34 475 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2015

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2015 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Voorstel van wet

Door middel van het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld de uitgaven op de begrotingsstaat 2015 van Buitenlandse Zaken (V) met EUR 117,5 miljoen te verlagen en de ontvangsten te verlagen met EUR 12,2 miljoen. Een groot deel van de verlaging van de uitgaven en ontvangsten wordt veroorzaakt door een lagere afdracht aan de Europese Unie (EUR 82,5 miljoen) en de hieraan gekoppelde perceptiekostenvergoeding (EUR 26,6 miljoen). Een aantal overige mutaties is opgenomen in de toelichting per beleidsartikel.

2. Leeswijzer

De voorliggende Slotwet bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2015 van Buitenlandse Zaken.

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet van 2001 dienen de opmerkelijke verschillen tussen de vorige (tweede suppletoire begroting) en huidige raming te worden toegelicht. Op uitgavenniveau is voor deze toelichting een norm gehanteerd waarbij voor de beleidsartikelen (1–4) en het niet-beleidsartikel 6 afwijkingen van 10% of meer, met een minimum van EUR 2 miljoen, ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting 2015 op sub-artikel niveau zijn opgenomen. Voor niet-beleidsartikel 7 is een afwijking van 1% opgenomen. Voor verplichtingen wordt de norm van 10% op artikel niveau aangehouden.

Toelichting per beleidsartikel

Beleidsartikel 1

Verplichtingenmutatie –/– EUR 12,8 miljoen:

Bescherming en bevordering van mensenrechten (art. 1.2):

De lagere realisatie van de verplichtingen wordt veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven ten laste van in eerdere jaren aangegane verplichtingen is verricht. Hierdoor was het niet nodig voor het gehele uitgavenbudget nieuwe verplichtingen op te nemen.

Beleidsartikel 2

Verplichtingenmutatie +/+ EUR 50,6 miljoen:

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde (art. 2.4):

De hogere realisatie van het verplichtingenbudget wordt veroorzaakt doordat eind 2015 overeenstemming is bereikt over het Nederlands aandeel in de VN-crisisbeheersingsoperaties. Omdat de uitkomst nog voor het einde van het kalenderjaar 2015 bekend is gesteld dient begrotingstechnisch gezien de verplichting nog te worden aangegaan in dat jaar, terwijl in eerdere ramingen nog uit was gegaan van begin 2016. Overigens heeft de betaling van de eerste tranche op dit onderdeel pas in januari 2016 plaatsgevonden.

Ontvangstenmutatie +/+ EUR 3,1 miljoen:

Veiligheid en stabiliteit (art 2.40):

De programma-ontvangsten voor veiligheid en stabiliteit zijn toegenomen als gevolg van restituties op uitgaven voor (beëindigde) VN-crisisbeheersingsoperaties uit eerdere jaren.

Beleidsartikel 3

Uitgavenmutatie –/– EUR 14,9 miljoen:

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden (art. 3.2):

Het budget voor het Europees Ontwikkelingsfonds daalt met EUR 14,9 miljoen ten opzichte van de stand zoals eerder gemeld in de tweede suppletoire begroting 2015. Dit wordt veroorzaakt doordat de ratificatie van het EOF XI programma later heeft plaatsgevonden dan oorspronkelijk gepland. Daarnaast ligt de liquiditeitsbehoefte bij de Nationale Indicatieve Programma’s en Regionale Indicatieve Programma’s lager waardoor dit jaar kan worden volstaan met een lagere bijdrage van de lidstaten.

Beleidsartikel 4

Uitgavenmutatie +/+ EUR 3,5 miljoen:

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland (art. 4.5):

Aan het Internationaal Strafhof (ICC) wordt in 2015 een aanvullende gastlandbijdrage betaald van EUR 3,5 miljoen om hiermee het tekort te dekken dat ontstaan is bij de financiering van de nieuwbouw van het ICC hoofdkantoor. De nieuwbouw wordt gefinancierd uit een lening waarbij de Nederlandse Staat optreedt als leningverstrekker. Lidstaten dragen collectief verantwoordelijkheid voor het aflossen van die lening; zij kunnen er voor kiezen om die verantwoordelijkheid in één keer af te kopen (een «one-time-payment»). Bij de behandeling van deze bijdragen blijkt in de afgelopen jaren een rekenfout te zijn geslopen. Nederland, als gastland en als verstrekker van de lening, heeft tijdens de laatste Assembly of States Parties aangeboden dit tekort voor zijn rekening te nemen.

Niet-beleidsartikel 7 (apparaat)

Uitgavenmutatie –/– EUR 24,2 miljoen:

De realisatie op de apparaatsuitgaven valt lager uit dan geraamd bij tweede suppletoire begroting. Dit wordt met name veroorzaakt omdat een aantal geplande uitgaven voor investeringen in het postennet (m.n. huisvesting, ICT) zijn doorgeschoven naar 2016.

Ontvangstenmutatie +/+ EUR 8,8 miljoen:

De stijging van de ontvangsten wordt veroorzaakt doordat vergoedingen en restituties zijn ontvangen voor uitgaven die in eerdere jaren zijn gedaan. Het betreft hier voornamelijk doorbelastingen aan andere ministeries, eerder betaalde huurwaarborgsommen voor dienstwoningen en ontvangsten op roerende en onroerende goederen.

Naar boven