34 475 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2015

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 18 mei 2016 inzake het jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2015 (Kamerstuk 34 475 VII, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de herziening van de financiële grondslagen? Hoe ziet u de verdere planning hiervan?

Antwoord: Tijdens het bestuurlijke overleg financiële verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden op 28 april 2016 jl. heb ik gesproken over een verkenning van de toekomstbestendigheid van het huidige stelsel van financiële verhoudingen Rijk-Gemeenten. Er zal een stuurgroep en expertgroep worden ingesteld, waarin het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Financiën, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Raad voor financiële verhoudingen (Rfv) vertegenwoordigd zijn. Opdracht is om komend jaar een probleemanalyse te maken van de toekomstbestendigheid van het stelsel en verschillende varianten van verdeelsystematieken te verkennen. De focus ligt op verkenning van aanpassingen van de uitgangspunten en verdeelsystematiek, zoals deze nu gelden volgens de Financiële verhoudingswet.

2

Hoeveel financiële middelen bent u voornemens in te zetten voor het financiële vangnet voor politieke ambtsdragers in het kader van de Veilige Publieke Taak?

Antwoord: Voorafgaand aan de instelling van het vangnet ontbrak concrete casuïstiek op basis waarvan een degelijke begroting van benodigde middelen te maken was. Dit jaar wordt gebruikt om op laagdrempelige en niet-bureaucratische wijze ervaring met het vangnet op te doen. De hoogte van de inzet van de financiële middelen is afhankelijk van het beroep dat op deze voorziening wordt gedaan.

Na dit jaar wordt gezamenlijk met de beroepsverenigingen geëvalueerd en bepaald in welke vorm het vangnet het beste kan worden voortgezet.

Overigens is er – ondanks bekendmaking via een brief aan alle burgemeesters en publicatie op diverse websites – tot nu toe nog geen beroep op het vangnet gedaan.

3

Wanneer verwacht u een nieuw besluit te nemen in de zaken met betrekking tot het openbaar maken van de tapstatistieken van de AIVD?

Antwoord: Momenteel speelt een tweetal procedures om kennisneming van tapstatistieken. In een procedure is, naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 januari 2016, op 11 mei 2016 een nieuw besluit genomen. In een andere procedure heeft de Afdeling mij, in haar uitspraak van 4 mei 2016, opgedragen op korte termijn een nieuw besluit te nemen. Dit nieuwe besluit zal op korte termijn worden genomen.

4

Waarom wacht de regering met het aanpassen van het grondwettelijk artikel over het communicatiegeheim totdat er meer duidelijkheid is over de nieuwe Wiv? Ligt het niet in de rede de wet aan de Grondwet aan te passen in plaats van andersom?

Antwoord: De Grondwet biedt steeds het kader, voor zowel de Wiv 2002 alsook voor de nieuwe Wiv (wetsvoorstel Wiv 20xx). De wetgeving zal dus altijd binnen de bandbreedte van de Grondwet moeten vallen. In september 2015 heb ik uw Kamer verzocht om uitstel van de plenaire behandeling van de Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de onschendbaarheid van het brief-, telefoon- en telegraafgeheim (wetsvoorstel tot wijziging artikel 13 Grondwet).

Het wetsvoorstel Wiv 20xx bevond zich op dat moment in de internetconsultatiefase. Uw Kamer heeft met het verzoek tot uitstel van behandeling ingestemd. De discussie over telecommunicatie in relatie tot vraagstukken rondom de nationale veiligheid dient te worden gevoerd in het kader van het wetsvoorstel Wiv 20xx. Ik achtte uitstel van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 13 Grondwet aangewezen vanwege de nauwe samenhang met de nieuwe Wiv 20xx. Thans is het wetsvoorstel aanhangig om advies bij de afdeling Advisering van de Raad van State.

5

Kunt u een overzicht geven van de stappen die u de afgelopen kabinetsperiode heeft gezet met betrekking tot de uitvoering van de decentralisaties bij gemeenten?

Antwoord: Gemeenten zijn per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van een groot aantal taken in het sociaal domein (jeugdvoorzieningen, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie). Om dat te bereiken is er hard gewerkt aan wetgeving, het vaststellen van verantwoordelijkheden, het creëren van de juiste randvoorwaarden voor gemeenten en een bijpassende bekostigingsstructuur.

BZK heeft onder meer de randvoorwaarden ontwikkeld zoals regionale samenwerking, de financiën, privacy, klachtrecht en de monitor. In bestuurlijk partnerschap met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en met andere departementen (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) zijn verder velerlei bijdragen geleverd aan de uitvoering van de decentralisaties:

  • Het opzetten van een governancestructuur om vraagstukken te bespreken (de regietafel);

  • Het sluiten van bestuurlijke akkoorden over gezamenlijke oplossingen;

  • Gemeenten werden ondersteund bij de implementatie;

  • Aanjagen van gemeenten die achterblijven;

  • Oplossen van incidenten met landelijke impact of mensen die tussen wal en schip terecht komen;

  • Er wordt gemonitord om te zien of het systeem functioneert. Daarvoor leveren de gemeenten informatie aan die niet herleidbaar is tot individuele gemeenten; de eerste overallrapportage sociaal domein 2015 is onlangs aan uw Kamer aangeboden;

  • Het sluitstuk is het toezichtsinstrumentarium.

6

Kunt u een overzicht geven van de stappen die u van plan bent te ondernemen met betrekking tot de uitvoering van de decentralisaties bij gemeenten?

Antwoord: De aandacht en inzet die aanwezig waren in de transitiefase van de decentralisaties zijn evenzeer nodig om de – nieuwe – transformatiefase tot een succes te maken. Ik stimuleer en regisseer in dit kader het vormgeven van een transformatieagenda in bestuurlijk partnerschap met departementen, gemeenten en de VNG. Het Ministerie van BZK vervult hierbij een regierol en zorgt voor de governance en het partnerschap.

Onverminderd zal verder aandacht worden besteed aan een goede inbedding van het aspect privacy in de uitvoering door gemeenten, zal worden gezocht naar verbeteringen in de verantwoording sociaal domein voor de jaren 2016 en volgende en krijgt de «overall rapportage sociaal domein» een vervolg. Daarnaast wordt in de komende jaren de informatievoorziening doorontwikkeld. Ten slotte zullen in 2018 de budgetten ten behoeve van het sociaal domein, die thans nog in een integratie-uitkering binnen het gemeentefonds zijn ondergebracht, worden overgeheveld naar de algemene uitkering van het gemeentefonds, tenzij verdeeltechnische redenen dat beletten.

7

Waarom gaat u in het verantwoordingsverslag niet in op de resultaten van de decentralisaties en kunt u dat alsnog doen?

Antwoord: Met de inwerkingtreding van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet zijn gemeenten sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein. Gemeenten leggen hiervoor verantwoording af aan de gemeenteraden. Gemeenten voeren daar ook het debat over de resultaten van de decentralisaties. In het kader van de systeemverantwoordelijkheid informeer ik u over de werking van het stelsel. Ik verwijs u hiervoor naar overallrapportage sociaal domein. De bijdragen van het Ministerie van BZK zijn hierboven en in het jaarverslag benoemd. Het gaat hierbij om:

  • 1. het vervullen van een coördinerende rol in de onderlinge samenhang van de decentralisaties die onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersonen van SZW, VenJ en VWS worden uitgevoerd,

  • 2. het voeren van een krachtig beleid, gericht op het bewerkstelligen van de aanwezigheid van voldoende uitvoeringskracht bij met name de gemeenten.

8

Bent u voornemens het voortouw te nemen in het samen met de gemeenten, de zorgaanbieders en de Staatssecretaris van VWS zoeken van een oplossing voor de verantwoordingsproblematiek rondom de uitgaven van gemeenten op het gebied van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet? Zo ja, welke stappen gaat u hierin zetten?

