Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot
het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
De te implementeren richtlijn richt zich op EU-schepen, waarbij voorliggend wetsvoorstel
zich richt op schepen onder Nederlandse vlag (ingeschreven in het Nederlands vlagregister).
Veel schepen zijn echter vanuit Nederland uitgevlagd naar het buitenland, veelal naar
landen buiten de EU of de Europese Economische Ruimte (EER), zoals Panama. De Koninklijke
Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) presenteerde op 24 mei 2016 bij het verschijnen
van haar jaarverslag hierover de volgende cijfers (gebaseerd op de Nederlandse Maritieme
Cluster Monitor 2015): «De Nederlandse reders beheerden in 2015 1.988 schepen, waarvan
1.066 schepen onder Nederlandse vlag en 922 onder buitenlandse vlag.»2 Dit roept ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel de volgende vragen
op.
Kan de regering aangeven hoeveel schepen in eigendom van Nederlandse reders buiten
de werkingssfeer van voorliggend wetsvoorstel vallen, door uitvlaggen naar een niet-Europese
vlaggenstaat? En kan de regering aangeven in hoeverre het uitvlaggen van Nederlandse
schepen naar niet-Europese vlaggenstaten, gevolgen heeft voor de effectiviteit van
voorliggend wetsvoorstel?
In de memorie van toelichting is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3 van
het wetsvoorstel het volgende gesteld: «Scheepsuitrusting die in de Europese Unie
wordt vervaardigd, maar die aan boord wordt geplaatst van een schip dat onder de vlag
van een staat buiten de Europese Unie vaart, hoeft niet aan de bepalingen bij of krachtens
deze wet te voldoen.»3 Kan de regering aangeven in hoeverre het risico bestaat dat nog meer Nederlandse
schepen zullen uitvlaggen naar niet-Europese vlaggenstaten om deze wetgeving te omzeilen?
Kan de regering duiden of dit betekent dat bij toezicht en handhaving door de Inspectie
Leefomgeving en Transport (ILT) een schip in eigendom van een Nederlandse reder, maar
varend onder niet-Europese vlag, géén sanctie opgelegd kan krijgen, terwijl dat in
een gelijke situatie wél mogelijk zal zijn bij een schip onder Nederlandse vlag? Zo
ja, acht de regering dit onderscheid wenselijk?
In de memorie van toelichting is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9 van
het wetsvoorstel gesteld dat scheepsuitrusting die op bestelling wordt gemaakt, als
uniek exemplaar moet worden onderworpen aan een conformiteitsbeoordeling.4 Kan de regering aangeven in hoeverre er uitzonderingsmogelijkheden zijn voor scheepsuitrusting
op varend erfgoed? Is het onder voorliggend wetsvoorstel mogelijk om voor historische
schepen maatwerk te leveren binnen de kaders van een conformiteitsbeoordeling?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening
zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag
uiterlijk 1 juli 2016.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Sent
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer