34 361 EU-voorstel: Wijziging van de Akte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2018

Inleiding

De Tweede Kamer is periodiek, het laatst op 8 februari jl.1 geïnformeerd2 over de voortgang van de besprekingen over de wijziging van de Akte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees parlement (hierna: Kiesakte). Na bespreking van het voorstel in Coreper op 28 maart jl, is gebleken dat de besprekingen nu dusdanig zijn gevorderd dat een gemeenschappelijk standpunt in zicht is en mogelijk wordt geagendeerd voor politieke besluitvorming tijdens de Raad Algemene Zaken van 17 april a.s. Daarom wil ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op de hoogte stellen van de laatste stand van zaken. Het kabinet kan zich vinden in de door het voorzitterschap opgestelde compromistekst.

Wijziging Kiesakte

In de brief van 8 februari jl. is al gemeld dat in het Coreper gesproken is over acht voorstellen en dat over zeven van de voorstellen overeenstemming bestaat.3 Deze zeven, in eerdergenoemde brief vermelde, voorstellen betreffen redactionele aanpassingen van artikelen van de Kiesakte dan wel aanpassingen waarvan de inhoud volledig binnen de reikwijdte van het BNC-fiche vallen, te weten:

  • Artikel 1 (1) – toevoeging dat leden van het Europees parlement als vertegenwoordigers van burgers van de Unie worden gekozen.

    Dit voorstel betreft geen wijziging in materiële zin. In artikel 14, tweede lid, van het EU-verdrag is immers reeds bepaald dat het Europees parlement bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie. De Kieswet hoeft er niet voor te worden aangepast. Het kabinet onderschrijft het uitgangspunt van dit voorstel.

  • Artikel 3a – een termijn van ten minste drie weken voor het indienen van kandidaturen.

    Het kabinet steunt het doel van deze bepaling, namelijk het gelijktrekken van de campagneperiode. Op grond van de Kieswet vindt de kandidaatstelling in Nederland plaats op de 44e dag (iets meer dan 6 weken) voor de stemming. Kieswet hoeft derhalve niet te worden aangepast.

  • Artikel 3e (1) – verwijzing naar de mogelijkheid voor lidstaten om een vermelding van de naam of het logo van Europese politieke partijen op stembiljetten toe te staan; en

  • Artikel 3e (2) – een nieuwe bepaling die regelt dat de regels betreffende het verzenden van kiezersmateriaal, door overheidsinstanties, naar kiezers bij verkiezingen voor het Europees parlement gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor nationale verkiezingen, onverminderd de middelen waarmee deze materialen worden verzonden en alle mededelingen betreffende de organisatie van de verkiezingen.

    Het kabinet kan deze bepalingen steunen. Op dit moment hebben politieke partijen de keuze of zij op het stembiljet vermeld willen hebben aan welke Europese familie in het Europees parlement zij verbonden zijn. Dit blijft ongewijzigd. Het kabinet vindt dit passend in het kader van de autonomie van politieke partijen. In Nederland heeft de overheid geen bemoeienis bij campagnes van politieke partijen. In de kiezersmaterialen (stempassen) die worden verzonden maakt Nederland al geen onderscheid naar het soort verkiezing.

  • Artikel 4a – verwijzing naar de mogelijkheid voor lidstaten om onder bepaalde voorwaarden kiezers vooraf, per post, elektronisch of via internet te laten stemmen bij de verkiezingen voor het Europees parlement.

    Het voorstel betreft een kan-bepaling en heeft daarmee geen verbindend karakter. Het kabinet acht het van belang dat elke lidstaat eigen afwegingen kan maken in de wijze waarop de stemmen kunnen worden uitgebracht, mede in het licht van de regelingen bij andere verkiezingen.

  • Artikel 9, nieuwe tweede alinea – verplichting voor de lidstaten om te zorgen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties in geval van dubbele stemming; en

  • Artikel 9b – verplichting voor de lidstaten om een contactautoriteit aan te wijzen voor de uitwisseling van gegevens over kiezers en kandidaten en een termijn voor de start van een dergelijke uitwisseling van gegevens.

    Het kabinet hecht eraan dat dubbelstemmen wordt voorkomen en dat lidstaten zelf invulling kunnen geven aan desbetreffende sancties. Nederland heeft dubbelstemmen bij de Europese verkiezingen al strafbaar gesteld. Bij het uitwisselen van gegevens werkt Nederland in de praktijk al met een vast aanspreekpunt.

Het achtste voorstel gaat over de invoering van een verplichte kiesdrempel.

Zoals vermeld in de brief van 8 februari jl. heeft het Bulgaars voorzitterschap aangegeven dat het bij dit voorstel gaat om een formule die materieel gezien alleen Spanje en Duitsland zal treffen. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op een toekomstbestendige formulering van de bepaling. Een lidstaat heeft aangegeven bij een akkoord in de Raad Algemene Zaken een politieke verklaring af te zullen leggen waarin staat dat een nieuwe discussie nodig is als de betreffende lidstaat bij een toekomstige verandering van de samenstelling van het Europees parlement toch geraakt wordt. Het kabinet is van mening dat door het minimumaantal zetels op 35 te stellen, in plaats van de eerder voorgestelde 32 zetels, er voor Nederland een toekomstbestendige oplossing is gevonden. Het afleggen van een niet juridisch bindende verklaring heeft daarom geen toegevoegde waarde.

Nadat de Kamer in februari is geïnformeerd over de voortgang is nog een negende voorstel op tafel gekomen. Dat voorstel betreft artikel 9a en gaat over stemrecht voor buiten de EU wonende EU-burgers. Het voorstel beoogt, met inachtneming van de nationale kiesrechtregelgeving, te stimuleren dat lidstaten maatregelen kunnen treffen opdat kiesgerechtigden vanuit het buitenland kunnen stemmen voor de verkiezingen van het Europees parlement. Het voorstel betreft een kan-bepaling en heeft daarmee geen verbindend karakter. Nederland heeft reeds in de Kieswet geregeld dat kiezers in het buitenland kunnen stemmen voor de verkiezing van de leden van het Europees parlement.

Datum verkiezing leden van het Europees parlement

Inmiddels is ook overeenstemming ontstaan over de periode waarin in 2019 de verkiezing van de leden van het Europees parlement zou moeten plaatsvinden, in casu 23 tot en met 26 mei 2019. Het Europees parlement moet zich hier nu over uitspreken. Als het Europees parlement instemt zal, conform artikel Y8 (eerste lid) van de Kieswet, de verkiezing in Nederland plaatsvinden op donderdag 23 mei 2019.

Tijdpad

Ik hecht eraan, gelet op de motie Taverne c.s., om de Kamer ook te informeren over het verdere tijdpad. Om de implementatie van de wijzigingen in de Kiesakte vóór de verkiezing van mei 2019 mogelijk te maken, wil het Bulgaars voorzitterschap de besluitvorming over de hiervoor genoemde negen voorstellen op korte termijn afronden. Op dit moment is één lidstaat nog niet in staat om ambtelijk akkoord te geven, waardoor er nog geen unanieme steun voor een concept-gemeenschappelijk standpunt is. Niettemin is het vanwege de tijdsdruk niet uitgesloten dat het, ook zonder ambtelijk akkoord, voor politieke besluitvorming wordt geagendeerd in de Raad Algemene Zaken van 17 april a.s.

In de geest van de motie Taverne c.s. legt het kabinet daarom al op dit moment de bepalingen langs de hierboven geschetste lijnen aan de Kamer voor. Wat het kabinet betreft kan Nederland instemmen met de voorgelegde bepalingen. Uiteraard wordt de Kamer, wanneer in de onderhandelingen volgens het hierboven beschreven proces alsnog inhoudelijke wijzigingen worden voorgesteld, daarover geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 34 361, nr. 12.

X Noot
2

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Taverne c.s. (Kamerstuk 34 361, nr. 3),

X Noot
3

Zie voor een overzicht van de raadsbesprekingen: DP 15241/17.

Naar boven