34 452 Verzoek tot het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2016

Naar aanleiding van uw brief van 15 april 2016 (Kamerstuk 34 452, nr. 2) waarin u mij in de gelegenheid stelt een zienswijze te geven op de aanklacht van enkele leden van de fractie van Partij voor de Vrijheid op grond van de Wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Kamerstuk 34 452, nr. 1), bericht ik u als volgt.

In de brief van 12 april 2016 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de reactie op het raadgevend referendum over de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne (Kamerstuk 34 270, nr. 9). In het debat met de Tweede Kamer hierover op 13 april 2016 is deze reactie aan de orde gekomen en heb ik deze reactie uitvoerig toegelicht en de vragen hierover, met inbegrip van de betekenis van de Wet op het raadgevend referendum, zo volledig mogelijk beantwoord (Handelingen II 2015/16, nr. 76, debat over de uitslag van het raadgevend referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne).

Een door een lid van de PVV-fractie in dit debat ingediende motie van wantrouwen tegen de Minister-President (Kamerstuk 34 270, nr. 12), is op 13 april verworpen (Handelingen II 2015/16, nr. 76, Stemming over motie uitslag raadgevend referendum associatieverdrag met Oekraïne). De stemming over andere moties die in dit debat zijn ingediend, vond heden plaats (Handelingen II 2015/16, nr. 78, Stemmingen overige moties Uitslag raadgevend referendum associatieverdrag met Oekraïne).

Voor de goede orde merk ik verder op dat op 18 april jl. onherroepelijk is vastgesteld dat het referendum heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing.

In het licht van het voorgaande zie ik geen grond voor de aanklacht zoals vermeld in uw brief. Ik verzoek u deze zienswijze in uw beslissing te betrekken.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven