34 400 Verkenning parlementaire ondervraging

Nr. 10 VERSLAG

Vastgesteld 21 november 2022

De commissie voor de Werkwijze, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend voorstel van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude tot wijziging van de Regeling parlementair en extern onderzoek in verband met de evaluatie van het instrument van de ondervraging, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit voorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude tot wijziging van de Regeling parlementair en extern onderzoek in verband met de evaluatie van het instrument van de ondervraging. Graag willen deze leden enkele opmerkingen maken en de initiatiefnemers een aantal vragen stellen. Maar allereerst bedanken zij de initiatiefnemers voor de uitgevoerde evaluatie van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging en het onderhavige voorstel.

De leden van de D66-fractie hebben het voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude met betrekking tot de Regeling parlementair en extern onderzoek in verband met de evaluatie van het instrument van de ondervraging gelezen en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude tot wijziging van de Regeling parlementair en extern onderzoek in verband met de evaluatie van het instrument van de ondervraging. Deze leden constateren dat het voorliggende voorstel een logisch gevolg is van de opgedane ervaringen en de uitgevoerde evaluatie: een uitvoeringstoets in de praktijk. Zij danken de initiatiefnemers en hun ondersteuning daarom voor de evaluatie van het Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging en het daaruit voortvloeiende voorstel tot verankering van het instrument parlementaire ondervraging als beknopte parlementaire enquête in de Regeling parlementair en extern onderzoek.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Belhaj, Stoffer en Van der Woude om het Reglement van Orde te wijzigen naar aanleiding van de evaluatie van het instrument «parlementaire ondervraging». Deze leden wensen de indieners te danken voor het vele werk dat zij hebben gestoken in de evaluatie en de voorgestelde wijziging van het reglement.

I. Algemeen

De leden van de werkgroep concluderen dat het instrument parlementaire ondervraging in de praktijk anders heeft gefunctioneerd dan gedacht, maar dat tegelijkertijd de ervaringen met het instrument positief zijn. De leden van de VVD-fractie memoreren dat zij in 2016 tegen het Tijdelijk protocol hebben gestemd. Wat het protocol namelijk regelde was, naar de mening van deze leden, in feite al mogelijk, ook zonder specifieke regeling.

Er wordt nu door de initiatiefnemers voorgesteld om twee varianten van een parlementaire enquête in de Regeling parlementair en extern onderzoek op te nemen. Het begrip «parlementaire ondervraging» vervalt daarmee. De twee voorgestelde varianten zijn: de «beknopte» enquête en de «klassieke» enquête. In beide varianten gaat het om een parlementaire enquête overeenkomstig de Wet op de parlementaire enquête. Wat is de meerwaarde van het voorstel ten opzichte van de situatie dat er in de regeling niet expliciet twee varianten worden genoemd? De Kamer kan immers voor elke enquête die zij wil houden, bepalen hoe die vorm moet worden gegeven, zolang ze zich daarbij houdt aan de wet. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers hierop in te gaan.

Voor de leden van de VVD-fractie is een parlementaire enquête gericht op waarheidsvinding en het leren van lessen voor de toekomst. Een enquête is een zwaar middel, het is zelfs het zwaarste middel dat de Kamer heeft. Ook de voorgestelde «beknopte» variant is een enquête en dus een zwaar instrument. Hoewel de beknopte enquête capaciteit – in de zin van tijd en geld – kan besparen, moet ook deze enquête weloverwogen worden ingezet.

De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat als dit voorstel wordt aanvaard, het Tijdelijk protocol automatisch vervalt.

Zouden de indieners kort het verschil tussen een beknopte enquête en een parlementaire enquête uiteen kunnen zetten? Kunnen zij daarbij ook ingaan op hoe een beknopte enquête een aanvulling is op andere kennisinstrumenten die Kamerleden al tot hun beschikking hebben? De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe in een beknopte enquête, waar de nadruk meer op snelle waarheidsvinding lijkt te moeten gaan liggen, de zorgvuldigheid geborgd gaat worden.

De leden van de D66-fractie vragen of de indieners verwachten dat de voorgestelde wijzigingen financiële consequenties zullen hebben. Verwachten zij bijvoorbeeld dat deze instrumenten vaker ingezet gaan worden? Zo ja, wat betekent dat dan voor de begroting van de Tweede Kamer? Behoeven deze wijzigingen volgens de indieners personele wijzigingen? Deze leden lezen in de evaluatie dat de indieners verwachten dat Kamerleden prudent met het instrument parlementaire ondervraging (of beknopte enquête) om zullen gaan. Waarop baseren de indieners deze verwachting?

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de indieners willen reageren op de kritiek van emeritus-hoogleraar staatsrecht Jurgens, die vraagtekens plaatst bij de zelfbeheersing die betracht moet worden door Kamerleden wanneer zij een parlementaire ondervraging houden. Jurgens uit de zorg dat een parlementaire ondervraging geen neutrale ondervraging is. Kamerleden die vragen stellen kunnen ook een ander doel nastreven dan het achterhalen van de waarheid. Bestaat het risico volgens de indieners dat dit middel voornamelijk als politiek instrument ingezet gaat worden? Zo ja, hoe moet daar volgens de indieners mee omgegaan worden?

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A

De leden van de SP-fractie hebben geen uitgesproken voorkeur of afwijzing over het onder deel A wijzigen van de terminologie, maar zij stellen wel de vraag of met het noemen van een «beknopte enquête» het verschil tussen de ondervraging en gehele enquête wordt ondervangen. Is het mogelijk, zo stellen deze leden de vraag, om het verschil tussen de drie vormen van parlementair onderzoek überhaupt te presenteren. Hoe is te voorkomen dat het verschil een semantische discussie lijkt te zijn, terwijl er duidelijke verschillen zijn? Kunnen de indieners aangeven wat precies – anders dan de naamstelling – wijzigt? Klopt het dat het grote verschil tussen de ondervraging/beknopte enquête is dat er geen conclusies en aanbevelingen volgen uit het onderzoek/ondervraging dat wordt gedaan? Of wordt hier nu van afgestapt?

De leden van de SP-fractie zouden aan de indieners willen vragen of zij met ondersteuning in de Tweede Kamer ervoor kunnen zorgen dat heel helder wordt wat de verschillen zijn tussen de drie parlementaire onderzoeksvormen die we kennen: het parlementair onderzoek, de beknopte enquête en de parlementaire enquête.

Onderdeel B

De leden van de VVD-fractie achten het een goede zaak dat er criteria zijn geformuleerd waaraan in elk geval moet worden getoetst voordat er wordt beslist over het inzetten van een bepaald onderzoeksinstrument. Waarom is ervoor gekozen om deze criteria in de toelichting op te nemen en niet in de regeling zelf, zo vragen deze leden. Tot slot van dit onderdeel geven zij aan het te waarderen dat duidelijk wordt verwoord dat het bij beide varianten om een parlementaire enquête gaat.

De leden van de SP-fractie lezen in de toelichting dat er ten minste zeven verschillende zaken gemotiveerd moeten worden in de opdrachtformulering van de (beknopte) enquête. Deze leden vragen de indieners waar deze precies vandaan komen en of dit in de drie onderzochte ondervragingen onvoldoende is gebeurd. Laten de indieners zich hier niet te veel leiden door oordelen van buitenstaanders, vaak niet gehinderd door (enige) kennis? Kunnen de indieners aangeven of de zeven te beantwoorden vragen over de noodzaak, onderzoeksvorm en gekozen variant voldoende zijn om het onderzoek goed te motiveren en vorm te geven? Behoort dit volgens de indieners een format te worden? In hoeverre kan daar in de toekomst van worden afgeweken?

De leden van de SP-fractie vragen in het kader van de zeven te beantwoorden vragen hoe deze zich verhouden tot de vaak in een aangenomen motie vastgelegde omschrijving van de opdracht tot een (beknopte) parlementaire enquête. Behoort daar al rekening te worden gehouden met de zeven punten uit de toelichting? Hoe zien de indieners dit?

De leden van de SP-fractie vragen de indieners waarom zij ervoor kiezen om de indicatie van inzet van leden vast te leggen in artikel 4, tweede lid. Welke gronden gaven de evaluatie hiervoor? Waren leden overdonderd door de hoeveelheid tijd die een ondervraging kostte? Waren er leden van de commissie die te weinig tijd besteedden aan de voorbereiding? Deze leden vragen zich af of het Reglement van Orde zich ervoor leent om iets op te nemen over de inzet van een Kamerlid of de indicatie van wat iets kost. Mag niet verondersteld worden dat een Kamerlid in het algemeen en zeker als lid van een (beperkte) enquêtecommissie zich inzet naar behoren en maximaal vermogen? Kunnen de indieners dit toelichten?

Onderdeel D

In de voorgestelde artikelen 14bis en 14ter van de Regeling parlementair en extern onderzoek worden de twee varianten omschreven. De ene variant is de «beknopte» enquête met een beknopte onderzoeksvraag. De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere verduidelijking van het begrip «beknopt». Wat is een «beknopte» onderzoeksvraag en wat is een «relatief korte tijdspanne»? Waarom wordt deze vorm van de enquête geen «beperkte» enquête genoemd? De uitleg in het voorgestelde artikel 14bis is dat een «beknopte» enquête een vorm van een parlementair onderzoek is met een «beknopte» onderzoeksvraag. Dat lijkt op een cirkelredenering. Graag krijgen deze leden een reactie van de initiatiefnemers.

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat in de toelichting wordt gesteld dat het denkbaar is dat de «beknopte» enquête ook zal worden ingezet in het geval een of meerdere genodigden niet wil deelnemen aan een reguliere hoorzitting van een commissie of wanneer personen of organisaties onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek van een tijdelijke commissie. Dit is natuurlijk altijd mogelijk. Maar het kan toch niet de bedoeling zijn om het instrument van enquête in te zetten als drukmiddel? Daarmee wordt toch geen recht gedaan aan het instrument enquête? Deze leden vragen de initiatiefnemers daarop te reflecteren.

De voorzitter van de commissie voor de Werkwijze, Vera Bergkamp

De griffier van de commissie voor de Werkwijze, Goorden

Naar boven