34 393 Initiatiefnota van het lid Klein: «Zeker Flexibel: over anders denken over werk en sociale zekerheid met een onvoorwaardelijk basisinkomen»

Nr. 7 BRIEF VAN HET LID KLEIN

Aan de leden

Den Haag, 8 februari 2017

Antwoorden op resterende vragen uit de eerste termijn van het notaoverleg van 19 september 2016

1. Inleiding

In de procedurevergadering van de vaste commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 oktober 2016 is afgesproken dat, na de eerste termijn van de initiatiefnemer, nog openstaande vragen van de fracties, die zijn ingebracht in hun eerste termijn, schriftelijk zouden worden beantwoord.

Graag wil ik allereerst de fracties van VVD, PvdA, SP, CDA, D66 en GroenLinks nogmaals bedanken voor hun bijdrage. De vragen van de verschillende fracties hebben ervoor gezorgd dat ik nogmaals kritisch naar de lacunes van de initiatiefnota gekeken heb.

In deze schriftelijke beantwoording van de vragen zal in navolging van de mondelinge behandeling op vergelijkbare wijze de vragen geclusterd behandeld worden. Nogmaals wil ik benadrukken dat niet elke vraag tot in detail beantwoord kán worden; op bepaalde punten is meer onderzoek gewoon dringend noodzakelijk, zoals ik ook aangeef in de initiatiefnota. Het doen van meer onderzoek is de vraag die ik in de initiatiefnota aan de Tweede Kamer voorleg.

2. Toelichting per onderwerp

De antwoorden op de vragen van de fracties over een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBI) zal ik opnieuw onder enkele hoofdthema’s verdelen.

  • het basisprincipe;

  • onderzoek;

  • hoogte en betaalbaarheid;

  • het vervolg en verdere uitwerking.

3. Het basisprincipe

De CDA-fractie stelt dat er een tegenstrijdigheid te vinden is in de visie van de initiatiefnota. Een onvoorwaardelijk basisinkomen zou enerzijds passen in een toekomst met minder banen, maar anderzijds een stimulans zijn waardoor meer mensen meer gaan werken.

Ik wil er graag op wijzen, wellicht ten overvloede, dat het begrip «werken» veel meer omvat dan alleen betaald werken en dat de vermeende tegenstrijdigheid goeddeels verdwijnt als men inziet dat een basisinkomen ook ertoe kan leiden dat baanloze burgers meer ruimte hebben voor allerlei zingevende activiteiten buiten de betaalde arbeid. De scheidslijn tussen betaald werk en onbetaald werk verschuift en vervaagt, wanneer nog vaker (dan nu al het geval is) gekozen wordt voor betaald werken in «deeltijd».

Waar was al eerder sprake van een basisinkomen en wat was de vormgeving? (CDA)

Nog nergens ter wereld is ooit een compleet onvoorwaardelijk basisinkomen ingevoerd, hoog genoeg om van rond te kunnen komen. Om erachter te komen wat de gedragseffecten zullen zijn, moeten we ons vooralsnog behelpen met enerzijds het bedenken van theorieën, aannames die (nog) niet door empirisch onderzoek getoetst zijn, en anderzijds het evalueren van allerlei empirische situaties waar met deelaspecten of deelexperimenten basisinkomen ervaring is opgedaan.

Situaties her en der in de hele wereld: Alaska (dividend in de oliemaatschappij van alle Alaskezen), België (loterij gagner pour vivre), Brazilië (bolsa famila), Canada (mincome project 1973 wordt herhaald 2017), Engeland (daklozenproject), Finland (experimenten die de Finse politiek opzet), India (Madhya Pradesh), Kenia, Malawi, Namibië (Otjevero), Nederland (AOW en experiment regelluwe bijstand en enige crowdfund basisinkomenontvangers), Oeganda en de Verenigde Staten (the mothers pension).

In Rutger Bregman’s boek «Gratis geld voor iedereen» uit 2016 is een (onvolledige) lijst met voorbeelden van uiteenlopende situaties te vinden. Hij schrijft: «Studies over de hele wereld wijzen het inmiddels uit: gratis geld helpt. Er is al een verband aangetoond met minder criminaliteit, minder kindersterfte, minder ondervoeding, minder tienerzwangerschappen, minder spijbelen, betere schoolprestaties, hogere economische groei en meer emancipatie»(een stellingname onderbouwd met de nodige bronvermeldingen).

Er zijn talloze voorbeelden dat het geven van gratis geld mensen niet lui maakt maar juist flexibeler om beter voor zichzelf en anderen te zorgen.

Zoals het Canada- experiment «Mincome» in Dauphin, met 13.000 mensen in de jaren ’70.

Het aantal arbeidsuren daalde hier uiteindelijk met 13%, maar de extra tijd werd vooral gebruikt door vrouwen voor zwangerschapsverlof en door jongeren die wat langer studeerden.

Enkele conclusies uit de studie: jongeren leerden beter en ziekenhuisbezoek nam met 8,5% af. Daarnaast was er minder huiselijk geweld en waren er minder psychische problemen.

Er zijn, kortom, tal van positieve effecten gesignaleerd die naast een verbeterd welbevinden van mensen op de langere termijn ook indirecte geldelijke besparingen kunnen opleveren. We weten alleen niet goed welke dat zijn, simpelweg omdat onderzoek beperkt bleef.

Ondermijnt het basisinkomen de solidariteit? (VVD)

Iedereen een basisinkomen geven is solidair. Niemand hoeft zich benadeeld te voelen. Met een onvoorwaardelijk basisinkomen worden mensen niet betaald om niks te doen; er wordt een basis bestaanszekerheid geboden opdat mensen zichzelf en hun talenten optimaal kunnen ontplooien.

Wat betreft de solidariteit in het dragen van de kosten komt het erop neer dat € 130 miljard op een andere manier door de maatschappij stroomt; niet dat het een extra of nieuwe kostenpost is. Het probleem van de bekostiging is niet zo zeer financieel budgettair punt, maar de politieke maatschappelijke wil om het basisinkomen budgettair organisatorisch mogelijk te maken. Als bijvoorbeeld machines en computers traditioneel werk overnemen, lijkt het logisch dat bijvoorbeeld bedrijven via een automatiseringsbelastingheffing meebetalen aan deze nieuwe sociale zekerheid.

Waarom zou iemand met een basisinkomen nog gaan werken? (VVD)

Het is niet te verwachten dat (macro gezien) mensen minder gaan werken als gevolg van het basisinkomen. De angst dat niemand met een basisinkomen nog zou gaan werken is gebaseerd op een vooroordeel. Is de vooronderstelling die eraan ten grondslag ligt dan, dat mensen alleen maar werken omdat ze dat moeten? Ik vind dat een treurig vertrekpunt en ook weinig geloofwaardig. Zit bijvoorbeeld een Kamerlid in de Kamer omdat dat zou moeten?

Mensen zullen blijven werken, zijn actief op tal van fronten. Niet alleen om het geld (het loon) dat ze bovenop hun basisinkomen verdienen, maar vooral ook omdat betaald werken immateriële waarde heeft. Onderzoek wijst bovendien uit dat mensen beter werken vanuit een intrinsieke motivatie en dat onzekerheid juist veel nadelen brengt. Bij onzekerheid hebben mensen zorgen, wat stresserend werkt, een optimale aanwending van het IQ in de weg staat, waardoor ze minder productief zijn en ook gezondheidsklachten ontstaan. Onnodig uit te leggen dat dit de zorgkosten nodeloos opjaagt. Werken wordt juist weer lonend, betaald of onbetaald, en in ieder geval wordt een armoedeval opgeheven.

De VVD- fractie stelt dat dit voorstel mensen de regie ontneemt. Een basisinkomen schrijft mensen af want ze worden niet meer gestimuleerd; ofwel je maakt geen geld meer vrij om ze extra te stimuleren betaald werk te zoeken.

Waar komt toch die hardnekkig gedachte vandaan dat mensen continu moeten worden gepusht? Ik ga er vanuit dat mensen zelf de wens hebben zich te ontplooien, hetzij via betaald, hetzij via onbetaald werk. Verschillende onderzoeken wijzen dat ook uit.

Wat mensen de regie ontneemt als het gaat om inkomen en werk, is een overheidsaanpak die verwordt tot betutteling, bemoeizucht, overmatige bureaucratie, controle en repressie.

Een beleid dat ook mensen, die buiten hun schuld niet zomaar (meer) betaald werk kunnen vinden, brandmerkt als profiteurs of potentiële fraudeurs.

Dat kan ook anders. Geef mensen meer invloed op hun eigen leven, door basiszekerheid te bieden. En waar dat nodig is kunnen mensen nog steeds extra ondersteund worden om betaald werk te vinden. Moet het een het ander uitsluiten?

Een basisinkomen geeft mensen die niet kunnen terugvallen op vermogen of ander private bronnen van inkomsten juist wel regie, ook op momenten dat het even niet vanzelf gaat in hun leven of wanneer het vinden van betaald werk door wat voor omstandigheden dan ook niet lukt.

In zijn boek zegt Rutger Bregman dat armen worden gestimuleerd om te gaan werken als het basisinkomen onvoldoende is. Is basisinkomen een zekerheid voor armoede? (SP)

Mijns inziens is dit een uitspraak die getuigt van vertrouwen dat mensen over het algemeen werkwillig zijn, in lijn met de bevinding in Nederlands sociologisch onderzoek dat het arbeidsethos van baanloze burgers niet onderdoet voor het arbeidsethos van (betaald) werkende Nederlanders. Op dit moment loont werken vanuit een uitkering niet en dat moet anders kunnen. Maar vanzelfsprekend, voor degenen die niet kunnen (bij)werken zou een andere oplossing geboden kunnen worden in de vorm van een toeslag, om armoede te voorkomen.

Wat is er mis met de bijstand ten opzichte van een basisinkomen? (SP)

In de context van het denken over een OBI moet de vraag niet zijn wat er mis is met de bijstand. Het gaat om wat beter wordt door het onvoorwaardelijke karakter van een basisinkomen. Wat het verschil is? De bijstand wordt verleend op basis van het abc van de voorwaardelijkheid:

  • a. de partnertoets waardoor partners worden uitgesloten;

  • b. de middelentoets waardoor mensen met eigen vermogen (zoals eigen huis) worden uitgesloten;

  • c. de beschikbaarheidseis waardoor mensen gedwongen worden werk te zoeken dat vaak niet te vinden is en waarbij mensen hun zelfbeschikking over de eigen dagbesteding ontnomen wordt.

Dit maakt zaken onnodig ingewikkeld, beperkend en onterend voor de mensen die geen andere keuze hebben dan terug te vallen op bijstand. De bijstand is een sociaal vangnet en vaak stigmatiserend gezien als laatste redmiddel. Het basisinkomen is een springplank om aan de samenleving mee te kunnen doen.

Wat betekent «onvoorwaardelijk» precies? (SP)

Het betekent dat de voorwaarden a, b en c (zoals genoemd bij de vorige vraag) komen te vervallen. Het betekent «onvoorwaardelijk» voor degene die ontvangt. Maar wel is er de voorwaarde dat alleen Nederlanders vanaf 18 jaar en ouder er recht op hebben.

Maar: we hebben als samenleving «afgesproken» dat we geen echte armoede tolereren, dus dat we iedereen een minimumlevenspeil garanderen. Consequent doorgevoerd leidt dit tot een recht op een minimuminkomen. De eenvoudigste en minst bureaucratische manier om dit te verwezenlijken is een (individueel, onvoorwaardelijk) basisinkomen. Het «minst bureaucratisch» wil in dit verband vooral ook zeggen: met de minste kans dat mensen in allerlei formulierenrompslomp terecht komen.

Hoe verhoudt het basisinkomen zich tot het wettelijk minimumloon? (SP)

Een basisinkomen treedt in de plaats van bestaande uitkeringen op minimumniveau, maar heeft geen enkele invloed op de bovenminimale uitkeringen.

Wettelijk minimumloon kan bij invoering van het basisinkomen blijven bestaan waarbij de loonhoogte verlaagd wordt met het basisinkomen bedrag. Loon is dan namelijk niet meer het totale inkomen van de werknemer, maar het arbeidsinkomen dat hij bovenop zijn onvoorwaardelijke basisinkomen krijgt. (basisinkomen + loon = totaal inkomen van deze werknemer). Mensen die geen recht op een basisinkomen hebben (bijvoorbeeld buitenlandse werknemers), houden wel het recht op het vastgesteld minimumloon zoals dat nu geldt.

Hoe verhoudt het basisinkomen zich tot de armoedegrens? (SP)

Invoering van € 800 onvoorwaardelijk basisinkomen (netto per maand) houdt de samenwonenden op gelijke hoogte als de huidige AOW en bijstand voor samenwonenden en dus boven de armoedegrens; ook alleenstaanden leven niet in armoede dankzij een voorgestelde voorwaardelijke suppletie/toeslag voor alleenstaanden zonder bijverdiensten.

Geven we straks geld aan mensen die dat niet nodig hebben? (SP)

Dat gebeurt niet. Het wordt een component van hun loon of verdisconteerd via inkomstenbelasting (IB). Je geeft met een basisinkomen geen geld aan mensen die het niet nodig hebben want mensen die het OBI niet nodig hebben betalen het automatisch weer terug via belastingen, zij financieren dus hun eigen basisinkomen.

In die zin verschilt het basisinkomen niet zozeer van het huidige systeem behalve dat het geld dan wel daadwerkelijk iedereen bereikt die het nodig heeft en er niet mensen buitenboord vallen door onnodige complexiteit en bureaucratie.

Het gegarandeerd basisinkomen krijgt het karakter van een volksverzekering vanuit de zekerheidsgedachte. Zoals bij de AOW, waar het criterium niet is »het geld nodig moeten hebben» maar het onvoorwaardelijk recht daarop dat iedereen vanaf zekere leeftijd heeft.

De politieke besluitvorming vóór 1957 om tot de AOW te komen typeer ik positief als «vrijzinnig» en «sociaal».

Invoering van een basisinkomen verzacht en overstijgt de, ook in Nederland toenemende, tweedeling tussen (kans)arm en (kans)rijk, zeker voor zover dit basisinkomen bekostigd wordt uit progressieve belasting (IB). Een rijke basisinkomen ontvanger betaalt dan méér IB en betaalt zo in feite per saldo zijn eigen basisinkomen. In de IB-aanslag is de middelentoets al inbegrepen. Het zou onzinnig zijn en onnodig bureaucratisch, om bij het basisinkomen weer een middelentoets te hanteren. De bestaande nare praktijk met de voorwaardelijke bijstand, die vereist dat je eerst je eigen huis opeet, toont aan dat een aparte middelentoets bij het basisinkomen geen goed idee is.

Is het OBI nou een links of rechts idee? (CDA)

Voor de inhoud of het doel van een onvoorwaardelijk basisinkomen is het op zich van geen enkel belang of het idee te vatten is in een links- dan wel rechtsgeoriënteerde politieke ideologie. Het basisinkomen biedt een rechtvaardige oplossing voor maatschappelijke problemen. Voor links biedt het zicht op een einde aan armoede en meer zekerheid; voor rechts meer autonomie en persoonlijke ontplooiingsruimte en minder overheidsbemoeienis.

Bovendien, de mogelijke effecten van een onvoorwaardelijk basisinkomen zoals minder complexiteit, minder geldverspilling en meer gezondheid en welzijn in de samenleving moeten zowel links als rechts aanpreken!

Waar het verder om gaat is dat we vanuit een ander perspectief de verdeling van welvaart opnieuw gaan overdenken. Onze kinderen zullen het waarschijnlijk niet meer zo goed hebben als wij. Arbeid wordt steeds schaarser en bestaande mechanismes werken niet meer. In de 21ste eeuw zullen we ander manieren moeten vinden om de kwaliteit van ons leven te verbeteren. Dat heeft met links of rechts niets van doen, maar van realiteitszin en samen zoeken naar een gouden midden; een leefbare en betaalbare oplossing voor iedereen.

Komen immigranten in aanmerking voor een basisinkomen en wanneer?

De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen naar het voorstel om tien jaar verblijfsduur aan te houden voordat iemand in aanmerking komt voor een Nederlands basisinkomen. De achterliggende gedachte was om een aanzuigende werking op andere landen te voorkomen. Echter, in de maatschappelijke reacties op de initiatiefnota is gewezen op de Europeesrechtelijke afspraken op het gebied van sociale zekerheid. Iemand die statushouder is heeft recht op een uitkering zoals ook andere ingezetenen van het betrokken land. Voor Nederland is dat nu de bijstand. Als deze vervangen wordt door een basisinkomen, krijgen statushouders ook het basisinkomen. Daarmee komt de aangegeven 10-jaars eis te vervallen.

