34 475 I Jaarverslag en slotwet van de Koning 2015

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 juni 2016

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Algemene Zaken over de brief van 18 mei 2016 inzake het Jaarverslag van de Koning (Kamerstuk 34 475 I, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 3 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Vraag 1

Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van de toegezegde second opinion naar de hoogte van de kosten en de intensiteit van het onderhoud van de Groene Draeck tegemoet zien?

Antwoord op vraag 1

Het rapport van de second opinion en mijn appreciatie daarop heb ik op 2 juni jl. naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 300 X/34 300 I, nr. 110).

Vraag 2

Hoe wordt er op de begroting De Koning omgegaan met «onderuitputting» van financiële middelen? Komen deze gelden in latere jaren weer ten goede aan de begroting De Koning of vloeien deze gelden terug naar het Ministerie van Financiën?

Antwoord op vraag 2

Deze gelden komen in latere jaren niet weer ten goede aan de begroting van de Koning, maar vloeien terug naar het Ministerie van Financiën.

Vraag 3

Welke redenen liggen ten grondslag aan de structurele personeelsonderbezetting bij de Dienst Koninklijk Huis? Welke rol spelen de arbeidsvoorwaarden hierin?

Vraag 4

Waarom zijn er vacatures aangehouden bij de Personeel Dienst van het Koninklijk Huis? In hoeverre zijn de uitgaven op artikel 2 gestegen ten gevolge van inhuur en uitbesteding, die weer het gevolg zijn van het aanhouden van vacatures?

Antwoord op de vragen 3 en 4

Bij de Dienst van het Koninklijk Huis is er een normaal effect van in- en uitstroom van personeel waardoor, zoals bij organisaties meer gebeurt, niet permanent een volledige bezetting van de fte-ruimte gerealiseerd wordt. Enige ruimte in de formatie is ook nodig om flexibel te kunnen inspelen op ontwikkelingen. De uitgaven op artikel 2 zijn hierdoor per saldo niet gestegen.

Vraag 5

In hoeverre mogen de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis nu gebruik maken van het regeringsvliegtuig en van de luchtvaartuigen van de krijgsmacht? Wordt er eventueel ook voor civiele inhuur gezorgd? In hoeverre worden de privévluchten, in het kader van de transparantie van de kosten van het Koninklijk Huis, nu verantwoord?

Antwoord op vraag 5

In de vliegregeling is bepaald dat de Koning en de echtgenote van de Koning voor al hun vluchten gebruik kunnen maken van het regeringsvliegtuig of luchtvaartuigen van de krijgsmacht, of dat civiele luchtvaartuigen kunnen worden ingehuurd. Zij vliegen altijd in het openbaar belang. Bij de troonswisseling in 2013 is de vliegregeling aangepast. De gewijzigde regeling bepaalt dat Prinses Beatrix, als voormalig staatshoofd, gebruik kan maken van deze luchtvaartuigen als dat doelmatig is of vanwege de veiligheid of privacy. Zie het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Stcrt. 2014, nr. 188). Het budget voor privévluchten is met ingang van de begroting van de Koning 2014 afgeschaft.

Vraag 6

Wat is de laatste stand van zaken ten aanzien van de vervanging van het regeringsvliegtuig?

Antwoord op vraag 6

Het streven is om bij de uitfasering van het regeringsvliegtuig (de KBX) een vervangend vliegtuig te hebben. Dat betekent dat het kabinet dit jaar keuzes moet maken over het vervangingsvraagstuk.

Vraag 7

Op welke wijze wordt de opleiding van de Koning tot Boeing-737-piloot betaald? Betaalt hij dit zelf uit de A-component van zijn inkomen, of wordt dit ergens anders begroot?

Antwoord op vraag 7

Vliegopleidingen worden niet met publiek geld gefinancierd.

Vraag 8

Kan uit de omscholing van de Koning van de Fokker-70 naar de Boeing-737 een voorkeur van de regering, of leden daarvan zoals de Koning, worden afgeleid ten aanzien van het type toestel voor de vervanging van het regeringsvliegtuig?

Antwoord op vraag 8

Nee.

Vraag 9

Hoe verhouden de reeds voorgenomen vlieglessen van de Koning met een Boeing 737 zich tot het nog niet genomen besluit door welk type vliegtuig het regeringsvliegtuig vervangen wordt? Is het, indien de vlieglessen van de Koning met publiek geld gefinancierd worden, met het oog op behoud van brevet en het maken van vlieguren, niet doelmatiger daarmee te wachten tot bekend is welk type het regeringsvliegtuig zal zijn?

Antwoord op vraag 9

Het voornemen van de Koning staat geheel los van een keuze voor de vervanging van de KBX.

Vraag 10

Waarop is de verwachting gebaseerd dat de Koning en andere koninklijke gerechtigheden in 2016 meer van het regeringsvliegtuig gebruik zullen maken (€ 419.250 doorberekening) dan in 2015 is gerealiseerd (€ 369.000)?

Antwoord op vraag 10

Bij het opstellen van de raming wordt uitgegaan van de geplande reizen en de vlieguurtarieven.

Vraag 11

Wat is sinds de troonwisseling jaarlijks de onderverdeling van respectievelijk het aantal vlieguren en het aantal vluchten van de Koning, de Koningin en Prinses Beatrix?

Antwoord op vraag 11

Bij de troonswisseling in 2013 is de vliegregeling aangepast. In de vliegregeling is bepaald dat de Koning en de echtgenote van de Koning voor al hun vluchten gebruik kunnen maken van het regeringsvliegtuig of luchtvaartuigen van de krijgsmacht, of dat civiele luchtvaartuigen kunnen worden ingehuurd. Zij vliegen altijd in het openbaar belang. Prinses Beatrix, als voormalig staatshoofd, kan gebruik maken van de genoemde luchtvaartuigen als dat doelmatig is of vanwege de veiligheid of privacy. De parlementaire controle op de vliegkosten vindt plaats via de controle op Begroting I waarin de uitgaven worden geraamd en via het financiële jaarverslag De Koning waarin verantwoording wordt afgelegd over de gedane uitgaven.

In de afgelopen jaren zijn naar aanleiding van Wob-verzoeken de vluchten met de in de vliegregeling genoemde luchtvaartuigen jaarlijks gepubliceerd. U kunt de gepubliceerde overzichten en derhalve het gemaakte aantal vluchten vinden op de website rijksoverheid.nl. De vluchten van de Koning, Koningin en Prinses Beatrix worden op deze overzichten aangeduid als «KH». Een nadere specificatie van het aantal vlieguren kan niet worden gegeven, omdat dit – terugrekenend aan de hand van het aantal vluchten – de beveiliging en privacy van betrokken personen zou raken.

Het regeringsvliegtuig, de KBX, is van de regering en wordt hoofdzakelijk gebruikt door leden van het kabinet en hun delegaties. In 2015 maakten leden van het kabinet 88% van het totaal aantal vlieguren van de KBX (incl. staatsbezoeken). Voor de Koning, Koningin Máxima en Prinses Beatrix was dit 12%.

Van het aantal vluchten dat in 2015 is gemaakt door het Koningspaar, is voor 51% gebruik gemaakt van lijnvluchten van reguliere luchtvaartmaatschappijen en 35% met het regeringstoestel de KBX. De overige vluchten, 14% van het totaal, zijn gemaakt met onder meer toestellen van het Ministerie van Defensie (2%) dan wel inhuur (12%).

Vraag 12

Op welke wijze is de € 1,4 mln. voor borden, glazen, bestek, en servetten voor staatsbezoeken nader te verklaren? Is deze aanschaf aanbesteed? Voor welk niveau van afwerking, design, en materiaal is gekozen?

Vraag 13

Hoe verhoudt het voor € 1,4 mln. kopen aan servies zich tot het «koekje van Drees»?

Antwoord op de vragen 12 en 13

Er is vorig jaar 1,4 miljoen euro uitgegeven voor de aanschaf en vervanging van inventarisgoederen die onder andere verband houden met staatsbezoeken en officiële ontvangsten. Inventarisgoederen worden gebruikt wanneer de Koning als staatshoofd namens het Koninkrijk der Nederlanden buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, leden van het Corps Diplomatique en vertegenwoordigers van Internationale Organisaties ontvangt. Het gaat dan bijvoorbeeld om servies, tafellinnen, galakledij en galons. Gelet op het gebruik tijdens grote, officiële diners dienen de inventarisgoederen representatieve waarde te hebben. De uitgaven in 2015 zijn met name gedaan ten behoeve van een incidentele langetermijninvestering in nieuw serviesgoed en vervanging en restauratie van de officiële tenues van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). Het betreft een langetermijninvestering voor de duur van enkele tientallen jaren. De aanschaf is niet aanbesteed. De inventarisgoederen zijn aangekocht door DKH. DKH is niet aanbestedingsplichtig.

Naar boven