34 411 Goedkeuring van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 14 april 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I.

ALGEMEEN

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Voorgeschiedenis

2

   

2.6.

Nauwere samenwerking

3

 

3.

Essentialia van het Rechtspraakverdrag

3

   

3.1.1.

Hoofdstuk I (algemene bepalingen)

3

   

3.1.2.

Hoofdstuk II (institutionele bepalingen)

3

   

3.1.3.

Hoofdstuk III (de rechters van het Gerecht)

3

   

3.3.4.

Hoofdstuk IV (bevoegdheden van het Gerecht)

3

 

4.

De verordening eenheidsoctrooibescherming en de vertaalverordening

4

   

4.1.

Essentialia verordening eenheidsoctrooibescherming

4

 

5.

Gedeeltelijke voorlopige toepassing

4

 

6.

Grondwettelijke aspecten

4

 

7.

Bedrijfseffecten en regeldruk

4

 

8.

Financiële gevolgen

5

 

10.

Gevolgen rechterlijke macht

5

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel dat strekt tot goedkeuring van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1). Zij volgen het dossier over het Europees Octrooi al jarenlang en hebben de totstandkoming van een Europees octrooi gesteund, aangezien dit tot lastenreductie, lagere kosten en veel gemak kan leiden voor alle bedrijven die gebruik maken van octrooien. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen bij dit wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en de beoogde Nederlandse goedkeuring hiervan. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van onderhavig voorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten in hoeverre zij derden om advies heeft gevraagd bij de totstandkoming van het Rechtspraakverdrag.

Na een ratificatie en inwerkingtreding van dit Rechtspraakverdrag zijn ook de verordeningen met betrekking tot de introductie van het Europees octrooi met eenheidswerking van toepassing, zo begrijpen deze leden. Ook ligt een aanpassing van de Rijksoctrooiwet in het verschiet. Kan de regering aangeven in hoeverre er in de nieuwe situatie nog sprake zal zijn van nationale koppen? Kan de regering toelichten waar Nederland in lijn gaat lopen met verplichte Europese regelgeving, en vooral ook waar de regering besluit om af te wijken of om meer te doen?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op de bevoegdheden die het Eengemaakt Octrooigerecht (EOG) krijgt. Deze leden vragen hierbij in te gaan op de veranderingen van de bevoegdheden in vergelijking met de huidige situatie en of alle bevoegdheden nodig zijn. Ook vragen deze leden of bepaalde bevoegdheden beter nationaal zouden kunnen blijven en of de bevoegdheden kunnen gaan conflicteren met de bevoegdheden van nationale rechters. Zij vragen de regering verder of de voorstellen in het wetsvoorstel zijn getoetst aan de hand van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Zo ja, wat waren hiervan de uitkomsten? Deze leden merken verder op dat in de memorie van toelichting niet direct duidelijk naar voren komt in hoeverre de regering derden om advies heeft gevraagd bij de totstandkoming van het Rechtspraakverdrag en het voorliggende wetsvoorstel ter ondertekening van het Rechtspraakverdrag. Zou de regering hier alsnog op willen ingaan? Verder merken deze leden op dat de wet geen evaluatiebepaling bevat, wat is hiervan de reden? Kan de regering daarnaast aangeven of de discussie over de onbalans tussen het octrooirecht- en kwekersrecht buiten de reikwijdte van het wetsvoorstel valt?

2. Voorgeschiedenis

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het verleden vele pogingen zijn ondernomen om een eenvormige octrooititel met een bijbehorend rechtspraaksysteem tot stand te brengen, waarbij deze pogingen terug gaan tot de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het grote struikelblok bleek steeds de vertalingen te zijn. Deze leden vragen of dit de enige grote struikelblok was of dat er nog meer struikelblokken waren. Zo ja, wat waren de struikelblokken en op welke manier is dit opgelost?

2.6. Nauwere samenwerking

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meer zou kunnen vertellen over de beweegredenen van Kroatië en Polen om het verdrag (tot op heden) niet te ondertekenen.

3. Essentialia van het Rechtspraakverdrag

3.1.1. Hoofdstuk I (algemene bepalingen)

De leden va de VVD-fractie lezen dat het EOG zal gaan beschikken over een exclusieve bevoegdheid voor geschillen met betrekking tot Europese octrooien met en zonder eenheidswerking. Dat betekent dat deze bevoegdheid wordt onttrokken aan de nationale rechters die daarvoor nu bevoegd zijn. Voor deze zaken zal het EOG voortaan gelden als de nationale rechter, zo lezen zij. Deze leden vragen waarom er niet is gekozen voor een ander model, waarbij nationale rechters bevoegd blijven inzake het Europese octrooi. Waarom kunnen Nederlandse rechters, met waar nodig assistentie vanuit Europa via bijvoorbeeld samenwerking en prejudiciële procedures, niet de octrooirechtspraak blijven verzorgen? Graag een concrete toelichting van de regering.

