34 395 EU-voorstellen: Circulaire economie COM (2015) nr. 614/2, COM 2015) 595, COM (2015) 594 en COM (2015) 593

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2016

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening1 en Economische Zaken2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 12 mei 20163, waarin ingegaan wordt op vragen en opmerkingen inzake het pakket circulaire economie bestaande uit één mededeling4 en vier richtlijnvoorstellen5.

Naar aanleiding hiervan hebben zij de Staatssecretaris op 2 juni 2016 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris heeft op 30 juni 2016 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING EN VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

Den Haag, 2 juni 2016

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 12 mei 20166, waarin ingegaan wordt op vragen en opmerkingen inzake het pakket circulaire economie – bestaande uit één mededeling7 en vier richtlijnvoorstellen8 – dat op 2 december 2015 is gepresenteerd door de Europese Commissie.

De leden van de D66-fractie zijn u erkentelijk voor de antwoorden op hun eerdere vragen. Naar aanleiding van deze antwoorden, hebben deze leden aanvullende vragen. De SP-fractieleden danken u voor de beantwoording van de gestelde vragen. Deze fractieleden leggen u graag nog twee resterende vragen voor. De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden op de vragen en hebben nog een aantal vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

U stelt dat nascheiding van gemengd afval soms de kwaliteit van bronscheiding kan halen.9 Gezien de grote belasting die bronscheiding voor gezinshuishoudens oplevert, zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar een nadere invulling van «soms». Kunt u verder toezeggen dat nascheiding de regel is en bronscheiding niet wordt ingevoerd daar waar nascheiding de norm kan halen?

U schrijft, onder verwijzing naar de hoge milieubelasting van dierlijke eiwitten, dat het kabinet met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties de mogelijkheden wil verkennen om de consumptie van niet-dierlijk voedsel te verhogen.10 De leden van de D66-fractie vragen in dit verband – onder verwijzing naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk11 – of het klopt dat in de berekening van de CO2-uitstoot door het Rijk geen rekening is gehouden met de milieubelasting aan de basis door dierlijke eiwitten. Zo ja, zal dit in de toekomst wel het geval zijn, mede gezien de aandacht die het aanvangspakket circulaire economie vraagt voor het gebruik van hulpbronnen in alle fasen van de productie en het belang dat u hecht aan transparantie over en inzicht in de milieukosten in verschillende fasen van de productketen?

U schrijft dat het kabinet geen andere mogelijkheden ziet om via fiscale prikkels hergebruik te stimuleren dan via de in 2014 heringevoerde afvalstoffenbelasting voor stortafval.12 De leden van de D66-fractie vragen u om een toelichting hierop.

Verder vragen deze leden of u heeft gekeken c.q. bereid bent te kijken naar de mogelijkheid om het btw-tarief in de margeregeling op de doorverkoop van consumptiegoederen te verlagen. Bij deze doorverkoop is er immers 100% hergebruik, geen afval, en geen energieverbruik. De leden van de D66-fractie vragen u ook of het klopt dat het tarief voor de genoemde afvalstoffenbelasting voor storten en verbranden per januari 2015 is verlaagd en hoe zich dit verhoudt tot de ambities om hergebruik te stimuleren en afval te minimaliseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Bij het pakket circulaire economie is ruim aandacht voor de gevolgen van vleesconsumptie. Een studie van de prestigieuze Carnegy Mellon University toonde echter aan dat sla qua emissies drie keer slechter scoort dan bacon. Groenten in het algemeen gebruiken veel meer grondstoffen, energie, water bouwstenen en middelen dan men zich realiseert. Een vegetarisch dieet zou dan ook per saldo slechter zijn voor het milieu, zo concluderen deze wetenschappers.13 Kent u dit onderzoek en in hoeverre bent u bereid dit tevens een plek te bieden in het pakket circulaire economie?

In hoeverre wordt er rekening mee gehouden dat het ruimtebeslag voor biologisch geproduceerd voedsel veel groter is dan conventioneel geproduceerd voedsel, waarmee het veel belastender en schadelijker is voor natuur en milieu?

Niet al het gescheiden opgehaalde afval kan worden verwerkt in Nederland, waardoor vrachtwagens naar Duitsland moeten rijden om bijvoorbeeld plasticafval te laten verwerken. Andersom komen vanuit de hele wereld, waaronder Ierland, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Engeland, bepaalde hardplastics naar Nederland voor verwerking. In hoeverre wordt als eis gesteld dat er sprake moet zijn van nettomilieuwinst?

Voor boomkwekers zijn plantenresten van tuinders een ideale grondstof als voedingsbodem. EU-richtlijnen bepalen echter dat deze plantenresten als afval verwerkt moeten worden en mogen daardoor niet rechtstreeks door tuinders aan boomkwekers worden aangeboden. Staat een dergelijk beleid niet haaks op de doelstellingen van een circulaire economie? Zijn er nog meer EU-richtlijnen die haaks staan op het doel om zoveel mogelijk materiaal te hergebruiken? Zo ja, welke?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

U stelt in uw beantwoording van de schriftelijke vragen van de SP-fractieleden dat u zich bij de Milieuraad van 20 juni 2016 in zal zetten voor ambitieuze raadsconclusies.14 De leden van de SP-fractie vragen hoe u het draagvlak inschat voor een ambitieus pakket circulaire economie.

In dit kader noemt u ook het geschikt maken van Europese regelgeving voor de circulaire economie.15 Kunt u uiteenzetten hoe u beoogt de Europese regelgeving geschikt te maken voor de circulaire economie?

Tevens vragen de SP-fractieleden of u inmiddels meer inzicht kan geven in de reeds bereikte doelen, in het kader van de circulaire economie, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de EU.

De leden van de vaste commissies voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 juli 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, E.M. Sent

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2016

Hierbij ontvangt u de beantwoording van de nadere vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening en de vaste commissie voor Economische Zaken. Deze zijn gesteld naar aanleiding van mijn brief van 12 mei 201616 over uw vragen en opmerkingen inzake het pakket circulaire economie gepresenteerd door de Europese Commissie.

De leden van de D66-fractie vragen om een nadere invulling van de term «soms» wanneer gesteld wordt dat nascheiding van gemengd afval soms de kwaliteit van bronscheiding kan halen. Voorts vragen de leden van de D66-fractie of ik kan toezeggen dat nascheiding de regel wordt en bronscheiding niet wordt ingevoerd daar waar nascheiding de norm kan halen.

De afweging of bron- of nascheiding toegepast moet worden, is in de praktijk voornamelijk relevant voor kunststofverpakkingsafval. Voor afvalscheiding van kunststofverpakkingsafval gelden kwaliteitseisen voor het kunststof na sortering. Deze eisen zijn gebaseerd op de kwaliteit die met bronscheiding gehaald kan worden. Aan deze eisen kan ook worden voldaan met nascheiding als dit proces goed wordt uitgevoerd. Met de term «soms» wordt naar die situatie verwezen. In een dergelijke situatie is sprake van hoog ontwikkelde technieken waarbij door middel van infraroodapparatuur en «filmgrabbers» (foliescheiders) diverse typen kunststof worden herkend die vervolgens gescheiden worden.

Een gemeente mag zelf bepalen hoe het kunststofverpakkingsafval wordt ingezameld. Hierbij geldt dat de vastgestelde kwaliteitsnorm van het kunststofafval gehaald moet worden. Ik ben niet voornemens de wijze van afvalscheiding aan de gemeenten voor te schrijven.

De leden van de D66-fractie vragen mij in hoeverre ik de milieubelasting aan de basis door dierlijke eiwitten meeneem in de berekening van de CO2-uitstoot bij de Rijksbedrijfsvoering.

De CO2-uitstoot van dierlijke eiwitten uit voedsel is niet meegenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk gerapporteerde CO2-uitstoot. De rapportage verschilt daarin overigens niet van andere CO2-voetafdrukken, waar in de eerste plaats het eigen brandstof- en elektriciteitsgebruik centraal staan.

Vanuit het Rijk wordt er onder andere door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan gewerkt om in toenemende mate inzicht te krijgen in de milieu-impact van de Nederlandse voedselconsumptie en -productie. Daarbij horen ook de emissies van broeikasgassen door de hele keten. Om dergelijk inzicht echt specifiek te maken voor het voedsel dat in rijksgebouwen wordt geconsumeerd, is niet eenvoudig. Het Rijk wil de eigen catering verder verduurzamen in het kader van maatschappelijk verantwoord inkopen en werkt daartoe samen met de leveranciers. In mijn brief van 12 mei 20161 heb ik reeds enkele voorbeelden gegeven hoe het Rijk een voorbeeldrol wil spelen in de verduurzaming van de eigen catering.

De leden van de fractie van D66 vragen toe te lichten waarom het kabinet naast de afvalstoffenbelasting geen andere mogelijkheden ziet om via fiscale prikkels hergebruik te stimuleren. Verder vragen deze leden naar de mogelijkheid het btw-tarief in de margeregeling op de doorverkoop van consumptiegoederen te verlagen.

Hoewel de afvalstoffenbelasting primair is ingevoerd om een opbrengst te verkrijgen voor de algemene bekostiging van de overheidsuitgaven, vormt deze belasting daarnaast een prijsprikkel die hergebruik en recycling aantrekkelijker maakt. De afvalstoffenbelasting biedt naar zijn aard de mogelijkheid tot een dergelijke gerichte prijsprikkel. Binnen de andere verbruiksbelastingen ziet het kabinet geen aangrijpingspunt om zo’n op hergebruik gerichte prijsprikkel in te bouwen. Dat geldt ook voor de margeregeling in de omzetbelasting. De btw-richtlijn (richtlijn 2006/112) biedt lidstaten niet de ruimte om het btw-tarief te verlagen voor alleen de consumptiegoederen die worden verkocht met toepassing van de margeregeling voor gebruikte goederen. Op grond van het neutraliteitsbeginsel – één van de basisbeginselen van het btw-stelsel – dienen intrinsiek gelijke goederen die met elkaar concurreren gelijk te worden behandeld. Zo zijn tweedehands meubels intrinsiek gelijk aan soortgelijke nieuwe meubels en kunnen verkopers van gebruikte en nieuwe meubels met elkaar concurreren. Aan het neutraliteitsbeginsel wordt niet voldaan als voor gebruikte en nieuwe meubels verschillende btw-tarieven zouden gelden.

De leden van de fractie van D66 vragen ook hoe de verlaging van het tarief van de afvalstoffenbelasting per januari 2015 zich verhoudt tot de ambities om hergebruik te stimuleren.

In 2015 is de afvalstoffenbelasting verbreed tot afval dat wordt verbrand. Met het oog op het budgettaire doel is het tarief daarbij vastgesteld op € 13 per ton voor zowel afval dat wordt verbrand als afval dat wordt gestort. Het tarief voor stortafval, dat voor 2014 was vastgesteld op € 17 per ton afvalstoffen, daalde dus met € 4 per ton, maar daar staat tegenover dat het tarief voor te verbranden afval steeg van nihil naar € 13 per ton. In Nederland overtreft de hoeveelheid afvalstoffen die wordt verbrand vele malen de hoeveelheid afvalstoffen die wordt gestort. Bovendien zijn er met name voor afvalstoffen die worden verbrand nu al diverse opties tot hergebruik of recycling, en bestaat er een flink potentieel om de mogelijkheden hiertoe verder uit te breiden. De verbreding van de afvalstoffenbelasting in 2015 tot brandbaar afval heeft de fiscale prikkel tot hergebruik per saldo dus versterkt en mede gericht op afvalstromen waar op dit punt nog veel valt te winnen.

De leden van de PVV-fractie vragen mij of ik bekend ben met het onderzoek van Carnegy Mellon University17 en in hoeverre ik bereid ben deze resultaten mee te nemen in mijn beleid.

Het betreffende onderzoek is mij bekend. Het kabinet baseert haar beleid op adviezen van onder andere het Planbureau voor de Leefomgeving, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Gezondheidsraad. De kern van de recente «Richtlijnen Goede Voeding» van de Gezondheidsraad is de aanbeveling om te eten volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon. Het kabinet realiseert zich dat niet alle producten die gezonder zijn ook een lagere milieubelasting hebben.

Wat betreft het genoemde onderzoek is het kabinet van mening dat dit onderzoek enkel kijkt naar de emissies van broeikasgassen per geproduceerde calorie. Maar het kabinet acht het niet zinvol om op productniveau vergelijkingen te maken. Het is veel zinvoller om dat op dieetniveau te doen. Er zijn vele studies waarin dat gebeurd is, waaruit consequent blijkt dat een dieet met minder vlees bijdraagt aan een geringer landgebruik en lagere emissie van broeikasgassen.

De leden van de PVV-fractie stellen dat het ruimtebeslag voor biologisch geproduceerd voedsel groter is dan conventioneel geproduceerd voedsel, waarmee het belastender en schadelijker is voor natuur en milieu. Deze leden vragen in hoeverre ik hiermee rekening houd.

In beginsel is wat betreft ruimtebeslag geen wezenlijk verschil tussen biologisch en conventioneel geproduceerd voedsel. De biologische productie is door voorgeschreven productietechnieken over het algemeen wel meer grondgebonden van aard. Daarnaast is de belasting voor natuur en milieu van voedselproductie niet zozeer gekoppeld aan ruimtebeslag; dit wordt vooral bepaald door de productiewijze en het gebruik van (mest)stoffen bij het bewerken van de grond. Strenge productieregels in de Europese regelgeving voor de biologische productie (Verordening 834/2007) beperken juist de belasting en schade voor natuur en milieu. Zo mag bij de biologische productie geen gebruik worden gemaakt van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van organische meststoffen en natuurlijke bestrijdingsmiddelen in de biologische productie zorgt voor een verantwoorde omgang met de omgeving. Ook is bij de biologische productie veel aandacht voor de microbiologische gesteldheid van de bodem. Op dit vlak is de conventionele landbouw juist geïnteresseerd in de biologische productiemethodiek.

De leden van de PVV-fractie vragen mij of er bij grensoverschrijdend transport van afval sprake is van een eis dat dit alleen mag bij nettomilieuwinst.

Aan het grensoverschrijdend transport van afval worden eisen gesteld. De EG-verordening betreffende de Overbrenging van Afvalstoffen ((EG) 1013/2006, EVOA) heeft betrekking op de overbrenging van afvalstoffen over de landsgrenzen. Het doel van de EVOA is de bescherming van het milieu. De EVOA schrijft procedures voor om afvalstoffen te mogen en te kunnen overbrengen.

Voordat grensoverschrijdend transport start, moet duidelijk zijn dat de uiteindelijke bestemming van dit afval milieuverantwoord is. Minimumeisen hiervoor zijn in Nederland vastgelegd in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). Indien specifieke afvalstromen in Nederland efficiënter kunnen worden verwerkt dan in andere landen, levert dit milieuwinst op. Netto milieuwinst is daarbij geen expliciet criterium. Afval, eenmaal ontstaan, zal moeten worden verwerkt en daarbij is het zaak om de meest milieuverantwoorde verwerkingsmethode te kiezen uit de beschikbare opties.

De leden van de PVV-fractie vragen mij of EU-richtlijnen betreffende plantenresten haaks staat op de doelstellingen van een circulaire economie. Deze leden vragen daarnaast of er andere EU-richtlijnen zijn die haaks staan op het doel om zoveel mogelijk materiaal te hergebruiken?

De Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen bepaalt dat plantenresten van tuinders als afval verwerkt moeten worden. In Nederland is dat verder uitgewerkt in het LAP. Daarin is opgenomen dat deze plantenresten moeten worden gecomposteerd en een hygiënestap moeten ondergaan. Deze bewerkingen zorgen er voor dat de plantenresten op een goede en verantwoorde manier worden gerecycled en weer als grondstof kunnen dienen. Compostering zorgt er voor dat de waardevolle inhoud van de plantenresten in een goede vorm beschikbaar komt. De hygiënestap is bedoeld om verspreiding van ziekten te voorkomen. Deze manier van verwerken van plantenresten is al een goed voorbeeld van circulaire economie. Het pakket van de Europese Commissie verandert hier niets aan en dat is in dit geval ook niet wenselijk.

EU-regelgeving beoogt verantwoord omgaan met afval. Verantwoord hergebruik is een van de doelen van de regelgeving. De Europese Commissie is met verbetervoorstellen gekomen die hergebruik beter moeten faciliteren. Daarbij is ook aandacht voor samenhang in regelgeving voor afval, gevaarlijke stoffen en producten. Mijn inzet is deze verbeteringen krachtig te ondersteunen. Tegelijkertijd werk ik nationaal samen met het Ministerie van EZ in het programma Ruimte in Regels aan het beter benutten van de ruimte die de EU-regels nu al bieden voor hergebruik. Ondernemers kunnen hun concrete voorstellen bij het programma inbrengen18.

De leden van de SP-fractie vragen hoe ik het draagvlak inschat voor een ambitieus pakket circulaire economie, en hoe ik beoog Europese regelgeving geschikt te maken voor de circulaire economie. Tevens vragen de SP-fractieleden of ik inmiddels meer inzicht kan geven in de reeds bereikte doelen, in het kader van de circulaire economie, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de EU.

Een belangrijke ambitie tijdens het voorzitterschap was het bereiken van een breed draagvlak voor een ambitieuze toekomstgerichte vormgeving van de circulaire economie in Europa. Ik heb gesproken met een brede groep betrokkenen van Europese stakeholders tot bewindspersonen en veel bereidheid tot actie ervaren. Zo heb ikzelf met de lancering van de North Sea Resources Roundabout laten zien dat internationale samenwerking te realiseren is rond concrete problemen. De expo Circulaire Economie in Hoofddorp is een praktisch voorbeeld waarin bedrijven en organisaties inspirerende voorbeelden laten zien van circulaire innovaties en oplossingen in Nederland.

In de Milieuraad op 20 juni jl. zijn de raadsconclusies inzake het EU-Actieplan voor de circulaire economie vastgesteld waarmee lidstaten steun en sturing geven aan de Europese Commissie en zich committeren aan een concrete inzet in de komende jaren. Het discussie- en onderhandelingsproces dat is voorafgegaan aan het vaststellen van de raadsconclusies heeft zich gekenmerkt door een proactieve en enthousiaste inzet vanuit vrijwel alle lidstaten. De raadsconclusies laten zien dat er brede steun bestaat voor ambitieus beleid. Enkele lidstaten hebben aandacht gevraagd voor de verschillen in uitgangsposities tussen lidstaten. Via kennisuitwisseling en samenwerking tussen lidstaten kan de transitie ook in die landen goed ondersteund worden.

Het actieplan en de raadsconclusies bevatten tezamen vele elementen die zullen leiden tot het geschikt maken van de Europese regelgeving voor de circulaire economie. Op hoofdlijnen gaat het om het wegnemen van belemmeringen, zorgen dat bestaand beleid de transitie naar circulaire economie stimuleert en meer samenhang bereiken in bestaand beleid en regelgeving. De wetgevende voorstellen over afval en de meststoffenverordening zijn belangrijke eerste stappen. Voorts zal het ondermeer gaan om prikkels voor circulair ontwerp en productie, de samenhang in regels over afval en chemische stoffen, het zorgen voor een coherent productbeleid waarin beschikbare instrumenten logisch op elkaar aansluiten, de samenhang in beleid voor biomassa en circulaire economie, het bieden van experimenteerruimte en het richten van financieringsbronnen op circulaire innovatie.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Samenstelling Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), De Grave (VVD), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Sent (PvdA) (voorzitter), Vos (GL), Kops (PVV), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), Van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA).

X Noot
2

Samenstelling Economische Zaken:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Swagerman (VVD), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Bruijn (VVD), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA).

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A).

X Noot
4

E-dossier E150034, te raadplegen op:

https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e150034_commissiemededeling_eu.

X Noot
6

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A).

X Noot
7

E-dossier E150034, te raadplegen op:

https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e150034_commissiemededeling_eu.

X Noot
9

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A, p. 7.

X Noot
10

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A, p. 9.

X Noot
11

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015, p. 44.

X Noot
12

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A, p. 8.

X Noot
14

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A, p. 10.

X Noot
15

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A, p. 10.

X Noot
16

Kamerstukken I 2015/16, 34 395, A.

Naar boven