34 425 Wet houdende regels met betrekking tot de productie, de conformiteitsbeoordeling en het plaatsen aan boord van scheepsuitrusting (Wet scheepsuitrusting 2016)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 21 juni 2016

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De te implementeren richtlijn richt zich op EU-schepen, waarbij voorliggend wetsvoorstel zich richt op schepen onder Nederlandse vlag (ingeschreven in het Nederlands vlagregister). Veel schepen zijn echter vanuit Nederland uitgevlagd naar het buitenland, veelal naar landen buiten de EU of de Europese Economische Ruimte (EER), zoals Panama. De Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) presenteerde op 24 mei 2016 bij het verschijnen van haar jaarverslag hierover de volgende cijfers (gebaseerd op de Nederlandse Maritieme Cluster Monitor 2015): «De Nederlandse reders beheerden in 2015 1.988 schepen, waarvan 1.066 schepen onder Nederlandse vlag en 922 onder buitenlandse vlag.»2 Dit roept ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel de volgende vragen op.

Kan de regering aangeven hoeveel schepen in eigendom van Nederlandse reders buiten de werkingssfeer van voorliggend wetsvoorstel vallen, door uitvlaggen naar een niet-Europese vlaggenstaat? En kan de regering aangeven in hoeverre het uitvlaggen van Nederlandse schepen naar niet-Europese vlaggenstaten, gevolgen heeft voor de effectiviteit van voorliggend wetsvoorstel?

In de memorie van toelichting is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3 van het wetsvoorstel het volgende gesteld: «Scheepsuitrusting die in de Europese Unie wordt vervaardigd, maar die aan boord wordt geplaatst van een schip dat onder de vlag van een staat buiten de Europese Unie vaart, hoeft niet aan de bepalingen bij of krachtens deze wet te voldoen.»3 Kan de regering aangeven in hoeverre het risico bestaat dat nog meer Nederlandse schepen zullen uitvlaggen naar niet-Europese vlaggenstaten om deze wetgeving te omzeilen?

Kan de regering duiden of dit betekent dat bij toezicht en handhaving door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een schip in eigendom van een Nederlandse reder, maar varend onder niet-Europese vlag, géén sanctie opgelegd kan krijgen, terwijl dat in een gelijke situatie wél mogelijk zal zijn bij een schip onder Nederlandse vlag? Zo ja, acht de regering dit onderscheid wenselijk?

In de memorie van toelichting is in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9 van het wetsvoorstel gesteld dat scheepsuitrusting die op bestelling wordt gemaakt, als uniek exemplaar moet worden onderworpen aan een conformiteitsbeoordeling.4 Kan de regering aangeven in hoeverre er uitzonderingsmogelijkheden zijn voor scheepsuitrusting op varend erfgoed? Is het onder voorliggend wetsvoorstel mogelijk om voor historische schepen maatwerk te leveren binnen de kaders van een conformiteitsbeoordeling?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 juli 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Sent

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), De Grave (VVD), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Sent (PvdA) (voorzitter), Vos (GL), Kops (PVV), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), Van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 425, nr. 3, p. 20.

X Noot
4

Kamerstukken II 2015/16, 34 425, nr. 3, p. 24.

Naar boven