34 475 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2016

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een vraag met het daarop gegeven antwoord.

De vragen zijn op 27 mei 2016 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 3 juni 2016 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking benatwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

Adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

1

Kunt u het verschil nader verklaren tussen de verplichtingen en uitgaven in 2015, uitgesplitst per beleidsartikel?

Het verplichtingenbudget betreft het totaalbedrag dat in een bepaald begrotingsjaar juridisch is gecommitteerd voor nieuwe activiteiten. Het overgrote deel van de activiteiten op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een meerjarige looptijd. De uitgaven vinden daarom niet alleen plaats in het jaar dat de juridische verplichting is aangegaan maar gespreid over meerdere begrotingsjaren. Dit verklaart het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenstanden. Op de geëigende begrotingsmomenten (onder meer eerste en tweede suppletoire begroting) bent u geïnformeerd over de begrotingsuitvoering gedurende het jaar, inclusief de mutaties in deze budgetten.

2

Hoe wordt het tekort van EUR 634 miljoen verplichtingen en EUR 119 miljoen uitgaven gefinancierd?

Deze mutaties betreffen een stijging van de verplichtingen- en uitgavenbudgetten ten opzichte van de tweede suppletoire begroting.

De toename van de verplichtingenstand beslaat met name een correctie op uitstaande garantieverplichtingen bij regionale ontwikkelingsbanken (onder meer de Asian Development Bank, Inter-American Development Bank, African Development Bank). Een verhoging van garantieverplichtingen leidt niet perse tot hogere uitgaven.

De stijging van het uitgavenbudget wordt enerzijds verklaard door een overschrijding van de reguliere ODA-begroting met ca EUR 80 miljoen, met name als gevolg van koersverliezen door tegenvallende euro/dollarkoers. Deze overschrijding 2015 wordt conform de reguliere eindejaarsmargesystematiek gecompenseerd in 2016 en 2017. Anderzijds vallen de uitgaven van het Relief Fund hoger uit. Het Relief Fund, met een totale omvang van EUR 570 miljoen, is flexibel inzetbaar gedurende de kabinetsperiode.

3

Op welke manier wordt de Kamer nog betrokken bij de uitgaven die onder het «parkeerartikel 5» vallen? Op welke manier kan de Kamer haar budgetrecht hier uitvoeren?

De ontwerpbegroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt in het najaar met uw Kamer besproken. Na vaststelling van de begroting wordt uw Kamer over de uitvoering geïnformeerd in de eerste en tweede suppletoire begroting, de Decemberbrief en de Slotwet, inclusief mutaties op artikel 5. Uw Kamer kan vragen stellen over begrotingswetten en met amendementen wijzigingen aanbrengen.

4

Welke risico’s zijn er verbonden aan de extra verplichtingen van EUR 512 miljoen van de begroting? Hoe en wanneer rapporteert u over deze risico’s?

De stijging van het verplichtingenbudget van EUR 512 miljoen op artikel 5 betreft hoofdzakelijk een correctie op uitstaande garantieverplichtingen bij regionale ontwikkelingsbanken (o.m. Asian Development Bank, Inter-American Development Bank, African Development Bank) als gevolg van koersveranderingen en reeds aangeschafte maar nog niet volledig betaalde aandelen. Het betreft derhalve vooral een technische bijstelling. De uitstaande garantieverplichtingen kunnen worden ingeroepen in het onwaarschijnlijke geval dat deze multilaterale financiële instellingen in gebreke zouden blijven om aan hun financiële verplichtingen te voldoen. Het risico hierop wordt als nagenoeg non-existent ingeschat. De instellingen voeren zeer prudent financieel beleid, met als richtsnoer dat te allen tijde de hoogste rating (AAA) door de verschillende rating agencies in stand blijft. Op dit prudente beleid wordt ook nauwgezet toegezien door de Bewindvoerders bij de verschillende instellingen. In het jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden de diverse garantieverplichtingen nader toegelicht.

Naar boven