatssecretaris van VenJ en de VNG steun ik deze belangrijke kwaliteitsontwikkeling voor en door het veld.

Het eindrapport van de inspecties maakt duidelijk dat er veel werk is verzet, dat er veel is verbeterd, maar dat aandacht nodig is en blijft om deze opgaande lijn vast te houden. Blijvende aandacht dus van Veilig Thuis, gemeenten en Rijk.

Het wijkteam en kwetsbare gezinnen

De inspecties van het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd (TSD/STJ) hebben het afgelopen half jaar in zes gemeenten onderzoek gedaan naar de effectiviteit van zorg en ondersteuning aan kwetsbare gezinnen. Deze gezinnen zijn voor zorg en ondersteuning sinds 2015 in toenemende mate afhankelijk van het lokale netwerk. In veel gemeenten is de zorg en ondersteuning georganiseerd vanuit (sociale) wijkteams, basisteams, CJG-teams of 0-100-teams. Gezien de centrale rol van de wijkteams voor kwetsbare gezinnen hebben de inspecties hier toezichtonderzoek naar gedaan.

Uit dit onderzoek blijkt dat de inspecties kansen en mogelijkheden zien om via de wijkteams effectieve zorg en ondersteuning aan deze gezinnen tot stand te brengen, maar dat de aanpak vanuit de wijkteams op dit moment nog onvoldoende passend is om te komen tot een tijdige en effectieve aanpak van problemen van kwetsbare gezinnen. Het opzetten van een goed functionerend team en het bieden van een samenhangende aanpak volgens de 1Gezin, 1Plan, 1Regisseur aanpak vergt nog aandacht en verdere ontwikkeling van de gemeenten en de betrokken partners. Het rapport eindigt ook met aanbevelingen aan de gemeenten en de samenwerkingspartners. De aanbevelingen in het rapport zullen door het veld en door de betrokken organisaties en gemeenten worden opgepakt en waar nodig gevolgd door de samenwerkende inspecties.

Het rapport laat zien dat er sinds de decentralisaties veel in gang is gezet en veel is veranderd. Het is dan ook belangrijk dat gemeenten en VNG, samen met de professionals in de lokale netwerken, de tijd krijgen voor het inrichten van passende zorg en ondersteuning en samen investeren in de verdere ontwikkeling van de wijkteams. Het rapport biedt diverse handvaten voor de netwerkpartners, de gemeenten en de professionals om hiermee verder aan de slag te gaan.

Het Rijk geeft hierbij ondersteuning door de inzet van diverse programma’s die gericht zijn op onder meer de professionalisering van het veld. Zo is er het kennisprogramma «integraal werken in de wijk» gestart, dat wordt uitgevoerd door de kennisinstituten (Nederlands Jeugdinstituut, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Movisie, Trimbos-instituut en de werkplaatsen Sociaal Domein). In dit programma wordt samen met professionals en beleidsmakers kennis en expertise over integraal werken in de wijk ontwikkeld en toegankelijk gemaakt.

Daarnaast zijn er door het Nederlands Jeugdinstituut diverse richtlijnen ontwikkeld voor het veld waaronder een richtlijn «Multiprobleemgezinnen». Deze en andere professionele standaarden kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling en versterking van de positie van de professional. Ook geef ik een impuls aan de professionalisering van het sociaal werk door het steunen van het actieprogramma Professionalisering Sociaal Werk. Binnen dit programma werken diverse partijen samen aan vernieuwing en versterking van het sociaal werk, met als doel om cliënten beter te ondersteunen.

De aanbeveling in het onderzoek om adequate samenwerkingsafspraken tussen de professionals te ontwikkelen, sluit aan bij het lopend beleid om te investeren in een betere samenwerking tussen professionals in de lokale netwerken. Een mooi voorbeeld van versterking van de samenwerking in de praktijk is het initiatief van vijf gemeenten te weten Zaanstad, Leeuwarden, Utrecht, Eindhoven en Enschede in de citydeal «inclusieve stad». Doelstelling is om professionals meer ruimte te geven om maatwerk te verlenen aan kwetsbare gezinnen en burgers.

Eind februari heb ik in het overleg met de VNG afspraken gemaakt om gezamenlijk landelijke basisvoorwaarden op te stellen voor wijkteams, met daarbij ook aandacht voor triage. De uitkomsten van bovengenoemd onderzoek zal ik bespreken met de VNG, zodat zij dit kunnen betrekken in het gezamenlijk traject van gemeenten en Rijk. Ik zal uw Kamer, zoals toegezegd in het AO Jeugd van 23 februari (Kamerstuk 31 839, nr. 571), voor de zomer berichten over de voortgang van deze afspraken.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 28 345, nr. 174.

Naar boven