34 383 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PbEU 2014, L 330)

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 19 februari 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

1

2.

Verplichting tot opnemen niet-financiële verklaring in bestuursverslag.

2

3.

Diversiteitsbeleid in niet-financiële verklaring

3

4.

Verslaglegging over niet-financiële informatie

4

5.

Administratieve lasten

4

6.

Uitwerking in AMvB

4

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling, doch een kritische grondhouding, kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PbEU 2014, L 330) (34 383)

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben vragen over de implementatie van de richtlijn en de nadere uitwerking in het Ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie en het Ontwerpbesluit bekendmaking diversiteitsbeleid.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en de richtlijn.

De leden van de CDA-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden hebben dan ook enkele vragen over de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel. Deelt de regering de mening dat de Europese Unie haar wetgevende bevoegdheid op belangrijkere dossiers beter zou kunnen inzetten dan hetgeen waarop onderhavige richtlijn betrekking heeft. Deelt de regering voorts de mening dat deze richtlijn niet past in het voornemen van Eurocommissaris Timmersman – het zogeheten Betere Regelgeving plan, mei 2015 – om de regeldruk vanuit «Brussel» te verminderen? De aan het woord zijnde leden vragen de regering of zij in het licht van de behandeling van onderhavige richtlijn hierover contact kan opnemen met de Eurocommissaris.

De leden van de D66-fractie onderschrijven het voorgestelde belang dat ondernemingen ook niet-financiële informatie in het bestuursverslag dienen op te nemen.

2. Verplichting tot opnemen niet-financiële verklaring in bestuursverslag.

De leden van de VVD-fractie merken op dat een ongeclausuleerde uitbreiding van de verplichting niet-financiële informatie op te nemen in een bestuursverslag een substantiële vergroting van de lasten voor de organisaties die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen, zal betekenen. Zij zijn voorshands niet overtuigd van de meerwaarde van een dergelijke verplichting. De aan het woord zijnde leden vragen of de regering hier nog eens nader op in kan gaan? Is het niet zo dat de reeds bestaande verplichtingen, omtrent de op te nemen informatie in het bestuursverslag, voldoende strubbelingen in de praktijk opleveren? Wat kan dan exact worden verwacht van de voorgestelde nieuwe verplichting? Ook vragen deze leden de regering in te gaan op de situaties in andere EU-lidstaten: hoe hebben zij de richtlijn geïmplementeerd en zijn er indien de richtlijn reeds is geïmplementeerd al ervaringen in die EU-lidstaten met de uitvoering van de voorgestelde verplichting?

De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het principe dat ondernemingen de niet-financiële informatie opnemen in het bestuursverslag. Investeerders en consumenten moeten volgens deze leden op een transparante en toegankelijke manier kunnen beoordelen hoe ondernemingen omgaan met deze onderwerpen en hoe de positie of de resultaten van de onderneming daardoor worden geraakt. Deze leden zijn van mening dat het opnemen van niet-financiële informatie in het bestuursverslag de transparantie ten goede komt en het beoordelen van deze informatie voor gebruikers van deze verslagen eenvoudiger maakt. Daartoe hebben een lid van de PvdA-fractie en een lid van de GroenLinksfractie eerder een initiatiefwet ingediend1. Voornoemde leden vragen waarom in het Ontwerpbesluit bekendmaking niet financiële informatie is gekozen gebruik te maken van de optie om vrijstelling te verlenen van de verplichting om deze informatie in een niet-financiële verklaring in het bestuursverslag op te nemen. De aan het woord zijnde leden vinden dat dit de toegankelijkheid van deze informatie niet ten goede komt en niet aansluit bij de beweging naar «integrated reporting» en zij vragen hoe de regering daar tegengaan kijkt. Met betrekking tot het gestelde in het Ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie dat geen gebruik gemaakt wordt van de optie om ondernemingen te verplichten de verklaring grondiger te laten beoordelen dan het aanwezigheidsonderzoek door de accountant, vragen de leden van de PvdA-fractie de regering deze keuze toe te lichten. De aan het woord zijnde leden vragen hoe deze keuze zich verhoudt tot de onderzoeksverplichting voor accountants om materiële onjuistheden in het bestuursverslag te signaleren en daarover te rapporteren in de controleverklaring en de toezegging aan het lid Nijboer om de verantwoordelijkheidsverdeling voor de continuïteit van de onderneming tussen enerzijds de raad van bestuur en de raad van commissarissen en anderzijds de accountant in wetgeving te definiëren.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of kennis is genomen van de aandachtspunten, zoals deze door onder meer de Autoriteit Financiële Markten en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants zijn geformuleerd en of de regering daarop kan reageren. Dat betreft in het bijzonder de controle op niet-financiële informatie in het bestuursverslag. Voor financiële informatie geldt dat de accountant controleert of die informatie strookt met de jaarrekening en of deze geen onjuistheden bevat. Begrijpen deze leden het goed dat de regering er niet voor kiest ook op de niet-financiële informatie een controle te laten uitvoeren? In hoeverre doet een ongelijke wijze van controle op verschillende onderdelen van het bestuursverslag geen afbreuk aan de zekerheid die gebruikers zoals beleggers en maatschappelijk belanghebbenden aan het bestuursverslag en de controle menen te mogen ontlenen? De aan het woord zijnde leden vragen een reactie van de regering op de wens van onder meer de Vereniging van Effectenbezitters en Eumedion om ook op de inhoud van de niet-financiële informatie in het bestuursverslag te voorzien in een controlerende taak voor de accountant. Voorts vragen deze leden of de regering alsnog mogelijkheden ziet dit te regelen en zo ja, welke. Voorts vragen de leden van de D66-fractie de regering aan te geven waarom controle niet nodig of zelfs niet wenselijk is, indien de regering er vanaf ziet controle op dit punt mogelijk te maken.

3. Diversiteitsbeleid in niet-financiële verklaring

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de introductie van een verplichting voor bepaalde grote ondernemingen en groepen om voortaan ook een beschrijving te geven van het diversiteitsbeleid dat zij voeren met betrekking tot het bestuur en de raad van commissarissen, wat deze verplichting omvat. Tot welk niveau moet het gevoerde diversiteitsbeleid worden weergegeven en waartoe dient deze informatie? Kunnen de genoemde ondernemingen op een bepaald moment en op de een of andere wijze op deze informatie worden afgerekend? Voorts wordt door gebruikers van jaarrekeningen aangegeven dat zij graag een controlerende taak voor de accountant zouden zien op de inhoud van de niet-financiële informatie in het bestuursverslag. De leden van de VVD-fractie vragen de regering de voor- en nadelen van een dergelijke controlerende taak in kaart te brengen.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat ondernemingen een veel grotere inspanning moeten leveren om de diversiteit binnen de organisatie te vergroten en meer vrouwen in topposities te krijgen. De aan het woord zijnde leden vragen waarom er in het Ontwerpbesluit bekendmaking diversiteitsbeleid niet voor wordt gekozen ondernemingen te verplichten de informatie over het diversiteitsbeleid op te nemen in het bestuursverslag. Biedt de richtlijn deze mogelijkheid? Deze leden vragen hoe de richtlijn zich verhoudt tot het wettelijk vastgelegde streefcijfer van ten minste 30% vrouwen in het bestuur en de raad van commissarissen en de herziening van de Nederlandse Corporate Governance Code.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering weer te geven welk effect zij verwacht van de voorgestelde verplichtingen op de beleidsterreinen milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping voor de betreffende organisaties in Nederland. Ook zijn deze leden benieuwd wat de gevolgen zijn van het niet voldoen aan de voorgestelde verplichtingen door de organisaties. Ten aanzien van het bovengenoemde vragen zij de regering ook weer te geven hoe andere EU-lidstaten hiermee om zullen gaan. De aan het woord zijnde leden vragen wat hierover in Brussel is afgesproken en of de regering het belang van afspraken op dit punt deelt, juist vanwege EU-lidstaten die een twijfelachtige reputatie kennen op het terrein van milieu, sociale en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping.

Hoewel qua inhoud uiteraard niet volledig vergelijkbaar, verwijzen zij de regering op het punt van toetsing van «Brusselse richtlijnen» naar de praktijkevaluatie van de rapportageverplichting, zoals opgenomen in het reeds aangenomen wetsvoorstel «Uitvoeringswet richtlijn jaarrekening» (Kamerstukken II 2014/15, 34 176). Zij vragen of hieraan een voorbeeld kan worden genomen en kan worden aangesloten op onderhavig wetsvoorstel.

4. Verslaglegging over niet-financiële informatie

De leden van de SP-fractie vragen waarom pas in 2018 voor het eerst verslag wordt gedaan over de niet-financiële informatie.

5. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij het belang van het meten van effectiviteit van de voorgestelde maatregelen deelt, dit ook bezien in het licht van de administratieve lasten (€ 230.000 in totaal en gemiddeld € 2.000 voor circa 115 ondernemingen die onder het toepassingsbereik van de richtlijnverplichting vallen) die met onderhavig wetsvoorstel gepaard gaan. Indien dat het geval is, vragen deze leden hoe hieraan vorm gegeven gaat worden en indien dit niet het geval is: waarom niet.

6. Uitwerking in AMvB

De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitwerking van de voorschriften omtrent de niet-financiële verklaring zal geschieden in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze leden vragen of en zo ja, op welke wijze deze AMvB zal worden voorgelegd aan het parlement. Deze leden zijn van mening dat een «lichte» voorhangprocedure voor deze AMvB gewenst is en vragen of de regering bereid is hiertoe over te gaan. Zo nee, waarom niet? Voorts vragen zij op welke termijn een dergelijke AMvB kan worden verwacht.

De leden van de D66-fractie merken op dat deze wetswijziging de basis vormt voor twee AMvB’s die inhoudelijk verdere invulling zullen geven aan het wetsvoorstel, het ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie en het ontwerpbesluit bekendmaking diversiteitsbeleid. Deze leden vragen of de regering voornemens is deze ontwerpbesluiten aan de Kamer toe te sturen.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier voor dit verslag, Mittendorff


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 905, nr. 2

Naar boven