34 473 (R2069) Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 februari 2018

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 5 december 2017 inzake de intrekking van het voorstel van Rijkswet tot Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 8 april 1979 te Wenen tot stand gekomen Statuut van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (Kamerstuk 34 473 (R2069), nr. 7).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 februari 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

Adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

Wat verwacht u van het hervormingsproces van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN) en op welke wijze kan dit bijdragen aan verbeterde effectiviteit van de Organisatie der Verenigde Naties voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO)? Hoe gaat Nederland hier een rol in spelen en aan welke criteria toetst u of een verbetertraject voldoende zoden aan de dijk zet?

In een rapport van 20 december 2017 heeft de secretaris-generaal van de VN voorstellen gedaan voor hervormingen van het VN-ontwikkelingssysteem. De voorstellen richten zich onder andere op een gecoördineerde aanpak van uitvoerende werkzaamheden van VN-organisaties op landenniveau, met grotere bevoegdheden voor de VN Resident-Coördinator. UNIDO kan hier van profiteren door een betere aansluiting van haar werkzaamheden op de VN-brede inzet op de duurzame ontwikkelingsdoelen.

Nederland steunt de hervormingsvoorstellen. De voorstellen moeten de komende tijd verder uitgewerkt worden, waarna de consequenties voor individuele VN-organisaties in kaart kunnen worden gebracht. Het is nu nog te vroeg om specifieke criteria voor beoogde resultaten te formuleren. Wel mag worden verwacht dat de hervormingen ertoe zullen leiden dat UNIDO beter gaat samenwerken met andere VN-organisaties en efficiëntiewinst zal boeken door het bundelen van administratieve processen binnen de VN. Uiteindelijk moet de versnippering van de uitvoerende werkzaamheden van UNIDO worden tegengaan en moet de impact en kostenefficiëntie worden verhoogd.

In reactie op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 25 januari 2018 om informatie over de stand van zaken omtrent de hervormingsagenda van de SGVN en een appreciatie van de scorekaarten zullen u binnenkort afzonderlijke brieven toekomen.

2

Welke landen overwegen momenteel het UNIDO-verdrag op te zeggen?

Bulgarije en Luxemburg overwegen het UNIDO-verdrag op te zeggen.

3

Kunt u de Kamer een beter beeld geven van de concrete activiteiten van UNIDO door een overzicht te verstrekken van projecten van UNIDO, waarmee industriële ontwikkeling in ontwikkelingslanden op een positieve manier wordt bevorderd? Hoeveel projecten zijn er, in welke sector en met welk resultaat? Kunt u daarbij tevens aangeven in hoeveel projecten Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen een rol spelen?

UNIDO voert programma’s uit in 146 landen. Met name op het gebied van duurzame industriële energie heeft de organisatie een groeiende portefeuille met meer dan 120 projecten in 60 landen. Voor een compleet overzicht van projecten van UNIDO in ontwikkelingslanden, inclusief bereikte resultaten, wordt verwezen naar het UNIDO Jaarrapport 2016.

Verschillende Nederlandse organisaties werken samen met UNIDO. Zo heeft Heineken in 2016 een tweejarig partnerschap met UNIDO gesloten ter bevordering van privaat-publieke partnerschappen op het gebied van schoon water in waterwingebieden. Het partnerschap richt zich onder andere op activiteiten in Nigeria. In november 2017 organiseerde UNIDO met de Slowaakse Ministeries van Milieu en Economische Zaken een internationale conferentie over de toepassing van circulaire economie in de auto-industrie. Experts van verschillende Nederlandse bedrijven hebben hier aan deelgenomen. Ook kan vermeld worden dat UNIDO gebruik maakt van de kennis en expertise van de Energy Academy Europe in Groningen.

4

Wat gaat u doen om via het lidmaatschap van UNIDO de toegang van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de duurzame energie en procestechnologiesector in opkomende economieën te versterken?

Daar waar relevant zal de Nederlandse overheid de meerwaarde van Nederlandse bedrijven op specifieke dossiers onder de aandacht van UNIDO brengen. Er lopen ook al verschillende partnerschappen tussen UNIDO en het Nederlandse bedrijfsleven.

5

Is het juist dat het VN-hervormingsproces en aangekondigde verbetertraject van UNIDO een reden zijn geweest om het wetsvoorstel in te trekken? Zo ja, wanneer en op basis van welke criteria zal het kabinet bepalen of verbeteringen voldoende plaatsvinden of dat eventuele opzegging alsnog aan de orde is?