Dat daarnaast er nog internationale verdragen zouden zijn die maken dat ook niet-ingezetenen die hier bijvoorbeeld tijdelijk zijn in aanmerking zouden komen voor het basisinkomen is een misverstand, voortkomend uit onbegrip van de onvoorwaardelijkheid van een basisinkomen. Bedoelde internationale verdragen zijn overeengekomen voor het vrij verkeer van werknemers tussen de lidstaten en kunnen betrekking hebben op het arbeidsvoorwaardelijke inkomen van die werknemers, niet op het onvoorwaardelijk basisinkomen.

In verband met vigerend Europees recht moet het basisinkomen gezien worden als sociale zekerheid, een beleidsterrein waarover de EU niet gaat en ook niet zal gaan vanuit het subsidiariteitsbeginsel; in de EU is afgesproken dat sociale zekerheid voorbehouden is aan soevereine lidstaten.

In dit verband is het belangrijk vast te stellen dat een basisinkomen geen loon is en dat in de EU het vrij verkeer van werknemers die recht hebben op gelijk loon bij gelijke arbeid niet beïnvloed wordt door de invoering van het basisinkomen.

De SP-fractie vraagt of buitenlanders die in Nederland gaan wonen/werken recht op basisinkomen hebben en andersom.

Het antwoord is nee, tenzij ze na een zekere periode die nog bepaald moet worden – vijf of tien jaar – het Nederlanderschap verkrijgen. Recht op basisinkomen kan zo ook gekoppeld worden aan het kiesgerechtigd zijn voor de Tweede Kamer verkiezingen.

Of Nederlanders die buitenslands wonen/werken toch een basisinkomen krijgen? Ook dat moet nog bepaald worden. Gelet op de gekozen systematiek is het logisch en rechtvaardig om mensen die in het huidige systeem recht hebben op een AOW-uitkering hen ook bij invoering van het basisinkomen, ongeacht hun woonplaats, het recht op basisinkomen te laten behouden.

4. Onderzoek

Waarom niet wachten op evaluatie van de experimenten op gemeentelijk niveau? (D66 en CDA)

De experimenten die lopen bij vier gemeentes onderzoeken een versoepeling in de uitvoering van onderdelen van de Participatiewet voor uitkeringsgerechtigden.

Over de werkelijke effecten van een onvoorwaardelijk basisinkomen zeggen de experimenten niks; dit heeft ook de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onlangs nadrukkelijk beaamd. De experimenten hebben niets met het basisinkomen van doen.

De experimenten beperken zich tot bijstandsgerechtigden: een niet-representatieve deelgroep uit de beoogde populatie van meest niet-baanloze basisinkomen ontvangers. Doel van de experimenten is onder andere om via een tijdelijk versoepelde aanpak (regelluwe bijstand), uitkeringsgerechtigden te stimuleren zo snel mogelijk ander werk te vinden.

Anders dan bij een OBI, een vrij recht zonder enige verplichting, is het experiment op gemeentelijk niveau omkleed met voorwaarden waaraan de ontvangers van de uitkering moeten voldoen. Zo mag bij een OBI onbeperkt worden bijverdiend, terwijl dit in het experiment begrensd wordt op € 199 per maand.

Met dergelijke beperkingen biedt het experiment geen ruimte aan de vrije keuzes die mensen zouden maken ten aan zien van betaald werk, vrijwillige werk en vrije tijd, als zij wél een onvoorwaardelijk basisinkomen zouden genieten. Van de uitkomsten zal ik niettemin met belangstelling kennisnemen, maar een werkelijk onvoorwaardelijk basisinkomen is het niet.

Welke varianten van een basisinkomen wil initiatiefnemer onderzoeken? (GroenLinks)

Bij onderzoek naar de haalbaarheid en betaalbaarheid van een basisinkomen zouden we, waar het de hoogte van het OBI betreft, kunnen uitgaan van drie scenario’s voor een basisinkomen per persoon:

  • Basis (€ 800)

  • Middel (€ 960 – € 1.000)

  • Hoog (rond € 1.400)

Te onderzoeken mogelijke effecten en besparingen na invoering van het OBI:

  • a. Economisch-financieel: regelingen schrappen, uitvoerings-, controle-, stimulerings- en sanctieapparaat, effect op de woningmarkt en prijs;

  • b. Sociaal (besparingen op): gedrags- en psychologische aspecten (stress, gezondheid, welbevinden, studie, (mantel)zorg/vrijwilligerswerk, criminaliteit en radicalisering, arbeidsparticipatie).

Uiteraard sta ik open voor suggesties op dit vlak.

Ook in de uitvoering zijn er verschillende mogelijkheden scenario’s die onderzocht en vergeleken zouden moeten worden. Bij de internationale basisinkomen beweging (Basic Income Network) spreekt men nu vaak van Basic Income Garantee (BIG). En ook bij de Nederlandse Vereniging Basisinkomen is de door de leden van de SP-fractie gebruikte zinsnede: «verstrekt of garandeert» gemeengoed. De term «garandeert» biedt vanuit die visie de mogelijkheid om het gebruik van collectieve middelen voor de uitbetaling van basisinkomens aanzienlijk te beperken. Ook dat is een interessante optie die uitgewerkt zou moeten worden. Een groot deel van alle basisinkomens -mogelijk het merendeel- wordt in deze visie niet betaald uit de collectieve middelen (die de Belastingdienst ophaalt) maar uit private middelen waarvan wettelijk bepaald wordt dat deze middelen besteed moeten worden aan uitbetaling van onvoorwaardelijke basisinkomens. Dit lijkt misschien een novum in de openbare financiën, maar is wel eerder vertoond: zie de private middelen waarmee verzekeringspolissen basiszorg betaald worden krachtens de wettelijke verplichting dat elke burger zo’n basisverzekering moet hebben.

In dit model zal het deel van de kosten dat uit private middelen betaald zou worden dan van werkgevers kunnen komen. Dan betalen werkgevers aan hun werknemers niet alleen verlaagde lonen uit, maar ook hun basisinkomens en verlichten ze zodoende de taak van de Belastingdienst om basisinkomens uit te betalen. Zo worden in Nederland bestaande lonen verlaagd met het basisinkomen bedrag.

Dit lijkt een zinnige financieringsmogelijkheid, die bespreekbaar kan zijn in een beoogd onderzoek.

Kunt u een reactie geven op de these van Bakker?(SP)

Doel van de initiatiefnota is in de eerste plaats om te komen tot onderzoek naar de mogelijkheden van een onvoorwaardelijk basisinkomen in Nederland.

Tijdens het notaoverleg is door vrijwel alle aanwezigen de zogenoemde onmogelijkheidsthese van Bakker aangehaald. Deze these gaat ervan uit dat een basisinkomen alleen asociaal laag kan zijn, ofwel onbetaalbaar hoog.

De oude these dat er maar twee mogelijkheden zouden zijn – het basisinkomen is ofwel onbetaalbaar hoog ofwel sociaal onaanvaardbaar laag – is inmiddels achterhaald doordat een derde mogelijkheid – een betaalbaar basisinkomen basaal genoeg om van rond te kunnen komen – wel degelijk lijkt te kunnen bestaan. De formule dat de overheid het onvoorwaardelijk basisinkomen verstrekt of garandeert biedt ruimte voor die derde mogelijkheid: een basisinkomen dat hoog genoeg is om sociaal te zijn en laag genoeg om betaalbaar te zijn. Inmiddels circuleren diverse voorstellen, niet alleen nu vanuit mij, maar ook vanuit de samenleving. Een integraal onderzoek dat verschillende alternatieven onderzoekt en vergelijkt met inachtneming van niet alleen economisch-financiële aspecten, maar ook sociaal maatschappelijke aspecten is nog niet uitgevoerd.

Wat is de toegevoegde waarde van onderzoek naar het basisinkomen? (D66)

Er bestaat enig onderzoek naar gedrags- en psychologische effecten van vormen van een basisinkomen en de uitkomsten daarvan zijn vooral positief. Een tekortkoming is dat die experimenten niet in Nederland zijn uitgevoerd en het is mogelijk dat onderzoek in een andere samenleving met eigen, unieke omstandigheden afwijkende effecten geeft. Het zou goed zijn nu de kans aan te grijpen om gedegen onderzoek te laten doen, zodat de (voor)oordelen voor eens en altijd onderbouwd dan wel weerlegd worden.

De gedachte is niet dat we een vorm van onvoorwaardelijk basisinkomen op heel korte termijn kunnen of moeten invoeren. De urgentie van de problemen op het vlak van werkgelegenheid, werkzekerheid, (in)stabiliteit en een groeiende welvaartskloof, ook binnen onze landsgrenzen, vraagt ons te kijken hoe het in de toekomst wellicht anders kan. Evenwichtiger, eenvoudiger, zekerder en menselijker. Het is van belang dit eens goed in kaart te brengen om het basisinkomen serieus te kunnen overwegen.

Waarom van nieuw onderzoek andere resultaten verwachten dan in het rapport van het Centraal Planbureau (CPB) uit 2015? (PvdA)

De doorrekening van het CPB uit 2015 betreft vooral een financiële afweging, waarin uitgangspunten zijn geformuleerd met specifieke keuzen. Enkele mogelijke variabelen zijn meegewogen, maar die zijn deels gebaseerd is op aannames die ook anders zouden kunnen zijn. Ik pleit voor nader onderzoek, omdat er verschillende scenario’s mogelijk zijn. Omdat vooronderstellingen over te verwachten menselijk handelen onderbouwd moet worden en omdat ik van mening ben dat het bieden van een werkelijke basiszekerheid in de vorm van een OBI op termijn grote besparingen kan opleveren in tal van andere segmenten in de samenleving. De woningmarkt, gezondheidszorg, de kosten van weggebruik en files, het onderwijs, etc. Daar is niet eerder serieus naar gekeken.

Wat zijn de gedachten over de door het CPB verwachte afname van 5% van de werkgelegenheid? (CDA)

De aanname van het CPB in het onderzoek uit 2015 dat het basisinkomen het arbeidsaanbod substantieel doet dalen en wel met 5% is onterecht en niet voldoende onderbouwd met empirisch onderzoek.

Die onderzoeksgegevens van het CPB leveren geen betrouwbare meting van de hoeveelheid, laat staan van de daling, van het arbeidsaanbod en verdisconteren niet dat het onvoorwaardelijk basisinkomen de armoedeval in de bestaande sociale zekerheid opheft.

Bovendien is daarin voorbijgegaan aan de bestaande arbeidsreserve (de geregistreerde werkzoekenden én de verborgen werkloosheid); een potentieel van nieuwe werknemers die de plaats kunnen innemen van de (zeldzame) mensen die geen baan (meer) willen en genoegen nemen met alleen hun basisinkomen om van rond te komen.

Voor zover de arbeidsreserve wordt benut, daalt het arbeidsvolume op macroniveau niet.

Het is op zich begrijpelijk dat het CPB uitgaat van aannames, daar er geen onderzoeksgegevens zijn ten aanzien van de gedragseffecten van een basisinkomen dat nog niet bestaat.

