34 345 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaxima voor mensensmokkel

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 17 mei 2016

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de inbreng over het onderhavige wetsvoorstel dat strekt tot verhoging van de strafmaxima voor het delict mensensmokkel. Inbreng is geleverd door de leden van de fracties van de VVD, de PVV, de ChristenUnie en de SGP. Het verheugt mij dat deze leden de inzet van de regering om mensensmokkel te bestrijden steunen. Graag ben ik bereid de vragen van deze leden te beantwoorden.

2. Maximale boete

De leden van de fracties van de VVD, de PVV en de SGP vragen waarom de regering, gelet op het feit dat mensensmokkel wordt gepleegd door professionele criminele netwerken met een winstoogmerk, niet ook de wettelijke boetehoogte voor mensensmokkel verhoogt.

Mensensmokkel wordt in artikel 197a Wetboek van Strafrecht bestraft met gevangenisstraf of een geldboete van ten hoogste de hoogste vijfde categorie. Met ingang van 1 januari 2016 is de maximumboete € 82.000. In opsporingsonderzoeken naar mensensmokkel wordt, zeker als het smokkel in georganiseerd verband betreft, financieel gerechercheerd en worden criminele winsten afgepakt via ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel of toepassing van de witwaswetgeving. Het afpakken van crimineel vermogen is een waardevol instrument bij de bestrijding van mensensmokkel. Gelet op het feit dat met de bestaande afpakinstrumenten winsten kunnen worden ontnomen acht ik verhoging van de maximumboetes voor mensensmokkel van de vijfde naar de zesde categorie niet nodig en wenselijk. Daarbij merk ik op dat de zesde boetecategorie in het Wetboek van Strafrecht uitsluitend gereserveerd is voor de sanctionering van rechtspersonen.

3. Informatiepositie

De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie vragen hoe de informatiepositie van de handhavende instanties wordt versterkt. Specifiek vragen deze leden naar de financiering van het gemeenschappelijk team van politie, openbaar ministerie (OM) en Koninklijke Marechaussee (KMAR) en de bezuinigingen op het liaisonnetwerk van de politie en de KMAR.

De regering zet in op een ketenbrede en multidisciplinaire aanpak van mensensmokkel. Er zijn verschillende samenwerkingsverbanden binnen de keten die ervoor zorgen dat tussen de verschillende partners sneller wordt geschakeld en dat relevante informatie wordt gedeeld. Hierdoor kunnen mensensmokkelaars sneller opgespoord en vervolgd worden. Eind 2014 is het Multidisciplinair Team (MDT) opgericht dat bestaat uit het OM, de KMAR, de politie, de IND, het COA, het Expertisecentrum mensenhandel/mensensmokkel (EMM) en de NCTV. Er is voorzien in de oprichting van een gemeenschappelijk mensensmokkelteam (GMST), waarvoor de KMAR, de politie en het OM formatie leveren. De deels vaste en deels flexibele formatie van het GMST kan worden ingezet voor zowel tactische als specialistische opsporing. Binnen het opsporingsteam houden medewerkers zich bezig met informatieverwerking en informatiedeling. Aan het team zullen externe wetenschappers verbonden worden die zich specifiek richten op de achtergronden en oorzaken van mensensmokkel. Het GMST zal gebruik maken van reeds bestaande expertise van organisaties, zoals Europol. Ook wordt actief samengewerkt met opsporingsdiensten uit andere EU-lidstaten. De intensivering van de handhaving, de inzet van het GMST en de kosten daarvan worden door de regering meegenomen in de voorjaarsbesluitvorming.

Het bestaande liaisonnetwerk wordt in de periode tot 2018 versterkt door onder andere capaciteitsuitbreiding met flexibel inzetbare liaisons van de KMAR en een flexibele liaison van het OM. Daarnaast worden de operationele ondersteunende capaciteit en de analysecapaciteit van de KMAR tijdelijk uitgebreid. Deze uitbreiding wordt deels uit het Europees Buitengrensfonds, het onderdeel Europese Interne veiligheidsfonds, en deels uit de middelen uit de voorjaarsnota gefinancierd. Het huidige netwerk wordt in de periode tot 2018 ook versterkt door een herprioritering van de bestaande liaisoncapaciteit naar andere regio’s dan wel door een thematische herprioritering op het thema zwaar georganiseerde migratie(gerelateerde) criminaliteit. Verder zijn er nadere operationele afspraken gemaakt om de samenwerking tussen de liaisons van de KMAR, de politie en de IND te intensiveren. De facto is er geen sprake van een bezuiniging van het liaisonnetwerk, maar wordt de plaatsing van een liaison op basis van het plaatsingsplan 2015–2017 uitgevoerd1.

4. Advies Nationaal Rapporteur Mensenhandel

De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie stellen vragen naar aanleiding van het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel (NRM) over het wetsvoorstel, waarin wordt gepleit voor ontschotting tussen de delicten mensenhandel en mensensmokkel. Deze leden vragen hoe er werk gemaakt gaat worden van deze aanbeveling en of gebruik wordt gemaakt van het aanbod van de NRM om op dit punt nader te adviseren.

Mensenhandel en mensensmokkel zijn twee verschillende delicten en deels ook twee verschillende fenomenen. Bij mensenhandel wordt een slachtoffer uitgebuit, bij mensensmokkel is de staat primair de benadeelde. Tegelijkertijd zijn er ook raakvlakken. Slachtoffers van mensenhandel worden regelmatig het land in gesmokkeld, waarna ze worden uitgebuit. Slachtoffers van mensensmokkel kunnen kwetsbaar zijn voor mensenhandel. Op dit moment is er geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake zou zijn van grootschalige mensenhandelproblematiek in relatie tot de migrantenstroom. Met de NRM ben ik van mening dat alertheid op de verwevenheid van beide fenomenen belangrijk is. Bij de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en in de beleidsontwikkeling is aandacht voor de verbanden tussen beide thema’s. Bij de huidige instroom van migranten wordt nadrukkelijk ingezet op signalering, preventie en de bestrijding van mensenhandel. In de strafrechtelijke aanpak is ook sprake van samenhang. Bij de politie richten de Afdelingen Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel zich op beide thema’s, hetzelfde geldt voor het EMM. Specifieke maatregelen of advisering met het oog op (verdere) ontschotting acht ik op dit moment niet noodzakelijk. Voor het overige geldt dat ik mij altijd aanbevolen houd voor aanbevelingen die tot verbetering kunnen leiden van de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en de aansluiting hiertussen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstukken II 2014/15, 29 628, nr. 561.

Naar boven