Het VN-hervormingsproces en het aangekondigde verbetertraject zijn inderdaad voor het kabinet overwegingen geweest om het wetsvoorstel in te trekken. Nederland blijft dit nauwgezet monitoren, waarbij gekeken wordt naar de vertaalslag in de praktijk. Opzegging van het lidmaatschap van UNIDO is vooralsnog niet aan de orde. Op basis van de uitkomsten van een volgende UNIDO scorekaart kan Nederland haar lidmaatschap bij UNIDO heroverwegen. Hierbij zal ook gekeken worden naar de impact van UNIDO op landenniveau en de aansluiting bij andere VN-organisaties.

6

Wat is de jaarlijkse bijdrage van de Europese Unie (EU) aan UNIDO, welk deel maakt dit uit van het totale budget van UNIDO en hoe stuurt de EU aan op een effectieve besteding van deze middelen?

De EU is formeel geen lid van UNIDO en betaalt dan ook geen (verplichte) verdragscontributie. In 2016 leverde de EU een vrijwillige bijdrage van EUR 16,9 mln op een totaal aan vrijwillige bijdragen van EUR 210,1 mln. De EU is betrokken bij de implementatie van projecten van UNIDO in 112 landen, voornamelijk op het gebied van bevordering van economische groei. Voor elk van deze projecten worden afspraken gemaakt over het budget, het resultatenkader en het verantwoordingsmechanisme.

7

Is het juist dat Nederland op basis van het statuut van UNIDO een vast bedrag aan contributie betaalt, dat niet verlaagd kan worden zonder wetswijziging? Zo nee, is een verlaging van de contributie een te overwegen optie als verbeteringen niet optreden?

Als verdragsorganisatie zijn lidstaten van UNIDO onder internationaal recht verplicht tot het betalen van contributie. Op basis van een verdeelsleutel worden lidstaten aangeslagen. Nederland kan deze betalingsverplichting alleen ontlopen door het lidmaatschap van UNIDO op te zeggen.

8

Op welke wijze wordt binnen de EU het gesprek gevoerd over de relevantie en effectiviteit van UNIDO en welke positie neemt Nederland daarbij in? Is een mogelijke verlaging van de EU-bijdrage door Nederland ingebracht of kan dat alsnog worden ingebracht?

De uitgaven van de EU aan programma’s van UNIDO komen uit het European Development Fund (EDF). Lidstaten maken meerjarige kaderafspraken over implementatie van het EDF. Een deel van de EU-lidstaten en de Europese Commissie zien een toegevoegde waarde voor UNIDO waar het gaat om het creëren van economische groei en banen en daarmee het terugdringen van armoede en de aanpak van grondoorzaken van migratie. Datzelfde geldt voor de rol van UNIDO bij het stimuleren van duurzame industrialisatie en het terugdringen van vervuiling en CO2 uitstoot. De EU-lidstaten en de Europese Commissie hebben zich het afgelopen jaar succesvol ingezet voor het opzetten van een Audit Advisory Committee en een independent Office for Internal Oversight.

9

In het debat in de Eerste Kamer kwam het argument van de multilaterale reputatie naar voren, namelijk dat Nederland een verkeerd signaal zou afgeven richting de VN door opzegging van het statuut van een VN organisatie. Op welke wijze hebben landen als Frankrijk, Denemarken, Canada, België en Portugal na opzegging negatieve consequenties ondervonden ten aanzien van hun positie of reputatie?

Het lijkt niet dat Frankrijk, Denemarken, Canada, België en Portugal negatieve consequenties hebben ondervonden als gevolg van het opzeggen van het UNIDO verdrag. Echter, Nederland maakt een eigen, onafhankelijke afweging in het licht van de huidige internationale politieke context.

10

Nederland heeft zich door de bescheiden relevantie van UNIDO voor het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid de afgelopen jaren alleen in beperkte mate ingespannen om de effectiviteit van die organisatie te verbeteren. Zal dat veranderen nu Nederland voorlopig alsnog lid blijft? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Met het intrekken van het wetsvoorstel blijft de feitelijke status van Nederland in UNIDO onveranderd. Nederland was en blijft volwaardig lid en dat betekent ook dat Nederland zich blijft inzetten voor een zo groot mogelijke effectiviteit van de organisatie.

11

Nu Nederland in UNIDO blijft, wat worden de Nederlandse speerpunten voor de focus en verbetering van de organisatie?

De UNIDO scorekaart van 2017 biedt de basis voor de invulling van de Nederlandse inzet. Uit deze scorekaart komen verschillende ontwikkelpunten naar voren, onder meer op het gebied van personeelsbeleid en de opbouw van de projectenportefeuille. Schaalvergroting van de projecten is belangrijk voor de impact in ontwikkelingslanden en kan worden gestimuleerd door betere afstemming met grootschalige programma’s die gefinancierd worden door de Europese Commissie.

12

Hoeveel fte gaat zich op het ministerie direct of indirect met UNIDO bezig houden?

