34 317 EU-voorstel: Commissiemededeling: Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda COM(2015)2151

C BRIEF VAN DE EERSTE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken

Brussel, 2 februari 2016

De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar advies over de Commissiemededeling «Betere regelgeving voor betere resultaten – Een EU-agenda» {COM(2015) 215 final}.

De mededeling maakt deel uit van het door de Commissie ingediende pakket betere regelgeving van 19 mei 2015. Hierin worden de voorgestelde maatregelen geschetst om betere resultaten voor burgers en ondernemingen te boeken door middel van betere EU-regels. Hiertoe omvat het pakket een voorstel tot herziening van het interinstitutioneel akkoord van 2003 inzake beter wetgeven. Ook wordt uiteengezet hoe de Commissie voornemens is de beleidsvorming verder open te stellen en beter te communiceren met belanghebbenden. De voorgestelde maatregelen zijn gericht op transparantere besluitvorming, ruimere openbare raadpleging, betere effectbeoordelingen en een nieuwe aanpak om de bestaande EU-wetgeving te herzien.

De Commissie is verheugd dat de Eerste Kamer het streven naar betere regelgeving ruim ondersteunt, maar noteert haar bezorgdheid, met name omdat ongepaste beïnvloeding door machtige deelbelangen moet worden vermeden. De Commissie maakt graag van deze gelegenheid gebruik om haar voorstel op een aantal punten toe te lichten en vertrouwt erop dat dit de bezorgdheid van de Eerste Kamer zal wegnemen.

Wat deregulering en naleving van het subsidiariteitsbeginsel betreft, waarover de Eerste Kamer zich bezorgd toont, wil de Commissie benadrukken dat betere regelgeving niet gericht is op deregulering en niet afdoet aan reeds vastgestelde beleidsdoelstellingen. Betere regelgeving betekent alleen dat deze doelstellingen effectiever en efficiënter verwezenlijkt worden, namelijk met de minste lasten en zonder afbreuk te doen aan de bescherming van het algemeen belang. Procedures en voorstellen voor betere regelgeving moeten er ook voor zorgen dat het subsidiariteitsbeginsel volledig in acht wordt genomen. In de richtsnoeren voor effectbeoordeling wordt daarom benadrukt dat het van belang is de toegevoegde waarde van maatregelen te beoordelen op Europees niveau en dit in vergelijking met wat kan worden verwezenlijkt op nationaal en/of regionaal niveau. Daarnaast vereist noch impliceert de aanpak van de Commissie een beperking van de bevoegdheid van de lidstaten om bij de omzetting van EU-richtlijnen in nationaal recht aanvullende voorschriften vast te stellen. De lidstaten wordt alleen verzocht zich bewust te zijn van de mogelijke gevolgen en hun burgers te informeren indien er redenen bestaan tot «gold-plating».

Een andere bezorgdheid van de Eerste Kamer is de rol van effectbeoordelingen in de loop van het wetgevingsproces zoals omschreven in het Commissievoorstel voor een interinstitutioneel akkoord inzake betere regelgeving. In de opvatting van de Commissie zal het toepassen van beginselen van betere regelgeving door het Europees Parlement en de Raad niet ten koste gaan van hun politieke autoriteit om beslissingen te nemen, of zal dit het politieke proces niet noodzakelijk vertragen. Betere regelgeving moet de politieke besluitvorming ondersteunen; het gaat er gewoon om relevante informatie beschikbaar te stellen voor beleidsvoerders zodat keuzes met kennis van zaken gemaakt worden, Het voorstel van de Commissie bouwt voort op het reeds bestaande interinstitutioneel akkoord van 2003 inzake beter wetgeven.

De Eerste Kamer is bezorgd dat ruimere openbare raadplegingen zullen leiden tot een toenemende invloed van multinationale ondernemingen die over meer middelen beschikken dan ngo‘s en vakbonden om raadplegingen te volgen en input te leveren. De Commissie is veeleer van mening dat deze meest bemiddelde belanghebbenden eigenlijk beter in staat zouden zijn om mogelijk ongepaste invloed uit te oefenen wanneer de mogelijkheden voor dergelijke formele overlegprocedures worden ingeperkt. Door de openbare raadplegingsprocedures zullen alle belanghebbenden, ook wanneer zij beperkte middelen hebben, de initiatieven van de Commissie gemakkelijker kunnen volgen en desgevraagd hun mening geven.

Tot slot heeft de Eerste Kamer vragen over de beoordeling van milieu, sociale en economische gevolgen, en de nadruk die gelegd wordt op de gevolgen voor het concurrentievermogen en het midden- en kleinbedrijf (bladzijde 5 van de mededeling). Deze gevolgen moeten inderdaad beoordeeld worden, zij het naast alle andere relevante milieu, sociale en economische gevolgen. Het effectbeoordelingssysteem van de Commissie zorgt ervoor dat de milieu, sociale en economische pijlers van duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd in de beleidsvorming van de Unie. De nieuwe richtsnoeren2 bevatten meer instructies om de verschillende gevolgen te beoordelen in het kader van een geïntegreerde aanpak van effectbeoordeling.

De beoordeling van de economische gevolgen door de Commissie heeft betrekking op een ruimer aantal onderwerpen naast concurrentievermogen, zoals groei en investeringen, innovatie en onderzoek, internationale handel, energieafhankelijkheid en digitale aspecten, omdat deze thema’s relevant zijn voor de bredere doelstellingen van de Unie. De beoordeling besteedt ook aandacht aan de gevolgen voor het mkb. Volgens de Commissie is dit essentieel, aangezien het mkb de ruggengraat van de economie vormt en zorgt voor 85% van alle nieuwe banen in Europa. Wegens de beperkte omvang en middelen kan dit soort ondernemingen mogelijk onevenredig beïnvloed worden door de kosten van regelgeving in vergelijking met grotere ondernemingen. Wat het mkb betreft, moet derhalve met effectbeoordelingen worden nagegaan of hiervoor specifieke, eenvoudigere regelingen mogelijk zijn zonder dat de algemene beleidsdoelstellingen worden verwaarloosd.

De effectbeoordeling heeft uiteindelijk tot doel een beter inzicht te verschaffen aan de beleidsmakers, die alle relevante elementen in aanmerking moeten nemen, maar kan niet in de plaats treden van een politiek besluit.

Wat een nieuw interinstitutioneel akkoord inzake beter wetgeven betreft, hebben de onderhandelaars van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een beginselakkoord bereikt. Een nieuwe overeenkomst kan echter niet in werking treden voordat elke instelling de tekst formeel heeft bekrachtigd, hetgeen in het eerste kwartaal van 2016 wordt verwacht.

De Commissie hoopt dat de toelichtingen in deze brief een antwoord bieden op de opmerkingen van de Eerste Kamer en verwacht dat de politieke dialoog wordt Voortgezet in de toekomst.

Eerste vicevoorzitter Europese Commissie, Frans Timmermans


X Noot
1

Zie dossier E150011 op www.europa-poort.nl.

X Noot
2

SWD (2015) 215 final.

Naar boven