Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rosmalen, 11 januari 2016
Geachte collega’s,
Er staat ons als parlement een bijzonder uitdagende periode te wachten. In de aanloop
naar de verkiezingen zal, zo leert de ervaring, het debat beslist verhevigen terwijl
onze samenleving juist vraagt om rust, stabiliteit en leiderschap.
Als uw voorzitter zal ik mij ervoor inzetten dat de verschillende geluiden de ruimte
krijgen om optimaal tot hun recht te kunnen komen. Tegelijkertijd zal ik scherp oog
houden voor het gezag van ons parlement. Dat zal ik doen vanuit de overtuiging dat
de geloofwaardigheid van de politiek mede wordt bepaald door hoe wij onze standpunten
vanuit de verschillende belangwekkende invalshoeken aan Nederland presenteren.
Daarbij is niet alleen van belang op welke wijze wij met elkaar het debat voeren (wij
hebben immers een voorbeeldrol) maar is ook onze informatiepositie cruciaal. Thorbecke,
die aan de wieg stond van onze Grondwet, pleitte niet voor niets voor een tegemoetkomende
houding van bewindspersonen in de richting van het parlement. Of daarvan altijd sprake
is, staat helaas met enige regelmaat ter discussie. Ik heb daarom, met steun van de
Kamer, verzocht om een update van de in 2002 gemaakte analyse van de relatie tussen
de Wet Openbaarheid van Bestuur en artikel 68 Grondwet. Het is toch onze eer te na
dat wij op belangrijke onderwerpen in onze controlerende taak moeten worden geholpen
door succesvolle WOB-verzoeken door derden.
Dat gezegd hebbende, kan de Tweede Kamer die noodzakelijke houding van bewindspersonen
ook zelf bevorderen, door niet alleen scherp, vasthoudend en gericht het debat te
voeren, maar ook oog te houden voor de noodzakelijke inspanningen die kabinetsleden
moeten getroosten om de Kamer adequaat (tijdig en volledig) te kunnen informeren.
Snelheid kan soms ten koste gaan van de zorgvuldigheid en dat is in niemands belang.
Ik zal die informatiepositie van ons parlement nadrukkelijk bewaken.
De Tweede Kamer is een belangwekkend instituut en een enerverende omgeving. Dat vraagt
om een dienstbare, betrokken maar ook doortastende voorzitter, die ik graag voor u
allen wil zijn. Om in die rol de democratie te mogen dienen, is een grote verantwoordelijkheid
die ik graag zou op mij zou nemen. Ik ben van mening dat ik deze verantwoordelijkheid
ook kan dragen, gelet op de volgende relevante ervaringen en persoonlijke eigenschappen.
Ruime leidinggevende ervaring heb ik, in verschillende directiefuncties, opgedaan
binnen een zeer politiek gevoelige overheidsdienst (Dienst Justitiële Inrichtingen)
en bij de Verenigde Naties waarvoor ik uitgezonden ben geweest naar Kosovo om een
bijdrage te leveren aan het herstel en verdere opbouw van de rechtstaat. Mijn leiderschapsstijl
is verbindend, inlevend maar wel direct en onafhankelijk. Deze stijl is nuttig gebleken
tijdens mijn voorzitterschap van de enquête-commissie Fyra (Kamerstuk 33 678), waarin ik steeds gericht ben geweest op het overbruggen van verschillen zonder
de noodzakelijke scherpte te verliezen gelet op de opdracht. Waar ik als volksvertegenwoordiger
en woordvoerder op uiteenlopende terreinen jarenlang in het bijzonder het verschil
heb belicht (het onderscheidende verhaal in een debat naar voren brengen) vond ik
het als commissievoorzitter plezierig om juist op zoek te gaan naar wat ons bindt,
in plaats van wat ons scheidt. Een stevig debat gaf daarbij slechts glans. In dit
verband en wellicht ten overvloede, ik meen dat ik u heb laten zien dat het «boven
de partijen staan» mij goed afgaat.
In uw profielschets heeft u «vernieuwingsgezindheid» opgenomen. Hoewel ik hieraan
beslist kan voldoen, wil ik bij deze wel aangeven dat ik voor de resterende zittingsperiode
geen «groots en meeslepende» veranderingen voorsta. Mijn prioriteit zal liggen op
het gedegen leiden van de debatten waarin, gelet op de aankomende verkiezingen, de
druk ongetwijfeld zal worden opgevoerd. Daarnaast zal ik mij er voor inspannen dat
het nieuwe managementteam van ons huis een goed op elkaar ingespeeld en de democratie
dienend team wordt. In de Raming staat als aandachtspunt voor 2016 «Veiligheid en
beveiliging» (Kamerstuk 34 183, nrs. 1 en 3). Het behoeft, gelet op mijn achtergrond, geen betoog dat ik hiermee bijzondere affiniteit
heb en laat gezegd zijn dat ik op dit punt ook ideeën koester. Een extra inspanning
zal ik getroosten om, via nog betere benutting van de sociale media, de openheid van
ons democratische proces te bevorderen.
Tot slot. Nederland is momenteel voorzitter van de Europese Unie (Kamerstuk 34 139). Dat vraagt ongetwijfeld bijzondere inzet en betrokkenheid van uw voorzitter. In
dat verband breng ik graag naar voren dat het mij, zoals reeds vermeld, niet vreemd
is om in internationaal verband actief te zijn.
Vanzelfsprekend zie ik ernaar uit om mijn kandidatuur in het komende debat verder
toe te lichten.
Met vriendelijke groet,
Madeleine M. van Toorenburg