3.1.2. Hoofdstuk II (institutionele bepalingen)

Er wordt aangegeven dat de deelnemende lidstaten lokale of regionale divisies van het Gerecht van Eerste Aanleg kunnen oprichten op eigen grondgebied, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast. Deze leden vragen of de regering zou kunnen toelichten in hoeverre er plannen zijn om een dergelijke divisie in Nederland op te richten. Wat zullen de bijbehorende bevoegdheden zijn? Hoe zal dit zich verhouden tot de huidige gerechten? Creëren we op deze manier uiteindelijk niet een extra (Europese) bestuurslaag in plaats van één gerecht dat een groot aantal nationale gerechten vervangt, zo vragen deze leden.

3.1.3. Hoofdstuk III (de rechters van het Gerecht)

De leden van de VVD-fractie lezen dat het EOG zal bestaan uit zowel juridisch als technisch geschoolde rechters. Vindt de regering dat er voldoende waarborgen zijn opgenomen zodat het EOG strikt onafhankelijk zal gaan functioneren? Deze leden vragen wat gebeurt er als het EOG het belang van bepaalde lidstaten zwaarder laat wegen dan dat van andere lidstaten. Welke mogelijkheden zijn er om in te grijpen voor de regering als de Nederlandse belangen worden geschaad?

3.3.4. Hoofdstuk IV (bevoegdheden van het Gerecht)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de bevoegdheid wordt gecreëerd voor het EOG om voorlopige maatregelen te gelasten tot behoud van relevant bewijsmateriaal in verband met een vermoedelijke octrooi-inbreuk (artikel 60 van het Rechtspraakverdrag). In dat verband kan, met inachtneming van de in artikel 60 omschreven waarborgen, ook een huiszoeking worden gelast. Deze leden willen van de regering weten wie dit concreet gaat uitvoeren. Gaan Europese ambtsdragers hier in Nederland huiszoekingen uitvoeren? Of wordt dit uitgevoerd door nationale autoriteiten op verzoek van het EOG? Hoe gaat dit verlopen? Deze leden wensen hierover een duidelijke uitleg van de regering.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat op grond van artikel 60 van het Rechtspraakverdrag het mogelijk wordt voor de EOG om huiszoekingen te verrichten. Zo ja, waarom zou dit een taak moeten zijn van de EOG en kan de regering aangeven hoe dit juridisch in elkaar steekt?

4. De verordening eenheidsoctrooibescherming en de vertaalverordening

4.1. Essentialia verordening eenheidsoctrooibescherming

De leden van de CDA-fractie lezen dat indien een octrooi verleend is in het Engels, er ook één vertaling in een EU-taal naar keuze moet worden gemaakt. Waarom is dit nodig en waarom is gekozen voor een EU-taal naar keuze?

5. Gedeeltelijke voorlopige toepassing

De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot de gedeeltelijke voorlopige toepassing en de ratificatie, aangezien zij een spoedige ratificatie van belang achten voor het bedrijfsleven. Hoe groot acht de regering de kans dat het eengemaakt octrooigerecht nog in 2016 of begin 2017 van start gaat, aangezien de rol van Groot-Brittannië binnen de Europese Unie «op losse schroeven» staat en een goedkeuring van Groot-Brittannië noodzakelijk is voor de inwerkingtreding van het eengemaakt octrooigerecht? Liggen er al enige aanpassingen van het verdrag klaar mochten de Britten op 23 juni 2016 stemmen voor een uittreding van de Europese Unie? In de memorie van toelichting staat dat de verwachting is dat medio 2016 op zijn minst dertien overeenkomstsluitende lidstaten bekrachtigingen of kennisgevingen bij depositaris hebben gedeponeerd en tegen die tijd ook hebben ingestemd met de voorlopige toepassing. Deze leden vragen waar deze verwachting op is gebaseerd.

6. Grondwettelijke aspecten

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom de enkele overdracht van bevoegdheden tot rechtspraak aan een internationale rechter geen afwijking oplevert van de Grondwet.

7. Bedrijfseffecten en regeldruk

Als bron voor de inschatting van de kosten van de parallelle procedures geprojecteerd naar het jaar 2013 wordt een onderzoek uit 2009 genoemd, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast. Kan de regering deze cijfers ook onderbouwen met gegevens uit recenter onderzoek? Daarnaast wordt genoemd dat deze kosten in de toekomst grotendeels kunnen worden vermeden. Deze leden vragen of de regering dit nader kan toelichten.

De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen met betrekking tot eventuele effecten op het bedrijfsleven na de inwerkingtreding van het eengemaakt octrooigerecht. Op wat voor een manier zal dit unitaire octrooi en eengemaakt octrooigerecht innovatie in Nederland bevorderen? Zijn er risico’s voor innovatieve bedrijven? Zo ja, welke? Deze leden vragen welk effect de inwerkingtreding van de lokale en regionale divisies heeft op de werkgelegenheid in Nederland, aangezien er multinationale panels bij deze nieuwe divisies komen en er 50 tot 100 zaken zullen wegvallen bij de Nederlandse octrooirechter. In de memorie van toelichting staat dat het aantal validaties van Europese octrooien bij Octrooicentrum Nederland zal afnemen. Welke gevolgen heeft dit voor de werkgelegenheid bij het Octrooicentrum Nederland?

De regering geeft aan dat het wetsvoorstel onder andere leidt tot efficiëntere rechtspleging door het vermijden van parallelle procedures. Hierbij wordt verwezen naar een onderzoek uit 2009. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de genoemde cijfers ook nu nog representatief zijn.

8. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat het uitgangspunt van het Rechtspraakverdrag is dat het EOG kostendekkend gaat werken. Wel zullen gedurende een overgangsfase de overeenkomstsluitende lidstaten bijdragen in de kosten van het EOG. De regering verwacht dat de hieruit voor Nederland voortvloeiende kosten beperkt en degressief zullen zijn. Kan de regering dit nader toelichten?

De leden van de PvdA-fractie vragen een nadere toelichting wat betreft de financiële gevolgen van het Rechtspraakverdrag. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de wetten omtrent een gemeenschappelijk octrooigerecht eerder niet zijn aangenomen vanwege onenigheden omtrent vertaaleisen en de verdeling van octrooiopbrengsten. Voor de vertalingseisen is een oplossing geboden, maar hoe staat het nu met de verdeling van de octrooiopbrengsten? Kan de verdeling van octrooiopbrengsten onder dit verdrag nader worden toegelicht?

Deze leden vragen hoe de regering de uitspraak onderbouwt dat de kosten tijdens de overgangsfase (richting het Europees eengemaakt octrooigerecht) voor Nederland beperkt en degressief zullen zijn. Kunnen de kosten voor de unitaire octrooien nader worden toegelicht? Hoe worden deze aanbesteed?

De regering geeft aan dat gedurende de overgangsfase de overeenkomstsluitende lidstaten zullen bijdragen in de kosten van het EOG, zo vragen de leden van de CDA-fractie. De verwachting van de regering is dat de hieruit voor Nederland voortvloeiende kosten beperkt en degressief zullen zijn. Deze leden zouden graag een nadere onderbouwing hiervan ontvangen.

10. Gevolgen rechterlijke macht

De leden van de PvdA-fractie pleiten voor een zo soepel mogelijke inwerkingtreding van het EOG en Europees octrooi met eenheidswerking. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen met betrekking tot de inwerkingtreding van het nieuwe rechtsorgaan. Is het eengemaakt octrooigerecht voldoende toegerust op zijn taak, dat wil zeggen zijn er voldoende fte’s zodat er geen ellenlange procedures ontstaan?

In de memorie van toelichting staat dat het EOG exclusieve bevoegdheid krijgt over Europese octrooien met en zonder eenheidswerking. Geldt dit ook de Europese octrooien zonder eenheidswerking van de landen die het verdrag niet ratificeren, zo vragen deze leden. Als dit nog door de lidstaten zelf in plaats van het EOG wordt gedaan, brengt dit dan geen (onnodige) complexiteit met zich mee? Welke rechtbank heeft voorrang in de landen die het verdrag niet ratificeren, maar wel Europese octrooien zonder eenheidswerking hebben? Kan dit nader worden toegelicht?

Doordat vorderingen in verband met inbreuk op Europese octrooien en verordeningen tot nietigverklaringen van Europese octrooien bij het EOG worden aangebracht, zullen deze niet langer voor de Nederlandse octrooirechter (de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag) worden gebracht. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de personele en financiële gevolgen van dit wetsvoorstel zullen zijn voor de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. Zou de regering een schatting kunnen geven om hoeveel zaken dit zal gaan? De regering geeft ook aan dat rechters hun functie voor de nationale gerechten gaan combineren met een functie voor het EOG. Kan de regering aangeven waaruit dit blijkt en wat voor organisatorische gevolgen dit bij de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag met zich meebrengt?

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Naar boven