34 320 Wijziging van de Wet algemeen pensioenfonds

Nr. 5 HERDRUK1 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 november 2015

Ik heb met belangstelling kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij de beantwoording is gekeken naar de onderlinge samenhang van de vragen. Daarom wordt bij de beantwoording afgeweken van de volgorde waarin de vragen in het verslag zijn opgenomen. Aansluitend bij de gestelde vragen van de fracties, zal achtereenvolgens in worden gegaan op:

  • 1. Het amendement Lodders/Vermeij en de voorlichting van de Raad van State;

  • 2. De mogelijkheden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om te komen tot schaalvergroting;

  • 3. Het gebruik van indexatiedepots;

  • 4. De planning ten aanzien van het wetsvoorstel;

  • 5. De mogelijkheid om verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen op een later moment alsnog de mogelijkheid te geven om via het algemeen pensioenfonds tot schaalvergroting te komen;

  • 6. Overige vragen.

1. Het amendement Lodders/Vermeij en de voorlichting van de Raad van State

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds hebben de leden Lodders en Vermeij een amendement ingediend, dat door uw Kamer is aanvaard. De leden van de fractie van het CDA hebben gevraagd hoe de regering terugkijkt op het oordeel van destijds.

In het debat en in een daaropvolgende brief2 is aangegeven het doel van het amendement sympathiek te vinden, maar zorgvuldig te willen kijken naar de precieze juridische consequenties van het amendement, met name op het vlak van de houdbaarheid van de verplichtstelling. Om die reden is het amendement ontraden en daarbij is aangekondigd dat het oordeel van de afdeling advisering van de Raad van State zou worden gevraagd indien het amendement zou worden aangenomen. Dit oordeel heeft uw Kamer op 6 oktober jl. ontvangen3.

In antwoord op de vragen van de leden van de fractie van het CDA omtrent de advisering, wijs ik erop dat ik in het debat heb aangegeven4 dat ik ambtelijk ben geadviseerd over dit amendement. Over elk amendement wordt vervolgens een onderbouwd oordeel uitgesproken richting de gehele Tweede Kamer. Het is uiteindelijk natuurlijk aan de Tweede Kamer om een amendement aan te nemen, te verwerpen of in te trekken.

De leden van de fractie van de VVD vragen wat de regering van het oordeel van de Raad van State vindt dat de vraag of ringfencing voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen toegestaan zou moeten worden, bij de brede pensioendiscussie betrokken moet worden.

De bezwaren van de Raad van State zien op de gevolgen voor de marktordening, de houdbaarheid van de verplichtstelling en de ontbrekende waarborgen en flankerende maatregelen. Gezien deze bezwaren acht de Raad van State het passend om de materie die in het amendement wordt voorgesteld in samenhang met andere elementen van het pensioenstelsel fundamenteel aan de orde te stellen. De Raad geeft daarbij aan dat dit bijvoorbeeld zou kunnen naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren naar de mogelijkheid om het algemeen pensioenfonds open te stellen voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Zoals ik in mijn brief van 6 oktober heb aangegeven onderschrijf ik de conclusies van de Raad van State.

De leden van de VVD-fractie merken op dat volgens de Raad van State de koppeling tussen de verplichtstelling en de solidariteit ook verstoord wordt door het amendement. Deze leden vragen op welk onderdeel dat het geval is.

De Raad van State concludeert dat het amendement bewerkstelligt dat de solidariteitskenmerken op het niveau van de in het fonds afgescheiden kring die een financieel geheel vormt (collectiviteitkring) worden vormgegeven, terwijl de verplichtstelling – en de daarbij horende voordelen – op fondsniveau blijven geregeld. De Raad van State geeft daarbij aan5 dat de verplichtstelling en de solidariteit nauw met elkaar samenhangen en op het niveau van het pensioenfonds zijn georganiseerd. Het toestaan van ringfencing zorgt ervoor dat de solidariteit versmalt en zich verplaatst naar het niveau van de regeling. Dit terwijl de solidariteitskenmerken van het fonds in de jurisprudentie van het HvJ EU de rechtvaardiging vormen voor de verplichtstelling van dat fonds.

De leden van de fracties van VVD en PvdA stellen vragen met betrekking tot de waarborgen waarnaar de Raad van State verwijst.

De Raad van State concludeert dat het amendement niet voorziet in praktische waarborgen en flankerende maatregelen die passend en noodzakelijk zijn om ringfencing op verantwoorde wijze te kunnen laten plaatsvinden6. Mede op grond hiervan constateert de Afdeling dat het toestaan van ringfencing voor bedrijfstakpensioenfondsen grote gevolgen heeft voor het Nederlandse pensioenstelsel. In het wetsvoorstel voor het algemeen pensioenfonds zijn diverse waarborgen opgenomen met het oog op een goede uitvoering van pensioenregelingen waarvoor gescheiden vermogens worden aangehouden. Daarbij gaat het onder meer om:

  • een vergunning waarvoor getoetst wordt op de inrichting van de bedrijfsvoering;

  • een weerstandsvermogen ter dekking van operationele risico’s;

  • een regeling voor vermogensscheiding tussen de afgescheiden vermogens onderling en met het weerstandsvermogen;

  • een verantwoordingsorgaan dan wel belanghebbendenorgaan per collectiviteit.

De leden van de fractie van de PvdA vragen in dit verband of er alternatieven voor het amendement mogelijk zijn, waarbij de nodige waarborgen al zijn uitgewerkt en of dat alternatief binnen afzienbare tijd met de Kamer kan worden gedeeld.

Of er alternatieven denkbaar zijn, zal moeten worden bezien in samenhang met de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheden die het algemeen pensioenfonds kan bieden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Het onderzoek en de kabinetsreactie daarop zal uw Kamer voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ontvangen.

De leden van de fractie van de SP vragen welke risico’s zich kunnen voordoen in het kader van de houdbaarheid van de verplichtstelling.

Ik heb de Raad van State om advies gevraagd om zicht te krijgen op de omvang van de mogelijke risico’s voor de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling. In de brief van 17 juni 2015 die ik naar aanleiding van het amendement heb gestuurd7 heb ik aangegeven beducht te zijn voor risico’s. De Raad van State geeft aan dat het handhaven van de verplichtstelling op fondsniveau, terwijl een voor het stelsel belangrijk solidariteitskenmerk op het niveau van de collectiviteit is geregeld, een knelpunt is. Mede hierom geeft de Raad van State aan dat het amendement niet zonder risico is voor de houdbaarheid van de verplichtstelling in het licht van de Europese mededingingsregeling. Nu de Afdeling advisering van de Raad van State heeft aangegeven risico’s te zien heb ik geen aanleiding die conclusie niet te delen.

Het lid van de fractie van 50PLUS vraagt of de regering het mogelijk acht dat op termijn blijkt dat ringfencing voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen tóch kan worden toegestaan, en zich verdraagt met de verplichtstelling.

Ik sta op het standpunt dat het zonder meer toestaan van ringfencing binnen het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds leidt tot juridische kwetsbaarheden. Juist daarom is de Afdeling advisering van de Raad van State om voorlichting gevraagd met betrekking tot het amendement. Niet uitgesloten wordt evenwel dat er mogelijkheden bestaan om het wettelijk kader dusdanig aan te passen – en waar nodig te voorzien van flankerend beleid – dat wél tegemoet kan worden gekomen aan de wensen van bedrijfstakpensioenfondsen om te komen tot schaalvergroting. Juist daarom is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die het algemeen pensioenfonds wellicht kan bieden voor het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds. Het onderzoek en de kabinetsreactie daarop zal uw Kamer voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ontvangen.

Tot slot vragen de leden van de fractie van de PvdA om een reactie op de mening van prof. dr. Lutjens8 op het advies van de Raad van State.

Ik heb de Afdeling advisering van de Raad van State om advies gevraagd om zicht te krijgen op de omvang van de mogelijke risico’s voor de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling van het amendement. De Raad van State is de onafhankelijk adviseur van de regering over wetgeving. De Raad van State hanteert daarbij een toetsingskader dat bestaat uit drie onderdelen: de kwaliteit van het beleid, de juridische kwaliteit en de wettechnisch kwaliteit. Om die redenen is de Raad van State bij uitstek de aangewezen instantie om over het amendement waarmee ringfencing werd mogelijk gemaakt in het geval van een fusie tussen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, te adviseren. Ik onderschijf de conclusies van de Afdeling advisering van de Raad van State en zie geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de Raad.

2. De mogelijkheden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen voor om te komen tot schaalvergroting

Alle pensioenuitvoerders vervullen een belangrijke rol in het pensioenstelsel. De verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen worden daarbij gekenmerkt door de bijzondere omstandigheid van de verplichtstelling aan het bedrijfstakpensioenfonds. Die brengt voordelen met zich mee, waaronder een bepaalde schaalgrootte. Deze schaalgrootte kan op verschillende manieren worden uitgebreid, en naar aanleiding van vragen van de leden van de PvdA-fractie kan ik aangeven dat daardoor lagere uitvoeringskosten en stroomlijning van de governance mogelijk zijn.

De leden van de fracties van de VVD, de PvdA, de SP en de PVV vragen welke mogelijkheden verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen hebben om tot schaalvergroting te komen.

Allereerst hebben verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid de verplichtstelling aan te passen. Als sociale partners besluiten tot een aanpassing van de verplichtstelling en daarbij aan kunnen tonen voldoende representatief te zijn, dan kan extra schaalgrootte worden gerealiseerd.

Ten tweede hebben verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen de mogelijkheid de statutaire werkingssfeer uit te breiden. Hierdoor is het mogelijk om aansluitingen van bepaalde werkgevers en/of ondernemingspensioenfondsen te realiseren. Indien sociale partners hiertoe besluiten kan het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds daarvoor haar statuten aanpassen. Eerder heb ik aangegeven in het belang van de deelnemers hier nadere eisen aan te verbinden in het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds. Dat neemt niet weg dat na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds deze mogelijkheid blijft bestaan voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen mits aan die eisen wordt voldaan.

Een derde manier voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om tot schaalvergroting te komen, is een fusie. Daarbij kunnen indexatiedepots een nuttig middel zijn. Voor nadere informatie hierover en over verschillen in dekkingsgraden verwijs ik naar mijn recente brief9 en de antwoorden elders in deze nota naar aanleiding van het verslag.

Ook kunnen pensioenfondsen op bepaalde onderdelen schaalgrootte bereiken, bijvoorbeeld door assetpooling toe te passen. Assetpooling is het gezamenlijk uitvoeren en beheren van beleggingen voor meerdere pensioenfondsen. Ik interpreteer de vraag van het lid van de 50-PLUS fractie zo dat het betreffende lid vraagt of een dergelijk coöperatief element ook ter beschikking staat aan de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Ook verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen kunnen gebruik maken van assetpooling.

Deze alternatieven staan alle verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen ter beschikking, los van hun huidige schaalgrootte.

De leden van de fractie van de PVV hebben gevraagd of er sprake is van een ongelijk speelveld en of het voorliggende wetsvoorstel een concrete oplossing biedt voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.

Als deze leden met de uitdrukking ongelijk speelveld bedoelen aan te geven dat verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen nu geen gebruik kunnen maken van het algemeen pensioenfonds, dan is dat een juiste constatering. Op basis van het voorliggende wetsvoorstel kunnen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen niet tot schaalvergroting komen via het algemeen pensioenfonds. De redenen daarvoor zijn de juridische houdbaarheid van de verplichtstelling en effecten voor de marktordening.

Voor het concrete alternatief wat betreft de indexatiedepots heb ik zoals hiervoor aangegeven uw Kamer reeds een brief gestuurd. Voor wat betreft de eventuele verschillen in dekkingsgraden waar de leden van de fracties van de VVD, PvdA en 50PLUS vragen over hebben gesteld, verwijs ik naar de antwoorden hieronder over de indexatiedepots.

Ik begrijp echter de wens van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen – ook kleinere – waar onder andere de fracties van de PvdA, de SP en de PVV naar verwijzen, om via het algemeen pensioenfonds tot schaalvergroting te willen komen. Om die reden is een onderzoek hiernaar uitgevoerd. Voor wat betreft dit onderzoek verwijs ik naar de antwoorden verderop in deze nota naar aanleiding van het verslag. Het onderzoek en de kabinetsreactie daarop zal uw Kamer voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ontvangen.

3. Het gebruik van indexatiedepots

De leden van de fractie van de VVD hebben gevraagd om meer informatie ten aanzien van het gebruik van indexatiedepots.

Dergelijke depots zijn specifieke bestemmingsreserves die pensioenfondsen op hun balans kunnen aanhouden om bepaalde groepen binnen een fonds (extra) te indexeren. Indexatiedepots zijn geen onderdeel van de technische voorzieningen van het fonds en tellen daarom niet mee voor de dekkingsgraad. Sinds de invoering van het nieuwe financieel toetsingskader (ftk) per 1 januari 2015 zijn indexatiedepots nog steeds mogelijk, maar vallen deze depots wel onder de zogenaamde regels voor toekomstbestendig indexeren. De mate van toegestane indexatie is daarmee rechtstreeks afhankelijk geworden van de financiële positie van een pensioenfonds. Het is noodzakelijk om indexatiedepots daarin mee te nemen, omdat depots anders een oneigenlijk middel kunnen worden om de regels voor toekomstbestendige indexatie te omzeilen, waardoor het generatie-evenwicht binnen het ftk structureel verstoord zou raken.

Dat laatste neemt niet weg dat er een aantal bijzondere omstandigheden aanwijsbaar is, waarin het wenselijk kan zijn om de regels voor toekomstbestendig indexeren bij het gebruik van indexatiedepots tijdelijk buiten werking te kunnen laten. Die omstandigheden zijn een fusie van pensioenfondsen, een omzetting naar een CDC-regeling of de omzetting van onvoorwaardelijke in voorwaardelijke indexatie. Hierover heb ik recent een brief aan uw Kamer verzonden10. Omdat de regels voor toekomstbestendig indexeren in deze omstandigheden niet toegepast hoeven te worden, kunnen fondsen vanuit een indexatiedepot op korte termijn meer indexatie verstrekken aan een groep deelnemers en/of pensioengerechtigden. Voor alle fondsen die vóór 1 januari 2015 een indexatiedepot hadden ingesteld geldt eerbiedigende werking.

Door middel van een indexatiedepot kan een bepaalde groep deelnemers en/of pensioengerechtigden gecompenseerd worden voor een financieel nadeel dat zij als gevolg van een dergelijke bijzondere omstandigheid ondervinden. Eén van die omstandigheden is een fusie van pensioenfondsen, waaronder die van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. In geval van een fusie van fondsen kunnen de deelnemers van het fonds dat voorafgaand aan deze fusie de hoogste dekkingsgraad had, worden gecompenseerd met een tijdelijk hogere indexatie dan op grond van de regels voor toekomstbestendig indexeren en de dekkingsgraad van het gefuseerde fonds mogelijk is.

De leden van de fractie van de PvdA en 50PLUS vragen om toe te lichten op welke manier indexatiedepots voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen een oplossing zouden kunnen zijn en of zij daartoe een reëel alternatief vormen voor het amendement Lodders/Vermeij. De leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering kan inschatten hoeveel (kleine) bedrijfstakpensioenfondsen op basis van hun huidige financiële positie hiervan gebruik kunnen maken. Daarnaast vragen zij hoe de regering naar het standpunt van de Pensioenfederatie kijkt waarin zij stelt dat de aangekondigde algemene maatregel van bestuur ter versoepeling van de eis van toekomstbestendig indexeren bij indexatiedepots slechts een kleine bijdrage levert aan het probleem dat verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen niet mogen fuseren bij een ongelijke dekkingsgraad. De leden van beide fracties vragen hoe de vorming van indexatiedepots in geval van fusies zich verdraagt met een evenwichtige afweging van belangen.

Indexatiedepots kunnen een belangrijk instrument zijn om fusies van pensioenfondsen, waaronder verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, te faciliteren. Niet voor niets hebben de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie mij nadrukkelijk verzocht om de regels voor toekomstbestendig indexeren buiten toepassing te kunnen laten bij de inzet van een indexatiedepot, onder andere in het geval van een fusie van pensioenfondsen. Een belangrijke voorwaarde om te kunnen fuseren is dat de dekkingsgraden van fuserende fondsen op gelijk niveau gebracht kunnen worden. Indexatiedepots zijn daarvoor uitermate geschikt. Het «overtollige» geld van het fonds dat voorafgaande aan de fusie een hogere dekkingsgraad had, kan in een indexatiedepot worden gestort, waardoor de dekkingsgraden van de fuserende fondsen op gelijk niveau komen.

Door de mogelijkheid om onder meer in geval van fusies de regels voor toekomstbestendig indexeren tijdelijk buiten werking te laten, kunnen met het geld in het indexatiedepot de deelnemers en/of pensioengerechtigden van het fuserende fonds met de hogere dekkingsgraad op een relatief korte termijn worden gecompenseerd door middel van extra indexatie.

In de brief over indexatiedepots die ik onlangs aan uw Kamer heb verzonden, worden geen voorwaarden verbonden aan de financiële positie van fuserende fondsen als het gaat om de vorming van indexatiedepots waarop de regels voor toekomstbestendig indexeren niet van toepassing zijn. Dat neemt niet weg dat de besturen van fuserende fondsen altijd goed moeten afwegen of zij met een fusie handelen in het belang van hun deelnemers. Bij een groot verschil in dekkingsgraad tussen fuserende fondsen, en zeker als één van de fuserende fondsen in een fors dekkingstekort verkeert, is het de vraag of een fusie aan dat criterium voldoet. In die omstandigheden zal het voor het «rijkere» fonds echter vaak toch al niet aantrekkelijk zijn om een fusie aan te gaan.

Wel geldt er een beperking ten aanzien van de mogelijkheid om indexatie uit een reeds gevormd indexatiedepot te verstrekken waarop de regels voor toekomstbestendig indexeren niet van toepassing zijn. Er mag geen indexatie uit een dergelijk indexatiedepot worden verstrekt als de dekkingsgraad onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Dit om te voorkomen dat een fonds in de moeilijk uitlegbare situatie terecht kan komen dat er pensioenen moeten worden gekort, terwijl er tegelijkertijd indexatie aan bepaalde groepen binnen hetzelfde fonds worden verstrekt. Op grond van de herstelsystematiek in het financieel toetsingskader mag de dekkingsgraad van fondsen niet langer dan vijf jaar onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen blijven. Omdat de regels voor toekomstbestendig indexeren bij het gebruik van indexatiedepots in het geval van bijvoorbeeld fusies maximaal tien jaar buiten werking gelaten mogen worden, blijven er in die omstandigheden altijd nog vijf jaar over om verhoogde indexatie toe te kennen aan de deelnemers en/of pensioengerechtigden van het fonds dat voorafgaande aan de fusie een hogere dekkingsgraad had.

De argumentatie van de Pensioenfederatie dat het gebruik van indexatiedepots bij fusies niet altijd de optimale weg behoeft te zijn in het kader van een evenwichtige belangenafweging deel ik niet. Juist door de inzet van een indexatiedepot kunnen precies de deelnemers en/of pensioengerechtigden worden gecompenseerd die financieel nadeel ondervinden van de fusie. Indexatiedepots bij fusies zijn dus bij uitstek een instrument om de door de Pensioenwet vereiste evenwichtige belangenafweging vorm te kunnen geven. Ook de veronderstelling van de Pensioenfederatie dat de huidige financiële omstandigheden bij veel fondsen ervoor zorgen dat de vorming van een indexatiedepot geen optie is, is onjuist. Zoals hierboven al aangegeven, worden in mijn brief van 27 oktober jongstleden aan uw Kamer, geen voorwaarden verbonden aan de financiële positie van fuserende pensioenfondsen om tot vorming van een indexatiedepot over te mogen gaan.

4. De planning ten aanzien van het wetsvoorstel

De leden van de fractie van het CDA hebben gevraagd naar het proces van de voorlichting door de Raad van State en de indiening van de novelle.

Na ontvangst van de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State is ervoor gekozen een novelle te laten indienen bij de Tweede Kamer. Uw Kamer en de Eerste Kamer zijn daarover geïnformeerd11. Een novelle is een wetsvoorstel en daarom moeten alle stappen van het wetgevingsproces worden doorlopen. Daaronder valt bijvoorbeeld ook een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik ben de Afdeling advisering van de Raad van State erkentelijk dat zij met spoed heeft kunnen adviseren over de novelle, waardoor deze al op 19 oktober bij de Tweede Kamer kon worden ingediend12. Naar aanleiding van vragen van de leden van de fracties van CDA en D66 omtrent de inwerkingtreding van de Wet algemeen pensioenfonds, zij opgemerkt dat nog altijd wordt gestreefd naar snelle inwerkingtreding met als richtdatum 1 januari 2016. Ik wil mij daarvoor in ieder geval samen met uw Kamer inspannen. Uw Kamer en de Eerste Kamer gaan over de eigen agenda en om die reden kan een gedetailleerd tijdpad niet worden verstrekt. Wel kan in algemene termen gesteld worden dat als uw Kamer besluit de novelle aan te nemen en deze dus bij de Eerste Kamer in behandeling wordt genomen.

De leden van de fractie van D66 hebben in verband met de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars gevraagd waarom met de onderhavige novelle artikel 121a uit het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds niet is aangescherpt in het licht van de voorlichting door de Raad van State. De leden van de fractie van D66 wijzen hierbij ook op een amendement van het lid Van Weyenberg (D66)13.

Het kabinet vindt de taakafbakening tussen verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen en verzekeraars belangrijk. Om die reden bevat het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds nadere eisen voor het uitbreiden van de statutaire werkingssfeer van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Het genoemde amendement is aan het oordeel van de Kamer gelaten. Uw Kamer heeft het amendement niet aangenomen. Vanwege de urgentie om het algemeen pensioenfonds snel te introduceren is ervoor gekozen enkel de mogelijkheid om afgescheiden vermogens aan te houden bij een fusie van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen uit het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds te halen. Met de novelle wordt het wetsvoorstel op dit punt teruggebracht in de oorspronkelijke staat.

5. De mogelijkheid om verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen op een later moment alsnog de mogelijkheid te geven om via het algemeen pensioenfonds tot schaalvergroting te komen.

Naar aanleiding van vragen van de leden van de fractie van de VVD zij opgemerkt dat het onderzoek naar de mogelijkheden die het algemeen pensioenfonds kan bieden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen, voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, voorzien van een kabinetsreactie. Uiteraard ga ik graag in debat met uw Kamer over het onderzoek en de kabinetsreactie daarop. Ik hecht aan een spoedige inwerkingtreding van het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds. Het is van belang voor sociale partners van pensioenfondsen om tot een snelle introductie van het algemeen pensioenfonds te komen.

De leden van de fracties van de SP en 50PLUS vragen of er voor 1 mei 2016 een wetsvoorstel kan worden ingediend waarmee geregeld wordt dat ook verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen toegang tot het algemeen pensioenfonds kunnen krijgen.

Zoals al eerder in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven, sta ik positief tegenover de bedoelingen van de Kamer waar het gaat om het bieden van mogelijkheden voor schaalvergroting aan verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Het onderzoek en de kabinetsreactie daarop zal uw Kamer voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel ontvangen.

6. Overige vragen

De leden van de fractie van de PvdA hebben gevraagd hoe de bedrijfstakpensioenfondsen er financieel voorstaan. Deze leden vragen de regering daarbij ook in te gaan op de uitvoeringskosten en de governance.

De beleidsdekkingsgraad van bedrijfstakpensioenfondsen bedroeg in het tweede kwartaal van 2015 gemiddeld 104%14. Wat betreft de governance hebben van de 67 bedrijfstakpensioenfondsen er 60 een paritair bestuur en 1 een paritair gemengd bestuur15. Verder is er 1 bedrijfstakpensioenfonds met een onafhankelijk bestuur en er zijn 5 bedrijfstakpensioenfondsen met een omgekeerd gemengd bestuur. De kosten voor het vermogensbeheer (1,647 miljard euro), kosten zoals kosten voor pensioenadministratie, huisvesting en personeelslasten, (780 miljoen euro) en de overige lasten (53 miljoen euro) kunnen onder de uitvoeringskosten geschaard worden16. Op basis van de beschikbare gegevens is het overigens niet mogelijk een onderscheid te maken tussen grote en kleine bedrijfstakpensioenfondsen.

Naar aanleiding van vragen van de leden van de fractie van de VVD kan ik verwijzen naar de nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds17 waarin is aangegeven dat DNB op dat moment al met ongeveer 10 marktpartijen had gesproken die geïnteresseerd zijn in het oprichten van een algemeen pensioenfonds. Het betreft partijen die vrijblijvend nadenken over deze optie tot en met partijen die al in een gevorderd stadium zijn. De gesprekken met deze partijen waren op dat moment nog verkennend van aard.

Daarnaast weet DNB op basis van signalen van pensioenfondsen dat er zeker 20 pensioenfondsen zijn die serieus overwegen om zich aan te sluiten bij een algemeen pensioenfonds.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om haar mening ten aanzien van de ontwikkelingen bij het Pensioenfonds Grafische Bedrijven.

Met betrekking tot de aansluiting van het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de Zeevisserij bij het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven heb ik eerder kamervragen van het lid Van Weyenberg (D66) beantwoord18. Ik heb hierin aangegeven dat deze handelwijze is toegestaan binnen de huidige wetgeving, maar dat dit niet wegneemt dat ik kan begrijpen dat de verbondenheid van de verschillende bedrijfstakken die binnen een pensioenfonds worden uitgevoerd soms niet direct duidelijk is, of dat er vragen zijn of die verbondenheid voor de hand ligt.

Ten slotte

Uit de inbreng van de fracties maak ik op dat er brede steun is voor de introductie van het algemeen pensioenfonds. Graag span ik mij samen met de Staten-Generaal in om een spoedige inwerkingtreding van het wetsvoorstel te realiseren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Herdruk i.v.m. verwerking inbreng PVV-fractie.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 34 117, nr. 35.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 117, nr. 38.

X Noot
4

Handelingen II 2014/15, 16 juni 2015, nr. 96, item 32.

X Noot
5

Kamerstukken II 2015/16, 34 117, nr. 38, blz. 9.

X Noot
6

Kamerstukken II 2015/16, 34 117, nr. 38, blz. 2.

X Noot
7

Kamerstukken II 2014/15, 30 117, nr. 35.

X Noot
8

Fusie verplichte bedrijfstakpensioenfondsen en ringfencing. Reactie Raad van State op amendement Lodders/Vermeij, Prof. dr. E. Lutjens.

X Noot
9

Kamerstukken II 2015/16, 32 043, nr. 289.

X Noot
10

Kamerstukken II 2015/16, 32 043, nr. 289.

X Noot
11

Kamerstukken II 2015/16, 34 117, nr. 37 en Kamerstukken I 2015/16, 34 117, EK, C.

X Noot
12

Kamerstukken II 2015/16, 34 320.

X Noot
13

Kamerstukken II 2015/16, 34 117, nr. 27.

X Noot
17

Kamerstukken II 2014/15, 34 117, nr. 13.

X Noot
18

Kamerstukken II 2014/15, Aanhangsel Handelingen, 2800, 2015Z08401.

Naar boven