34 349 Instelling van een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg (Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding)

Nr. 18 MOTIE VAN HET LID KUZU

Voorgesteld 26 september 2019

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding op 1 augustus 2019 is ingegaan;

constaterende dat de mogelijkheid tot het uitvoeren van een burgerarrest tot ervaren onveiligheid heeft geleid bij vrouwen en tot georganiseerde pseudoknokploegen die voor eigen rechter willen spelen;

constaterende dat agressie en intimidatie richting moslimvrouwen – al dan niet met een nikab – is toegenomen;

constaterende dat de Raad van State uiterst kritisch heeft geoordeeld over de noodzaak van de wet en de verenigbaarheid van de wet met de vrijheid van godsdienst;

constaterende dat mensenrechtenorganisaties waaronder Amnesty International bezwaren maken tegen deze wet omdat ze strijdig is met elementaire mensenrechten;

van mening dat de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding een symbolische en islamofobe pestmaatregel is;

verzoekt de regering, om zo snel mogelijk een voorstel naar de Kamer te sturen om de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Kuzu

Naar boven