Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 september 2016
In het notaoverleg van 11 april 2016 (Kamerstuk 34 312, nr. 11) (Initiatiefnota van het lid Rog over tussenschoolse opvang) heb ik uw Kamer toegezegd
bij mijn collega van SZW navraag te doen over de mogelijkheden voor maatwerk voor
uitkeringsgerechtigden en vrijwilligerswerk. Tevens heb ik toegezegd u te informeren
over de uitkomst van een kleinschalig onderzoek van de inspectie naar de naleving
van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verplichting voor medewerkers van de tussenschoolse
opvang. Onderstaand geef ik u de informatie over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk
door uitkeringsgerechtigden en heb ik een samenvatting opgenomen van de resultaten
van het kleinschalige inspectieonderzoek naar de naleving van artikel 45, lid 1a,
van de WPO. Dit betreft de verplichting inzake de VOG voor medewerkers van de tussenschoolse
opvang.
Uitkeringsgerechtigden en vrijwilligerswerk
De Participatiewet biedt gemeenten een grote mate van uitvoeringsvrijheid en verantwoordelijkheid
voor de ondersteuning van uitkeringsgerechtigden die naar het oordeel van de gemeente nodig is voor de arbeidsinschakeling.
De gemeente heeft daarbij de beschikking over een scala van re-integratie en participatie-instrumenten.
Gemeenten kunnen daarbij optimaal afstemmen op de lokale arbeidsmarkt en de andere
gemeentelijke beleidsterreinen als zorg en onderwijs, waardoor maatwerk mogelijk is.
In dit verband kan er ook sprake zijn van sociale activering waarbij vrijwilligerswerk
aan de orde is. Gelet op het principe van werk boven uitkering is het uitgangspunt
dat het vrijwilligerswerk zijn of haar arbeidsinschakeling en de re-integratieverplichtingen
niet in de weg mag staan en vrijwilligerswerk mag alleen met uitdrukkelijke toestemming
van het college van burgemeester en Wethouders. Indien de gemeente geen bezwaar heeft,
mag vrijwilligerswerk onder deze voorwaarden worden verricht.
Met ingang van 1 januari 2015 is een definitie van «vrijwilligerswerk» opgenomen in
de Werkloosheidswet (WW). Deze wijziging was nodig om een ministeriële regeling op
te stellen waarin nadere voorwaarden zijn gesteld aan het aanmerken van werkzaamheden
als vrijwilligerswerk in de WW. De betreffende ministeriële regeling heeft als doel
de regels met betrekking tot het verrichten van vrijwilligerswerk met een WW-uitkering
te verruimen.
Anderzijds mag vrijwilligerswerk niet leiden tot verdringing van betaalde arbeid.
De Regeling vrijwilligerswerk in de WW is per 1 januari 2015 in werking getreden.
Er loopt momenteel een evaluatie om te beoordelen of de regeling doet waarvoor hij
bedoeld is, namelijk ruimere mogelijkheden bieden om met behoud van WW vrijwilligerswerk
te doen. Belemmeringen daarbij dienen naar voren te komen.
Naleving VOG verplichting medewerkers tussenschoolse opvang
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft een kleinschalig onderzoek
uitgevoerd naar de naleving van artikel 45, lid 1a, van de WPO. Dit richtte zich op
de volgende twee onderzoeksvragen:
Inspecteurs hebben 20 besturen en 15 schooldirecties bevraagd. De conclusie van het
onderzoek luidt dat 80 procent van de bevraagde respondenten op de hoogte is van art.
45 lid 1a van de WPO en dat de directies in het bezit zijn van de VOG’s en deze bewaren
in hun administratie.
Als aanvullende conclusie geldt dat het grootste knelpunt in de naleving gevormd wordt
door snelle wisselingen in vrijwilligers. Soms is inzet nodig op korte termijn waardoor
de VOG niet altijd tijdig beschikbaar is. De resultaten geven de inspectie geen aanleiding
om haar toezicht structureel te intensiveren. Wel zal de inspectie de regels die specifiek
gelden voor de tussenschoolse opvang nogmaals onder de aandacht brengen van zowel
directies als bestuurders.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker