34 475 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 18 mei 2016 inzake Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) (Kamerstuk 34 475 XVII, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

1

Wat is de reden dat het Rekenkamerrapport zich zo uitgebreid richt op het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en de bedrijfsvoering en niet op andere onderdelen van de begroting?

Het behoort tot de bevoegdheid van de Algemene Rekenkamer om de onderwerpen van het Verantwoordingsonderzoek vast te stellen; de departementen hebben hier geen invloed op.

2

Herkent u het spanningsveld tussen het revolverende karakter van het DGGF en ontwikkelingsrelevante investeringen? Hoe voorkomt u risicomijdend gedrag bij fondsmanagers?

Het spanningsveld is herkenbaar, maar het kabinet is ervan overtuigd dat de revolverendheid en de ontwikkelingsrelevantie samen kunnen gaan. Fondsmanagers hebben de opdracht om juist die projecten te selecteren die door de markt als te risicovol worden gepercipieerd. Door in te zetten op een hoge ontwikkelingsimpact en additionaliteit ten opzichte van de markt, technische assistentie te bieden om risico’s te verminderen (bijvoorbeeld op IMVO-terrein) en fondsmanagers aan te sporen deze elementen te combineren, wordt beoogd risicomijdend gedrag te voorkomen.

3

De voorwaarden voor het selecteren van goede projecten om ontwikkelingsrelevante investeringen mee te doen, beperken de keuzemogelijkheden voor spreiding en daarmee het revolverend zijn van het fonds. Welke mogelijkheden ziet u om dit te verbeteren?

Fondsmanagers hebben de opdracht om ontwikkelingsrelevante projecten te selecteren die door de markt als te risicovol worden bevonden en normaal gesproken geen financiering krijgen. De fondsmanagers worden daarnaast in staat gesteld een brede portefeuille van ontwikkelingsrelevante transacties op te bouwen in 68 lage- en middeninkomenslanden die de spreiding van de projecten en daarmee ook de revolverendheid van het fonds kan garanderen. In de eerste suppletoire begroting 2016 is een aanpassing van het meerjarig kasritme opgenomen zodat deze beter aansluit bij de werking en liquiditeitsbehoefte van het fonds.

4

Bent u ertoe bereid de fondsmanagers meer tijd te geven om goede projecten te selecteren die aan de voorwaarden voldoen?

De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om fondsmanagers meer tijd te geven om goede projecten te selecteren beschouwt het kabinet als ondersteuning van het beleid. Hiertoe is ook het kasritme aangepast.

5

De Rekenkamer adviseert om terughoudendheid te betrachten met budgettaire druk om gelden op tijd weg te zetten. Wat gaat u hieraan doen?

Zie het antwoord op vraag 3 en 4.

6

Bent u tevreden over de realisatiecijfers in tabel 2 voor 2015?

Het kabinet is over het algemeen tevreden met de voortgang van het DGGF en de realisatie in 2015, zoals staat beschreven in de Kamerbrief Mid-term review DGGF van 1 oktober 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 180). De vraag naar het onderdeel «Exporteren Nederlands MKB» blijft enigszins achter bij de verwachting. Daarom zijn extra maatregelen genomen om de bekendheid van en vraag naar dit onderdeel te vergroten. De effecten daarvan zullen in 2016 zichtbaar moeten worden. Op basis van het aantal nieuwe aanvragen dat sinds oktober 2015 is ontvangen voor onderdeel 3 (export) en het feit dat het aantal voorgenomen transacties in het laatste halfjaar is gestegen van 8 naar 18 transacties, kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de vraag hier ook daadwerkelijk is toegenomen.

7

Het rapport van de Rekenkamer spreekt voornamelijk over de opzet van het DGGF en de mogelijkheid tot revolverendheid. Wat zijn de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de huidige werkwijze van het DGGF en de resultaten van de projecten tot nu toe? Wordt dit geld besteed volgens de regels en heeft het gewenste resultaten?

De Algemene Rekenkamer heeft vooral gekeken naar de inrichting en opzet van het DGGF en trekt wat dit betreft positieve conclusies. Er worden geen uitspraken gedaan over de resultaten van het DGGF tot nu toe.

8

De ambitie om 100% revolverend te zijn geeft een prikkel om risicomijdende investeringen te doen. Wat is uw visie hierop? Ziet u een mogelijkheid om fondsmanagers te stimuleren meer risico te nemen?

Zie het antwoord op vraag 3.

9

De Rekenkamer oordeelt dat de totstandkoming van de beleidsinformatie en bedrijfsvoeringsinformatie in het jaarverslag 2015 niet geheel deugdelijk tot stand gekomen is. Er ontbreekt een afstemming tussen Financieel-Economische Zaken (FEZ) en de uitvoerende Directoraten-Generaal (DG’s) en directeuren. Wat gaat u hier in de toekomst aan doen?

Het kabinet heeft kennis genomen van deze conclusie van de Algemene Rekenkamer, maar deelt deze constatering niet. Het departementale jaarverslag is een breed binnen de organisatie afgestemd product dat op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het jaarverslag is verscheidene malen op het niveau van de directeuren-generaal afgestemd, alvorens het door mij is goedgekeurd. In de toekomst zal de afstemming beter zichtbaar worden gemaakt voor de rekenkamer.

10

Hoe gaat u voorkomen dat de Rekenkamer over 2016 opnieuw tot de conclusie zal komen dat «de informatie over de bedrijfsvoering niet geheel deugdelijk tot stand gekomen is»?

Zie het antwoord vraag 9.

Naar boven