Onderzoeken elders in de wereld uitgevoerd, zouden ook bestudeerd kunnen worden. Zo is uitvoerig onderzocht hoeveel geld verschillende ontwikkelde landen uitgaven aan «social expenditure»1 (vergelijkbaar met overheidsuitgaven basisinkomens) om na te gaan of landen die méér aan «social expenditure» uitgaven daardoor minder economische groei kregen. Dit onderzoek (over de voorafgaande 150 jaar in 15 ontwikkelde landen) is te zien als empirische toetsing (ex ante) van de CPB-hypothese uit 2006 dat invoering van het basisinkomen ten koste gaat van het arbeidsaanbod, want meer of minder economische groei impliceert over het algemeen meer of minder arbeidsvolume, meer of minder arbeidsaanbod.

Uitkomst van het onderzoek was dat social expenditure c.q. invoering basisinkomen de economische groei en de werkgelegenheid niet doet toenemen en ook niet afnemen.

De conclusie van het onderzoek is befaamd: «the welfare state is a free lunch».

Ook de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt in zijn reactie op mijn initiatiefnota (Kamerstuk 34 393, nr. 4), in lijn met de conclusie van professor Lindert, terecht dat er weinig empirische basis lijkt te zijn voor de stelling dat een basisinkomen leidt tot meer arbeidsdeelname. Hij meldt niet dat er ook weinig empirisch bewijs is voor zijn eigen stelling dat geldende verplichtingen voor de huidige uitkeringsgerechtigden – zoals de sollicitatieplicht – de uitstroom naar werk bevorderen.

Integendeel, in het empirisch onderzoek «Het hervormingsmoeras van de verzorgingsstaat»2 over o.a. de uitstroom-bevorderende effectiviteit van de Nederlandse sociale zekerheid bleek dat sinds de tweede helft van de jaren »80 het percentage werklozen dat aan het werk gaat een dalende trend vertoont: in 1988 stroomde 42% van de ww’ers uit naar een baan, in 2007 was dit nog slechts 32%.

Nog minder bewijs is er voor de stelling die de beleidsmakers zichzelf en ons graag doen geloven, namelijk dat zij voor meer banen kunnen zorgen. Dat deze maakbaarheid van banengroei een illusie is blijkt wel uit de CBS-cijfers van OMA: Oplopend Macrotekort Arbeidsvolume. Het macrogegeven «arbeidsvolume» schiet in toenemende mate tekort om de hele potentiële beroepsbevolking te kunnen voorzien van normale banen – een tekort dat in Nederland al decennia oploopt en in de komende decennia nog verder zal oplopen.

Door voortgaande technologische ontwikkeling verschijnen er wel nieuwe banen, maar veel minder dan er oude banen verdwijnen.

Als het arbeidsvolume na invoering van het basisinkomen toch nog iets zal dalen, wordt dit niet veroorzaakt door de invoering van het basisinkomen, maar door geheel andere oorzaken (niet aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt maar aan de vraagkant).

Met name de ontwikkeling van arbeidsbesparende technologie veroorzaakt wat Keynes al in de jaren »30 voorspelde: toenemende technologische werkeloosheid. Tegenwoordig geven robots gezicht aan deze ontwikkeling, zoals ook computers, containers en andere innovaties eerder deden. En al is de ontwikkeling niet zo snel gegaan als Keynes destijds dacht, steeds meer arbeidsbesparende technologie zet zich door en zal bepalend zijn voor de arbeidsmarkt, ook in komende decennia.

Vooralsnog is het meest aannemelijk dat de invoering van een basisinkomen voor de verhoopte banengroei in Nederland niet minder zoden aan de dijk zet dan de vermeende activering in de huidige arbeidsmarktpolitiek (wwz, participatiewet, modelcontracten zzp, banenplannen, enz.).

Meer onderzoek naar de (arbeidsmarkt)effecten van basisinkomen is zeker zinnig, gelet ook op de uiteenlopende bevindingen en leemtes in reeds gedaan onderzoek, zoals hiervoor genoemd.

5. Hoogte en betaalbaarheid

Hoe hoog wordt het basisinkomen en wat zijn de kosten? (alle bij het notaoverleg aanwezige fracties)

Vooralsnog heb ik tot rekenvoorbeeld genomen een (per definitie netto) onvoorwaardelijk basisinkomen van € 800 per maand, waarboven voor alleenstaanden een voorwaardelijke toeslag tot € 400 mogelijk is. Dit is basaal genoeg om van rond te kunnen komen. Geen vetpot, maar ook geen armoede. Een niveau dat nu met de bijstand en AOW aanvaardbaar gevonden wordt.

De werknemersverzekeringen (WW en WIA) blijven beperkt in stand: alleen voor het deel dat boven het basisinkomen ligt. Zo ontstaan voor werknemers aanvullende voorwaardelijke inkomens bovenop het onvoorwaardelijke basisinkomen, bijvoorbeeld een aanvullende uitkering of loondoorbetaling voor zwangere werkneemsters.

Als 13,5 miljoen mensen € 800 netto per maand ontvangen kost dit in totaal bijna € 130 miljard. Zie voor het complete financiële plaatje de bijlage.

Hoe wordt dit betaald?(alle bij het notaoverleg aanwezige fracties)

Er zijn meerdere opties, maar in de aan uw commissie uitgereikte berekening wordt het basisinkomen gefinancierd door inverdieneffecten – wegvallen van bestaande uitkeringen en bureaucratie – en ook door een financiële transactietaks en kleine belastingverhogingen met name op IB, BTW en vennootschapsbelasting (vpb), waarbij erop gelet is dat het verschil met buitenlandse belastingtarieven klein blijft, opdat belastingvlucht naar andere landen niet toeneemt. Uiteraard zal ook dit in het beoogde onderzoek betrokken kunnen worden.

Worden belastingen hoger als minder mensen gaan werken? (alle bij het notaoverleg aanwezige fracties)

Invoering van een basisinkomen vergt wel wat hogere belasting, met name om de niet-uitkeringsgerechtigden(nuggers) en de laagst betaalde werknemers een basaal inkomen te kunnen geven. Maar deze belasting hoeft niet verder verhoogd te worden als gevolg van méér baanloze burgers, want die komen er niet, althans niet als gevolg van invoering van basisinkomen.

Als je meer te besteden wil hebben, moet je (meer) gaan werken. Hoe moet dat bij ziekte, zwangerschap, arbeidsongeschiktheid? Welke aanvullingen komen er op het basisinkomen? (SP,CDA)

Wie meer inkomen bovenop het basisinkomen wil, kan erbij gaan werken. Als werken niet mogelijk is wegens arbeidsongeschiktheid, ziekte of zwangerschap kan iemand toch meer inkomen krijgen krachtens een aanvullende voorwaardelijke uitkering. Daarnaast blijven voor gepensioneerden uiteraard ook de pensioenuitkeringen in de 2e of 3e pijler van groot belang.

Wat gebeurt er met alle regelingen/toeslagen ofwel: wat wordt behouden bij invoering van een basisinkomen en wat wordt geschrapt? (SP, PvdA)

Een totaaloverzicht welke regelingen wel en niet kunnen worden geschrapt kan op dit moment van ideeënvorming niet gemaakt worden; een uiteindelijke praktische uitwerking hangt af van de (politieke) keuzes die gemaakt worden. Ook daarom is het doen van meer en gericht onderzoek relevant, zodat in de toekomst onderbouwde en weloverwogen keuzen kunnen worden gemaakt waar partijen achter kunnen staan.

6. Het vervolg

Hoe ziet het vervolg eruit, hoe lang zal het duren en hoe is het basisinkomen ingebed, ook internationaal en in EU-verband? (GroenLinks, PvdA, CDA)

Het is niet onrealistisch de komende tijd kleine stappen richting een basisinkomen te zetten om wellicht binnen tien jaar bij een vorm van invoering te geraken. De juiste weg zal lopen langs onderzoek en belastinghervorming en dat kan niet binnen een jaar.

Voor de uitvoering wordt gedacht om de komende vier jaar (kabinetsperiode) een experimentele fase te houden waarin niet alleen lokaal regelluwe bijstand wordt beproefd maar ook nationaal ervaring wordt opgedaan met € 800 onvoorwaardelijk basisinkomen voor baanloze en deels werkende Nederlanders.

De vraag naar het internationale verband wil ik focussen op Europees niveau, hoewel ook buiten de EU het basisinkomen aan de orde is.

In het Europees Parlement ijvert vooral de fractie van de Groenen voor een basisinkomen. De tijd is rijp om de mogelijkheid te onderzoeken het Nederlandse experiment te verbinden met het experiment in Finland – tot nu de enige EU-lidstaat die zich politiek uitgesproken heeft voor een onvoorwaardelijk basisinkomen. Daarnaast kunnen natuurlijk ook andere EU-lidstaten in aanmerking komen om mee te experimenteren; denk aan onze zuiderburen waar de beweging voor een onvoorwaardelijk basisinkomen zich al eerder sterk manifesteerde.

Tenslotte

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt in zijn reactie op mijn initiatiefnota terecht: «Bepaalde potentiële effecten die in de initiatiefnota zijn genoemd, zoals het effect op gezondheid en maatschappelijke participatie, zijn niet meegenomen in het CPB onderzoek. Het SCP heeft in de afgelopen jaren geen beleidsmaatregelen doorgerekend op deze aspecten»(Kamerstuk 34 393, nr. 4).

Ik ben van mening dat de economische doorrekeningen van het CPB nuttig kunnen zijn om een idee te krijgen wat de effecten zouden kunnen zijn, daarom heb ik mijn verkiezingsprogramma van de Vrijzinnige Partij, waarin het basisinkomen is opgenomen, laten doorrekenen door het CPB. Dit zal op 16 februari 2017 gepresenteerd worden. Helaas levert dit niet het complete plaatje op. Sociaal-maatschappelijke effecten, zoals het gedrag van mensen en de effecten op gezondheid en maatschappij zijn minstens zo belangrijk om mee te nemen in een integraal onderzoek. Graag breng ik daarom nogmaals mijn vragen uit de initiatiefnota Zeker Flexibel onder de aandacht (Kamerstuk 34 393, nr. 2):

  • Is de Tweede Kamer bereid om vanuit een positieve grondhouding/ attitude/ houding de maatschappelijke discussie over het basisinkomen te voeren?

  • Is de Tweede Kamer bereid om het Centraal Planbureau en Sociaal en Cultureel Planbureau opdracht te geven een verkennende integrale studie uit te voeren naar de financieel/sociaal economische én gedragsaspecten in het kader van een basisinkomen?

Klein

Bijlage 1 Financiering Basisinkomen

Bij een richtinggevend bedrag van € 800 per persoon per maand geeft dit indicatieve dekkingsoverzicht een beeld hoe financiering mogelijk zou kunnen zijn.

bedragen x 1 miljard euro

Kosten invoering Basisinkomen

 

13,5 miljoen mensen (iedereen boven 18 jaar) * € 9.600 basisinkomen per jaar, wordt door middel van een maandelijkse uitkering aan iedereen uitbetaald.

€ 129,600

   

Dekking invoering Basisinkomen

 
   

A. Inkomen en belastingen particulieren

 

Vervallen van de Bijstand

€ 8,600

Vervangen AOW (€ 35,2 miljard totaal aow – € 5,7 miljard compensatie alleenstaanden)

€ 29,50

Vervangen ANW uitkering nabestaanden tot hoogte OBI 36000 mensen

€ 0,290

Besparing arbeidsongeschiktheidsuitkeringen minus basisinkomen € 10 mld minus basisinkomen voor 810.000 mensen

€ 7,778

Besparing WW.€ 6 mld minus basisinkomen voor 430.000 mensen

€ 4,128

Vervallen studievoorschot en basisbeurs meerderjarige MBO studenten

€ 0,300

Gedetineerden betalen het basisinkomen als eigen bijdrage 10.000 mensen

€ 0,096

Omzetting belastingschijven naar 37%, 40%, 45%, 55% en 65% en aan de hand daarvan schijf verlengen/verkorten.

€ 13,40

Vervallen alle kortingen: algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, ouderenkorting, alleenstaande ouderenkorting. Om werken lonend te maken wel een arbeidskorting van 2.400 euro.

€ 25,00

Hoge Btw naar 23% (Scandinavisch niveau)

€ 3,910

Lage btw naar 7% (Duits niveau)

€ 0,793

Besparen kinderopvangtoeslag ivm verlaagde arbeidsparticipatie

€ 0,200

Eenmalige extra korting op het aftrektarief van de hypotheekrenteaftrek naar 35% effect structureel Aftoppen hypotheekrenteaftrek met overgangsperiode voor bestaande hypotheken

€ 4,000

Harmoniseren vermogenstoets toeslagen

€ 0,500

Vervallen giftenaftrek en dan BTW compensatie ANBI-instellingen (20 milj)

€ 0,300

SZW: OBI vervangt IOAZ, BBZ

€ 0,060

Vermogensaanwasbelasting

€ 2,700

Vereenvoudiging vervallen aftrek specifieke zorgkosten

€ 0,400

Totaal particulieren

€ 101,955

   

B. Inkomen en belastingen bedrijven

 

Afschaffen Vamil

€ 0,040

Invoeren maximum grondslag waarop de 30%-regeling kan worden toegepast

€ 0,187

Afschaffen subsidie bijstook biomassa

€ 0,100

Financiële transactiebelasting (FTT)

€ 1,000

Maatregelen tegengaan belastingontwijking

€ 1,700

Deels afschaffen vrijstelling energiebelasting gebruik gas in wkk-installaties

€ 0,200

Verhoging energiebelasting bedrijven

€ 0,300

EZ: herprioritering onderzoek en innovatie WBSO en innovatiebox (boven 100.000 halvering subsidie. Grens 400 uur ZZP, tweede schijf halveren)

€ 0,493

Afbouwen landbouwvrijstelling IB/VPB

€ 0,472

Afschaffen loonkostenvoordeel LKV

€ 0,297

Vervangen starters en meewerkaftrek door OBI

€ 0,220

Vervangen zelfstandige aftrek door OBI

€ 2,340

Verhoging VPB belasting van beide schijven met 2%

€ 1,440

Automatiseringsbelasting gedifferentieerd naar grootte bedrijf. Gemiddeld € 275 per bedrijf * 1,5 mln bedrijven

€ 0,450

Totaal bedrijven

€ 9,239

   

C. Uitgaven en inkomsten overheden overig

 

Overbodig geworden regelingen tbv banencreatie of mensen aan het werk helpen. Bijvoorbeeld sectorplannen, actieplan 50+ etcetera

€ 0,600

Overbodig worden van reïntegratiebudget gemeenten en UWV door OBI

€ 1,300

Ombuigingen ontwikkelingssamenwerking

€ 0,200

Legaliseren softdrugs

€ 0,175

Asiel: zelfvoorzieningsysteem voor gezinnen die niet rechtmatig in NL verblijven

€ 0,019

Efficiencykorting kleine subsidieregelingen vws

€ 0,016

Afschaffen bijzondere voorzieningen oorlogsgetroffenen

€ 0,070

Defensie: lagere norm inzetbaarheid krijgsmacht, efficiency wapensystemen

€ 0,538

Defensie: internationale samenwerking, samenvoegen landmacht en marine NL en D en andere besparingen in vermindering materieel en F-35

€ 0,547

Spoor: afschaffen nationale kop op ambitie ERTMS

€ 0,130

BZK: verambtelijking Logius (ICT)

€ 0,011

Taakstelling vermindering uitgaven Rijk

€ 1,860

Verminder subsidies: taakstelling Rijk

€ 0,500

Taakstelling intensiveringen

€ 0,100

Besparing UWV door versimpeling en/of afschaffing regelingen 20% op apparaatskosten (1,9 mld totaal)

€ 0,380

Besparing Gemeentefonds omdat gemeenten geen bijstand meer hoeven uit te betalen en controleren

€ 1,580

Vervallen van apparaatskosten provincies (taken met budget naar gemeenten / rijk) Gemiddeld per provincie € 100 mln

€ 1,200

Vervallen van kosten bij DUOals gevolg van wegvallen studiefinanciering

€ 0,300

 

€ 0,100

Vervallen van kosten bij SVB als gevolg van wegvallen uitkeringen (m.u.v. kinderbijslag)

€ 0,300

Besparing zorgkosten (dankzij invoering basisinkomen minder stress, mensen zijn gelukkiger en daardoor minder zorgkosten. netto BKZ 68 mld*8,5%.1

€ 5,780

Totaal overheid

€ 15.406

X Noot
1

In experiment in Dauphin en Winnipeg, Manitoba, Canada daalde deze kosten met 8,5%)

(http://basicincome.org.uk/2013/08/health-forget-mincome-poverty/).

Totaal ombuigingen particulieren (101.955), bedrijven (9.239) en overheid (15.406)

€ 129,600

basisbronnen: Ministerie Financiën Ombuigingslijst, Sleuteltabel, rapport Fiscaliteit Duurzame Groei


X Noot
1

Prof. Peter Lindert: Growing Public 2004.

X Noot
2

Van Gestel, De Beer en Vander Meer 2009.

Naar boven