34 414 Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet flexibilisering ingangsdatum AOW)

Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 februari 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het in artikel I, onder C, voorgestelde artikel 13c wordt in de laatste zin van het eerste lid, na «artikel 13b» ingevoegd: , eerste lid,.

2

In het in artikel I, onder E, voorgestelde artikel 16c, vijfde lid, wordt «vijf jaren» vervangen door: twee jaren.

3

Het in artikel I, onder K, voorgestelde artikel 64g vervalt.

4

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor groepen personen met een pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste of tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet, verschillend kan worden vastgesteld.

Toelichting

Onderdeel 1.

Dit betreft herstel van een technische omissie.

Onderdeel 2.

De AOW-uitkering kan maximaal twee jaar eerder worden aangevraagd in plaats van vijf jaar ten opzichte van de spilleeftijd. De reden is dat dit het budgettair effect en de overheidsfinanciën ten goede komt. Het nieuwe budgettaire overzicht en een doorrekening van het CPB dat hierbij hoort, volgt nog separaat.

Onderdelen 3 en 4.

Het eerder in artikel 64g voorgestelde invoeringspad wordt aangepast. Dat houdt deels verband met de in artikel 16c voorgestelde kortere periode waarover de uitkering kan worden vervroegd. Daarnaast dient de Sociale Verzekeringsbank voldoende voorbereidingstijd te hebben om de uitvoering ter hand te nemen. Echter, dan nog zal de SVB niet op de eerste dagen na inwerkingtreding een grote toevloed van aanvragen kunnen verwerken. Dat betekent dat naast het bepalen van de eerste datum van inwerkingtreding, ook wordt geregeld dat de mogelijkheid om het verzoek te doen om het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder te laten ingaan dan de pensioengerechtigde leeftijd gefaseerd per geboortecohort wordt ingevoerd.

Deze twee overwegingen brengen mee dat de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel, zoals neergelegd in artikel IV, wordt aangepast.

Klein

Naar boven