Antwoord: De Staatssecretaris van VWS en ik hebben – met de VNG, de branches voor zorgaanbieders en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants – vanaf begin 2015 instrumenten ontwikkeld om knelpunten met betrekking tot de rechtmatigheid in 2015 te voorkomen en gemeenten en aanbieders te ondersteunen. Hierover is sinds april 2015 intensief gecommuniceerd met gemeenten en zorgaanbieders. De Staatssecretaris van VWS en ik blijven samen met bovengenoemde partijen voor zowel de korte, middellange als lange termijn bezig met het zoeken naar oplossingen.

Op korte en middellange termijn door de activiteiten van het Programma i-sociaal domein (ISD) van de VNG en de branches van zorgaanbieders en door de analyse na de zomer door mijn Ministerie van de controleverklaringen van de accountants van de gemeenten bij de jaarrekeningen.

Op lange termijn door na te denken over nieuwe vormen van verantwoording die meer aansluiten bij de beoogde integrale aanpak door de gemeenten van hun nieuwe (en oude) zorgtaken. Nog voor de zomer wordt hiermee gestart door middel van een rondetafelconferentie die een concrete agenda moet opleveren voor de komende periode.

9

Kunt u een overzicht geven van alle activiteiten die het ministerie in 2015 heeft ontplooid om de doe-democratie te bevorderen?

Antwoord: In 2015 heb ik uiteenlopende activiteiten ontplooid om de doe-democratie te bevorderen. Deze activiteiten categoriseer ik langs 4 lijnen:

1. het faciliteren en stimuleren van nieuwe vormen van lokale democratie, zoals de start van de democratic challenge; 2. het organiseren van netwerkbijeenkomsten en kennisverspreiding, bijvoorbeeld het Doe open festival op 18 mei 2015; 3. het laten uitvoeren van onderzoek, onder meer naar burgertoppen en de verhoudingen tussen de representatieve en participatieve democratie én 4. tot slot activiteiten gericht op het verbeteren van de (juridische) randvoorwaarden voor maatschappelijk initiatief zoals in het traject «Ruim op die regels». In de bijlage treft u een overzicht van de activiteiten aan1.

10

Zijn er financiële middelen tot besteding gekomen bij de omschreven stappen die gezet zijn op het gebied van Agenda Stad? Zo ja, hoeveel?

Antwoord: Ja, er is € 2.960.000 uitgegeven aan activiteiten die hebben geleid tot een groot aantal samenwerkingsverbanden (in het bijzonder city deals en partnerships) van steden, nationale overheid, Europese Unie en andere betrokken partijen, zowel binnen Nederland als in Europees verband.

11

Hoe verloopt de uitvoering van de Nationale Open Data Agenda (NODA)? Kunt u nader toelichten welke concrete stappen er zijn gezet? Welke concrete stappen bent u nog voornemens te zetten?

Antwoord: De uitvoering van de Nationale open data agenda verloopt goed. In het voorjaar van 2015 is een rijksbrede inventarisatie van beschikbare open data uitgevoerd. De Tweede Kamer ontvangt nog vóór de zomer een rapportage hierover. Op data.overheid.nl wordt tegelijkertijd een overzicht gegeven van de resultaten en het tempo van de ontsluiting van opendatasets. Ook zal er inzicht worden geboden in de «high-value» datasets. Dit zijn datasets met hoge bijdragen aan een transparante en beter controleerbare overheid of met een hoge sociaal-economische meerwaarde.

Voor de komende tijd ben ik voornemens de ontsluiting van «high-value» data te bevorderen. Daarnaast zullen dit jaar gebruikersbijeenkomsten worden georganiseerd waarin vooral de technische en operationele verbetermogelijkheden met gebruikers van open data worden besproken.

12

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken met het CBS over de aanleg van een digitale infrastructuur?

Antwoord: Uit de gesprekken is gebleken dat het CBS een cruciale rol speelt in het bewerken en combineren van data om deze vervolgens, met inachtneming van privacy, open te stellen en op een hoog detailniveau doorzoekbaar te maken. Het CBS voorziet daarmee in een infrastructuur waarmee het mogelijk is om overheidsgegevens die als zodanig niet openbaar zijn, toch als open data te ontsluiten. Met CBS is de afspraak gemaakt om een strategische verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om de infrastructuur voor bewerking en verspreiding van overheidsgegevens verder te versterken.

13

Hoe ver bent u met het opstellen van een gemeenschappelijk normenkader op het gebied van open data voor alle overheidsinstellingen?

Antwoord: De algemene leidraad voor het actief ontsluiten van overheidsgegevens wordt momenteel herzien. Deze zal zo veel mogelijk gezamenlijke uitgangspunten en principes bevatten, maar beoogt ook recht te doen aan de eigenstandige verantwoordelijkheid en juridische restricties die kunnen gelden voor de openstelling van data.

14

Kunt u nader ingaan op de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar mogelijkheden tot het bundelen van financiële middelen voor de digitale infrastructuur van de overheid?

Antwoord: Ik heb uw Kamer bij brief van 12 mei jl. (Kamerstuk 26 643, nr. 408) geïnformeerd dat dit onderzoek past binnen de opdracht die het kabinet aan de Digicommissaris heeft meegegeven. Onder regie van de Digicommissaris is in 2015 een aanzet gegeven tot bundeling en wordt thans gewerkt aan nadere voorstellen. Naar verwachting zullen de resultaten nog in 2016 beschikbaar komen. Ik zal uw Kamer dan uiteraard nader informeren.

15

Wat zijn de doelstellingen van het programma «Europe for Citizen Points»? Zijn deze doelstellingen de afgelopen jaren gehaald?

Antwoord: De algemene doelstelling van het programma «Europe for Citizen Points» is:

  • De bewustwording van het gedenken, de gemeenschappelijke geschiedenis en de waarden van de EU te versterken en de capaciteit voor burgerparticipatie op het niveau van de Unie te vergroten. Het programma draagt hieraan bij door de burgerorganisaties in de EU beter in staat te stellen om burgers bij het democratisch bestel van de EU te betrekken.

De specifieke doelstellingen omvatten:

  • Het stimuleren van debat, reflectie en samenwerking op het gebied van gedenken en integratie en geschiedenis van de EU;

  • Het ontwikkelen van het inzicht en het vermogen van de burgers om deel te nemen aan de beleidsvorming van de Unie en het scheppen van mogelijkheden om solidariteit en maatschappelijke betrokkenheid te betonen en vrijwilligersactiviteiten op het niveau van de EU te ontplooien.

Evaluatie van het programma bevestigt de relevantie van de doelstellingen van het programma. De belangstelling voor het programma, evenals de kwaliteit van de aanvragen tot deelneming, verhoogt geleidelijk, wat duidt op een goede «match» tussen het programma en de doelgroep.

16

Waarom zegt het aantal taps geplaatst door de AIVD wel iets over de werkwijze van de dienst, maar het aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie niets over diezelfde werkwijze?

Antwoord: De AIVD heeft een breed scala aan bijzondere bevoegdheden ter goede uitvoering van de aan hem opgedragen taken. Indien wordt besloten tot verstrekking van tapstatistieken lijkt er op voorhand geen principieel bezwaar om, indien hierom door een verzoeker wordt verzocht, ook kwantitatieve gegevens te verstrekken met betrekking tot andere bijzondere bevoegdheden. Al deze statistieken moeten in onderlinge samenhang worden beschouwd. Als bekend zou worden hoe vaak de AIVD gebruik maakt van een specifieke bijzondere bevoegdheid, wat mede wordt bepaald door de technische en personele capaciteit van de AIVD, en dit getal wordt afgezet tegen de kwantitatieve inzet van andere bijzondere bevoegdheden, zouden kwaadwillende personen of organisaties hun gedrag hierop kunnen aanpassen. Het aantal uitgebrachte ambtsberichten geeft, noch op zichzelf noch in onderlinge samenhang met andere kwantitatieve gegevens bezien, zicht op een werkwijze van de AIVD. Daarnaast geldt dat een ambtsbericht geen gerubriceerde informatie bevat. Ook om deze reden kan het aantal uitgebrachte ambtsberichten wel openbaar worden gemaakt.

17

Welke bij de begroting voorgenomen ICT-investeringen zijn niet gedaan? Hoe kan de omslag van «krimp naar groei» daartoe reden zijn nu al voor 2015 de AIVD weer richting een groeipad gezet is en daar in de planning dus rekening mee gehouden kon worden?

Antwoord: De transitie van krimp naar groei gaf in 2015 mogelijkheden voor nieuwe ICT-investeringen bovenop de reguliere meerjarenplanning. Dit met het oog op het groeipad voor de komende jaren. Dit heeft in 2015 geleid tot hogere ICT-uitgaven dan de jaren ervoor. Een beperkt deel van de nieuwe investering is echter niet volledig tot uitputting gekomen in 2015, maar schuift door naar 2016.

18

Kan uit de onderbesteding op de apparaatsuitgaven van de AIVD afgeleid worden dat de dienst moeite heeft tijdig en volgens plan voldoende gekwalificeerd personeel te vinden? Zo ja, op welke wijze gaat dit opgelost worden? Zo nee, waarom mag of kan die conclusie niet getrokken worden?

Antwoord: Vanwege de transitie van krimp naar groei is in 2015 binnen de dienst een speciale taskforce in het leven geroepen, gericht op een optimalisatie van de instroomketen (o.a. werving, selectie, veiligheidsonderzoeken, opleiding en training) voor 2015 en verdere jaren. Hierdoor zijn in 2015 nieuwe medewerkers binnengehaald. De AIVD houdt daarbij het oog op de balans tussen de benodigde versterking en het absorptievermogen van de dienst. Dit absorptievermogen kent grenzen, wat zich in 2015 heeft vertaald naar een beperkte onderbesteding.

19

Kunt u aangeven welke onderdelen van de basisregistratie, digitaal berichtenverkeer, identificatie en authenticatie inmiddels een plaats hebben gekregen in de Generieke Digitale Infrastructuur?

Antwoord: In het Digiprogramma 2015 is een overzicht opgenomen van de standaarden, producten en voorzieningen die gezamenlijk de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) vormen. De GDI is dynamisch en zal zich blijven doorontwikkelen. Belangrijke ontwikkelingen sinds het overzicht in het Digiprogramma 2015 betreffen de ontwikkelingen rond eID (kamerstuk 26 643) en de voorbereidingen voor MijnOverheid voor bedrijven, waarover uw Kamer is geïnformeerd bij brief van 18 december 2015 (Najaarsrapportage regeldruk, Kamerstuk 29 515, nr. 372).

20

Aangezien u spreekt van «onder meer», kunt u dan aangeven welke onderdelen nog meer meewegen naast het feitelijk gebruik, de technische werking, privacy en beveiliging en gebruikerservaring, in het onderzoek naar de waardering van de pilots?

Antwoord: Naast de genoemde onderwerpen is gekeken naar eventuele incidenten en mogelijke obstakels voor de multimiddelenstrategie. Daarnaast heeft de commissie zich gebaseerd op eigen waarnemingen en gesprekken. Ook heeft de commissie zich georiënteerd op ontwikkelingen met elektronische authenticatie in andere Europese landen.

21

Kunt u aangeven welke adviezen u niet, of anders dan aangegeven, overneemt over de beleidsdoorlichting van de artikelonderdelen 6.1–6.3 nu u aangeeft deze op hoofdlijnen over te nemen?

Antwoord: Ik neem alle aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting over. De aanbeveling over de herindeling van de begroting zal nog niet in de ontwerpbegroting 2017 zijn verwerkt. Ik ben van mening dat dit, gelet op het feit dat het gaat om de laatste begroting van dit kabinet, nu niet handig is. Voor een volgende Ontwerpbegroting staat dat wel op de rol. Alle overige aanbevelingen, die vooral slaan op het beleidsproces, worden nader uitgewerkt.

22

Kunt u aangeven wat de verbeterde doelstellingen zijn die in de begroting van 2017 worden opgenomen?

Antwoord: De precieze invulling van de verbeterde doelstellingen wordt nog nader uitgewerkt en zal worden meegenomen in de ontwerpbegroting voor het jaar 2017.

23

Welke maatregelen neemt u om het vastgestelde doel van € 2,5 mld. in totaal per 2017 alsnog te behalen, nu de voor 2015 gestelde budgettaire doelen voor de vermindering van de regeldruk niet behaald blijken te zijn?

Antwoord: Op dit moment is € 2,3 miljard van de beoogde € 2,50 miljard aan beoogde regeldrukvermindering voor bedrijven, burgers en professionals in kaart gebracht. Het gaat hierbij om € 900 miljoen voor de doelgroep burgers en professionals en € 1,4 miljard voor de doelgroep bedrijven. De taakstelling voor burgers en professionals is gehaald. Eind vorig jaar is naar aanleiding van een aantal tegenvallers bij het realiseren van de taakstelling voor de bedrijven het behalen van de doelstelling onder druk komen te staan. Het kabinet heeft daarom acties in gang gezet om weer op koers te raken. Zo is er een extra kabinetsbrede inventarisatie naar nieuwe regeldruk verminderende voorstellen gestart. De resultaten hiervan worden medio juni samen met de nieuwste cijfers rondom de doelstelling van € 2,5 miljard in de voorjaarsrapportage regeldruk naar uw Kamer verzonden.

24

Kunt u aangeven wat de producten en diensten zijn waar veel gebruik van wordt gemaakt (de zogenaamde volumediensten)?

Antwoord: Voor elk van de overheidsorganisaties is een lijst gemaakt van veelgebruikte producten en diensten met het karakter van een transactie. Deze producten en diensten zijn betrokken in het jaarlijks onderzoek naar het aanbod van digitale producten en diensten. Het gaat om een groot aantal zeer uiteenlopende producten en diensten, waarvan de stand van zaken per eind 2015 is opgenomen in de rapporten «Meting aanbod digitale dienstverlening» voor rijk- en medeoverheden. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 14 december 2015 (Kamerstuk 26 643, nr. 381).

25

Kunt u aangeven welke processen en systemen van de digitale overheid vooralsnog niet vitaal zijn?

Antwoord: De herijking is op dit moment nog niet afgerond. In de voortgangsbrief over nationale veiligheid (Kamerstuk 30 821, nr. 23) gaf de Minister van VenJ aan dat de consequenties zullen worden beoordeeld gehoord het Nationaal Beraad Digitale Overheid. Gemeenten en andere overheden zijn daarin op directieniveau vertegenwoordigd via hun koepels. De ijking van de vitale digitale overheid wordt uitgevoerd conform de methodiek vitaliteitsbeoordeling 2014. Daarbij zijn nog geen processen en systemen van de digitale overheid geoormerkt die vooralsnog niet vitaal zijn.

26

Kunt u aangeven wat u bedoelt met het juiste budget aangezien u schrijft dat het voor de ontwikkeling van de BRP gereserveerde budget is overgeheveld naar het juiste budget?

Antwoord: Het betreft een technische allocatie. Het budget stond gereserveerd op een centraal budget van de begroting van BZK. Begin 2015 zijn de middelen overgeheveld naar het juiste budget van de begroting van BZK.

27

Kunt u een overzicht geven van de verdeling van de financiële aandelen over de ministeries van de kosten van het Bureau ICT Toetsing (BIT)?

Antwoord: De aanbevelingen van de tijdelijke commissie ICT-projecten (Elias) zijn door het kabinet overgenomen. De belangrijkste maatregel ziet toe op de inrichting van een bureau ICT-toetsing (BIT). De (structurele) budgettaire verwerking van de gemaakte afspraken heeft plaats gevonden bij Voorjaarsnota 2015 en is als volgt verdeeld over de departementen (bedragen * € mln.):


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven