De leden van de fractie van D66 hebben in het nader voorlopig verslag de regering
verzocht om nadere opheldering naar aanleiding een onderdeel van de memorie van antwoord.
Deze leden vragen of de regering wil bevestigen dat de inperking van het recht op
second opinion niet verder zal strekken dan in het reguliere verkeer tussen arts en
patiënt binnen de vigerende richtlijnen van de KNMG gebruikelijk is.
De regering heeft geen voornemens om het recht op een second opinion van de werknemer
verder in te perken dan nu gangbaar is in de reguliere zorg op grond van de vigerende
richtlijnen van de KNMG. Bij de nadere uitwerking van deze bepalingen zal de reguliere
zorg zoveel als mogelijk als leidraad dienen.
De fractieleden van D66 vragen voorts of de regering wil bevestigen dat de werknemer
het recht heeft om zelf een bedrijfsarts voor een second opinion te kiezen, dat dat
recht niet in een contract met arbodienst of bedrijfsarts kan worden beperkt, dat
de werknemer zelf de bedrijfsarts voor deze second opinion mag benaderen en dat de
AMvB deze rechten in generlei zin zal inperken.
De regering is van opvatting dat de gestelde vragen belangrijke punten betreffen voor
de nadere uitwerking in een algemene maatregel van bestuur van het nu in de Eerste
Kamer voorliggende voorstel tot wetswijziging. De regering merkt op dat het hier een
complexe afweging betreft. Enerzijds wil zij de werknemer zo vrij mogelijk laten bij
zijn keuze voor een «second opinion arts», anderzijds moet rekening gehouden worden
met de belangen van de werkgever en een efficiënte afhandeling van aanvragen voor second opinions. Daarbij wijst de regering erop dat de bedrijfsgezondheidszorg
een zelfstandig zorgsysteem is. De financiering ervan loopt middels private contracten
tussen werkgever en arbodienst of bedrijfsarts. Het verloopt dus anders dan in de
reguliere gezondheidszorg waar personen zelf een contract afsluiten met een verzekeraar.
In het nu voor internetconsultatie openstaande ontwerpbesluit tot wijziging van het
Arbeidsomstandighedenbesluit wordt de mogelijkheid van werknemers om een second opinion
in te winnen bij een andere bedrijfsarts of andere arbodienst nader uitgewerkt. Daarbij
is opgenomen dat in het met het wetsvoorstel te introduceren (basis)contract tussen
werkgever en arbodienst of bedrijfsarts moet worden vastgelegd welke andere bedrijfsarts(en)
of andere arbodienst(en) deze second opinion uit kunnen voeren. Door dit contractueel
vast te leggen wordt mogelijk gemaakt dat op collectief niveau de werknemersvertegenwoordiging
met deze selectie kan instemmen. De ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging
heeft namelijk instemmingsrecht op dit (basis)contract.
Indien de werknemer van mening is dat er in de selectie geen geschikte bedrijfsarts
beschikbaar is voor zijn vraag dan kan de werknemer een andere bedrijfsarts voorstellen.
De werkgever kan besluiten daarmee in te stemmen, maar hij hoeft dat niet zonder meer.
Enkel wanneer de werkgever instemt met de door de werknemer voorgestelde bedrijfsarts zal de in het conceptbesluit
opgenomen regeling voor de second opinion gelden. Bij het opstellen van het conceptbesluit
is ervoor gekozen de werkgever niet te verplichten akkoord te gaan met (betaling van)
iedere door de werknemer aan te dragen bedrijfsarts, vanwege kostenoverwegingen, de
mogelijke deling van bedrijfsinformatie, en het feit dat de inspraak van werknemers
ook op collectief niveau wordt geregeld door het instemmingsrecht van de ondernemingsraad
of personeelsvertegenwoordiging op het contract.
De net gestarte internetconsultatie over de algemene maatregel van bestuur ter nadere
uitwerking van het begrip second opinion is bedoeld om reacties te krijgen. Het is
goed mogelijk dat dit proces tot aanpassingen leidt. De regering wil met betrekking
tot het ontwerpbesluit en de lopende internetconsultatie en uitvoeringstoetsen nu
geen nieuwe elementen in discussie brengen, en beperkt zich hier tot de gegeven toelichting.
De regering zal u informeren over de uitkomsten van de internetconsultatie en tot
welke eventuele aanpassingen dat heeft geleid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher