Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34362 nr. 11 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34362 nr. 11 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2016
Bij brief van 25 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 8) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen op basis waarvan ik de heer Oosting heb verzocht nader onderzoek te verrichten naar de reconstructie van de feiten in 2014 en 2015 met betrekking tot de ontnemingsschikking in 2001 inzake Cees H. Ten vervolge op deze brief heb ik uw Kamer bij brief van 29 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 9) nader geïnformeerd over de concept-onderzoeksopdracht, de verwachte duur van het onderzoek, alsmede enkele voorgestelde modaliteiten om dit nader onderzoek vorm te geven. Naar aanleiding van deze brief heb ik op 3 februari 2016 overleg gehad met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Tijdens dat overleg heb ik toegezegd een aantal in de commissie gerezen vragen te bespreken met de heer Oosting en uw Kamer te informeren over de uitkomst daarvan alsmede over de definitieve opdrachtverlening, zoals goedgekeurd door de ministerraad. Met deze brief voldoe ik graag aan deze toezegging.
Op 5 februari jl. heeft de ministerraad akkoord gegeven op het instellingsbesluit, zoals dat als bijlage bij deze brief is gevoegd1. Daarmee is de Commissie met terugwerkende kracht tot en met 22 januari 2016 ingesteld.
Naar aanleiding van het overleg met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heb ik met de heer Oosting gesproken. Ik kan u daarover het volgende mededelen.
De Commissie (ook aan te duiden als de Commissie-Oosting II) heeft inmiddels de beschikking over het conceptverslag van het algemeen overleg van 3 februari jl. De Commissie zal de tijdens dat overleg aangedragen aspecten en door de leden van uw Kamer geformuleerde vragen betrekken in het onderzoek. In dat kader benadruk ik dat het de Commissie ook overigens vrij staat om alle andere vragen die tijdens het onderzoek opkomen te betrekken bij haar werkzaamheden, inclusief de vraag of bepaalde aspecten uit het eerder verrichte onderzoek, mede gezien de thans beschikbaar gekomen informatie, nog nadere reflectie verdienen.
In mijn brief van 29 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 9) en tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 3 februari jl. heb ik bevestigd dat ik alle naar aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending beschikbaar gekomen informatie aan de Commissie ter beschikking heb gesteld. Vanzelfsprekend zal ik ook eventuele nieuwe informatie die onder mijn aandacht wordt gebracht onverwijld aan de Commissie overdragen. Zo heb ik nadere informatie over het onderwerp van de geanonimiseerde emailwisseling die ik u op 25 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 8) toezond aan de Commissie ter beschikking gesteld. Zoals ik tijdens het algemeen overleg heb aangegeven gaat dat ondermeer om e-mails en memo’s die betrekking hebben op de e-mails die door Nieuwsuur zijn geopenbaard. De heer Oosting heeft mij toegezegd deze informatie bij zijn werkzaamheden te betrekken en deze informatie van ook voor mij noodzakelijke duiding en context te voorzien.
De Commissie bevindt zich nu in de oriëntatiefase. Daarin wordt de onderzoeksopdracht uitgewerkt tot een reeks van meer specifieke vraagpunten, wordt gewerkt aan het verzamelen van alle informatie (digitaal en anderszins) die voor de beantwoording daarvan van belang is of dat op enige wijze zou kunnen zijn en wordt al een aantal meer oriënterende gesprekken gevoerd. Zoals ik in het algemeen overleg van 3 februari jl. al mededeelde is de Commissie al direct met gesprekken begonnen. De Commissie wacht nu ook af tot welke reacties de oproep gaat leiden om zich vertrouwelijk met informatie tot de Commissie te wenden. Op deze oriëntatiefase volgt een serie formele gesprekken. Daarvoor zijn inmiddels enkele tientallen personen uitgenodigd. Veel afspraken zijn al gemaakt. De Commissie hoopt in de eerste helft van maart een beter zicht te hebben gekregen op de tijd die zij daarna nodig zal hebben voor het verdere vervolg van haar werk. De Commissie zal mij over haar inschatting informeren en ik zal u daarvan op mijn beurt op de hoogte stellen. Na de oriëntatiefase volgt de fase waarin de verkregen informatie (en waar nodig aanvullende data-verzameling en gesprekken) zal worden verwerkt en geordend en begonnen wordt met het schrijven van een concept van de hoofdstukken met bevindingen. Die hoofdstukken zullen vervolgens worden voorgelegd voor wederhoor, terwijl voorgenomen citaten uit de verslagen van de gevoerde gesprekken aan betrokkenen worden voorgelegd voor autorisatie. Daarna volgen het finaliseren van de bevindingen en het voltooien van het rapport met ook de beoordeling. Ten slotte komt de fase van de afronding van de redactie, de opmaak en het drukwerk.
De Commissie zal een tussenrapportage uitbrengen indien en zodra zij van oordeel is dat dat noodzakelijk is. De Commissie zal rapporteren over het aantal personen dat zich bij de Commissie heeft gemeld. De Commissie zal misstanden die verband houden met het onderwerp van het onderzoek bij het onderzoek betrekken. Bij melding van misstanden aan de Commissie die geen enkel verband houden met de onderzoeksopdracht, zal de Commissie betrokkene verwijzen naar de vertrouwenspersoon van het desbetreffende ministerie. Ik heb de Commissie ook gevraagd te reflecteren op het door haar eerder verrichte onderzoek, mede in het licht van de thans naar voren gekomen informatie.
Ik herhaal dat de Commissie bevoegd is (externe) deskundigen in te schakelen als zij dat nodig acht en dat er geen beperkingen zijn aan het budget.
Tijdens het algemeen overleg heb ik toegezegd twee vragen in de ministerraad te bespreken. De eerste vraag betrof de openbaarmaking van verslagen van gesprekken die de Commissie met zittende bewindslieden zal voeren. De tweede vraag betrof de uitbreiding van de bescherming van medewerkers die zich tot de Commissie wenden tot de medewerkers werkzaam bij het Ministerie van Algemene Zaken. In de ministerraad van 5 februari jl. heb ik de twee vragen aan de orde gesteld. Ik bericht u over het resultaat daarvan.
– Ik heb tijdens het algemeen overleg op 3 februari jl. aangegeven dat gespreksverslagen van alle betrokkenen in principe geheim blijven, opdat de betrokkenen in volledige vrijheid kunnen verklaren wat zij willen verklaren. Tijdens de ministerraad van 5 februari jl. hebben de zittende bewindslieden ermee ingestemd dat de verslagen van de met hen te voeren gesprekken gelijktijdig met het eindrapport van de Commissie-Oosting II aan de Kamer zullen worden toegezonden.
– In mijn brief van 29 januari jl. (Kamerstuk 34 362, nr. 9) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de oproep van de secretaris-generaal van mijn ministerie aan alle medewerkers om alle informatie die binnen mijn ministerie beschikbaar is aan de Commissie te verstrekken. Daarbij is nadrukkelijk vermeld dat hen bescherming onder de klokkenluidersregeling toekomt. Namens de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een soortgelijke oproep uitgegaan. Ook voor ambtenaren van het Ministerie van Algemene Zaken geldt dat zij de bescherming genieten die ingevolge artikel 2 van het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie geldt bij het melden van een vermoeden van een misstand.
Ik informeer uw Kamer onverwijld over de uitkomsten van het onderzoek. Mochten zich voordien relevante ontwikkelingen voordoen, zoals het uitbrengen van tussenrapportages, zal ik u hierover uiteraard eveneens onverwijld berichten.
Voor de goede orde breng ik in herinnering dat ik bij brieven van 5 (Kamerstuk 28 844, nr. 92) en 9 februari jl. (Kamerstuk 28 844, nr. 93) uw Kamer separaat heb geïnformeerd over de wijze waarop binnen het departement van Veiligheid en Justitie de vertrouwens- en integriteitsfunctie is ingericht. Tijdens het algemeen overleg van 3 februari jl. heb ik eveneens toegezegd uw Kamer voor het eind van de maand te informeren over de vragen die werden gesteld over de cultuur binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan die toezegging zal ik uiteraard voldoen.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34362-11.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.