Zowel op het departement in Den Haag als op de Permanente Vertegenwoordiging in Wenen houden enkele medewerkers zich parttime bezig met UNIDO. De inzet varieert in de tijd.

13

Kunt u garanderen dat u de druk handhaaft op UNIDO en hoe voorkomt u dat Nederland met handhaving van het Statuut nu het signaal zou afgeven dat de zorgen voorbij zijn?

Nederland zal de druk om tot noodzakelijke veranderingen te komen handhaven en zal daarbij zoveel mogelijk optrekken met andere landen.

14

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft de bijdrage van het UNIDO-lidmaatschap aan de kabinetsprioriteiten geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

15

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft de organisatie-effectiviteit van UNIDO geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

16

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft het aspect van de scorekaarten geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

17

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

18

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft de hervormingsplannen van de nieuwe secretaris-generaal geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

19

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft het verbetertraject van UNIDO geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

20

Hoe heeft de afweging in de Rijksministerraad wat betreft de internationale context van de lidmaatschappen van de verscheidene VN-organisaties geleid tot intrekking van het wetsvoorstel tot opzegging van het Statuut van UNIDO?

De Rijksministerraad heeft de kabinetsprioriteiten, de organisatie-effectiviteit van UNIDO, de scorekaarten, het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad, de hervormingsplannen van de nieuwe secretaris-generaal, het verbetertraject van UNIDO en de internationale context van de lidmaatschappen van de verschillende VN-organisaties meegenomen in de oordeelsvorming om lid te blijven van UNIDO. Dit is ook gemeld in de brief van 5 december 2017, betreffende intrekking van het wetsvoorstel, aan de Tweede Kamer.

Zo reflecteert het in gang gezette verbetertraject, dat naar voren komt in de meest recente scorekaart, de bereidheid van de organisatie tot verandering. Het kabinet is dan ook hoopvol gestemd dat UNIDO goed zal aansluiten bij de VN-hervormingsagenda en dat een verdere verbetering op het gebied van impact zal worden gerealiseerd. Dit is de belangrijkste overweging geweest voor voortzetting van het Nederlandse lidmaatschap.

In het debat in de Eerste Kamer op 21 november 2017 (Handelingen I 2017/18, nr. 8, item 6) stelden verschillende senatoren dat de timing van het beoogde uittreden, in dezelfde periode als het uittreden van de VS uit zowel het Klimaatakkoord van Parijs als UNESCO en samenvallend met het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad, ongelukkig is. Het kabinet onderschrijft deze constatering maar hecht er ook aan te benadrukken dat dit argument niet doorslaggevend is geweest bij de oordeelsvorming om lid te blijven van UNIDO.

Waar het de relevantie van het lidmaatschap van UNIDO voor de kabinetsprioriteiten betreft is het nog te vroeg om hier een uitspraak over te doen. Op dit moment wordt geschreven aan een nieuwe beleidsnota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en deze zal binnen afzienbare tijd naar het parlement worden gestuurd.

21

Is de Minister het met het vorige kabinet (Rutte II) eens dat UNIDO een strategie heeft die te weinig is gefocust en dat het beleidsplan onvoldoende is toegerust voor sturing op resultaten? Zo nee, vanwaar dit verschil van inzicht?

Het huidige kabinet deelt de mening van kabinet Rutte II dat UNIDO beter zou moeten presteren. Het standpunt van het vorige kabinet was gebaseerd op de 2015 UNIDO scorekaart. Ten opzichte van de 2017 UNIDO scorekaart toont de organisatie o.a. verbetering op het gebied van strategie. Maar sturing op resultaten blijft nog ondermaats en het door de huidige UNIDO leiding in gang gezette verbetertraject zal dan ook zijn vruchten moeten gaan afwerpen.

22

Is de Minister van mening dat het opstellen van scorekaarten niet zonder consequenties kan blijven?

Ja.

23

Is de Minister van mening dat een opgeheven vingertje of een stevig gesprek onvoldoende is om te kwalificeren als «consequentie» van een slechte scorekaart? Zo nee, waarom niet?

Een scorekaart met slechte scores kan meerdere consequenties hebben. In de eerste plaats vormt een dergelijke scorekaart een belangrijke basis voor intensieve beleidsvoering richting betrokken multilaterale organisaties teneinde een verbetertraject op gang te brengen. Daar waar mogelijk wordt daarbij opgetrokken met andere lidstaten of donoren. Maar indien de beleidsinzet geen resultaten heeft kan in het uiterste geval ook besloten worden de financiële bijdrage terug te schroeven of helemaal stop te zetten. In het geval van UNIDO zit Nederland nog in de fase van beleidsvoering om verbeteringen tot stand te brengen. Het stopzetten van de financiële bijdrage door het opzeggen van het lidmaatschap wordt op dit moment niet opportuun geacht.

24

Klopt het dat het stopzetten van de jaarlijkse contributie van Nederland geen onoverkomelijk gat zal slaan in de UNIDO-begroting, noch het functioneren van de organisatie in gevaar zal brengen?

Ja. Het stopzetten van de jaarlijkse contributie van Nederland zou inderdaad geen onoverkomelijk gat in de UNIDO-begroting hebben geslagen en zou de organisatie dus niet in gevaar hebben gebracht.

25

Waarom is het lidmaatschap van UNIDO belangrijk voor het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad?

De ene multilaterale organisatie de rug toekeren om vervolgens een intensieve inzet op een ander multilateraal platform na te streven kan door internationale partners als tegenstrijdig worden ervaren en ten koste gaan van de Nederlandse reputatie als betrouwbare partner binnen het multilaterale systeem.

26

Wat belooft het verbetertraject van UNIDO op te leveren?

Het verbetertraject belooft een gestroomlijnde projectenportefeuille die op landeniveau beter is aangesloten op de portefeuilles van andere VN-organisaties en in lijn ligt met de VN-brede hervormingsagenda.

27

Welke VN-organisaties oefenen druk op Nederland uit om lid te blijven van UNIDO, en langs welke kanalen gebeurt dit?

Andere VN-organisaties hebben geen druk uitgeoefend op Nederland om lid te blijven van UNIDO.

28

Welke argumentatie gebruikten Canada, de Verenigde State, Australië, het Verenigd Koninkrijk, Litouwen, Nieuw-Zeeland, Portugal, België, Denemarken en Griekenland om hun UNIDO-lidmaatschap op te zeggen en in hoeverre kan deze argumentatie ook van toepassing zijn op Nederland?

Genoemde landen hebben het besluit om het UNIDO-lidmaatschap op te zeggen voornamelijk gebaseerd op de volgende argumenten:

  • lage kosteneffectiviteit

  • onvoldoende impact op landenniveau en

  • beperkte beleidsrelevantie van UNIDO voor het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

Deze argumenten waren voor het vorige kabinet ook de aanleiding om het lidmaatschap van UNIDO op te zeggen. Het huidige kabinet kiest echter voor continuering van het lidmaatschap, omdat het voldoende vertrouwen heeft in het voorgenomen hervormingsproces van de nieuwe secretaris-generaal van de VN en het verbetertraject bij UNIDO.

29

Zal het bevorderen en bespoedigen van industriële ontwikkeling in ontwikkelingslanden onderdeel uitmaken van de Nederlandse beleidsprioriteiten op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de komende jaren? Zo ja, op welke manier? Zo nee, wat is dan de meerwaarde van lidmaatschap van UNIDO?

Zoals hiervoor al is aangegeven wordt op dit moment geschreven aan een nieuwe beleidsnota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die binnen afzienbare tijd naar het parlement zal worden gestuurd. Het is nu nog te vroeg om de meerwaarde voor het nieuwe beleid van het lidmaatschap van UNIDO te benoemen.

30

Hoe valt een argumentatie van amper zeven regels voor de intrekking van het wetsvoorstel (in de brief d.d. 5 december 2017 – Kamerstuk 34 473 (R2069), nr. 7) te rijmen met het voornemen van de Minister om het kabinetsbeleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beter uit te gaan leggen aan de Nederlandse burger?

Zowel de argumenten voor opzegging van het verdrag met UNIDO als de argumenten tegen opzegging zijn de afgelopen vijf jaar uitvoerig gewisseld met Tweede en Eerste Kamer. Meer in het algemeen geldt dat het kabinet op verschillende manieren communiceert over het beleid jegens VN-organisaties. Een voorbeeld is de jaarlijkse brief aan de Tweede Kamer over de Nederlandse inzet bij de jaarlijkse Algemene Vergadering van de VN. Maar ook over de resultaten van de Nederlandse interventies bij de VN wordt jaarlijks gerapporteerd in de jaarverslagen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de resultatenrapportages op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

31

Relevantie en effectiviteit van UNIDO werden op basis van de scorekaarten in 2015 en 2016 onvoldoende geacht. Kunt u op basis van de scorekaarten van 2017 een appreciatie geven van de relevantie en effectiviteit van UNIDO?

Afhankelijk van de verbeterslag, die UNIDO momenteel doorvoert, kan de organisatie relevanter worden voor het Nederlandse beleid op het terrein van private sector ontwikkeling. Datzelfde geldt ook voor de mate van effectiviteit. Ten opzichte van 2015 laat de meest recente scorekaart al enkele kleine verbeteringen zien, zoals een betere strategie ontwikkeling. Het probleem van geringe effectiviteit door sterke versnippering van de projectenportefeuille moet onder meer aangepakt worden door betere aansluiting op de activiteiten van andere VN-organisaties.

Naar boven