34 307 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 12 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN C.L.M.J.M.V. EN G.C.V. TE D.2 INZAKE HET NIET TOEPASSEN VAN DE HARDHEIDSCLAUSULE VOOR DE BEDRIJFSOPVOLGINGSREGELING IN DE ERF- EN SCHENKBELASTING

Vastgesteld 4 februari 2016

Klacht

Gemachtigde beklaagt zich namens verzoekers, vader en zoon, over de afwijzing van het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule voor zowel de bezitseis als de voorzettingseis bij bedrijfsopvolging. Hij meent dat er sprake is van «onbillijkheden van overwegende aard» en vraagt de Staatssecretaris zijn besluit te heroverwegen.

Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Vader was in gemeenschap van goederen getrouwd en hield samen met zijn echtgenote 100% van de aandelen in een vennootschap. Toen echtgenote medio 2012 overleed verkreeg hij haar aandelenpakket van 50%. Voor de erfbelasting op de verkrijging is de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) toegepast. In 2015 is vader voornemens alle aandelen aan zijn zoon te schenken. Voor het 50%-belang dat vader al vele jaren in zijn bezit had, is er overeenstemming met de Belastingdienst over toepassing van de BOR. In verband met de zogenaamde voortzettingseis moet de vader het geërfde belang ten minste vijf jaar houden; zo niet, dan vervalt met de schenking de BOR-faciliteit, moet vader alsnog erfbelasting betalen en de zoon schenkbelasting, omdat vader het geschonken belang minder dan vijf jaar in bezit heeft gehad (de bezitseis). Gemachtigde heeft de Staatssecretaris verzocht om met toepassing van de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen goed te keuren dat de BOR voor vader in stand blijft en voor de zoon wordt toegepast bij de verkrijging van de aandelen. Dit verzoek is afgewezen omdat er naar het oordeel van de Staatssecretaris geen sprake zou zijn van een «onbillijkheid van overwegende aard», dat wil zeggen een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat gevolg bij het maken van de wet had voorzien.

Overwegingen

Volgens de Staatssecretaris is de voortzettingstermijn van vijf jaren in de Successiewet 1956 opgenomen om te verzekeren dat alleen een vrijstelling geldt bij daadwerkelijke voortzetting door de verkrijger gedurende die periode. In artikel 10 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting (URSE) zijn enkele uitzonderingen opgenomen die volgens de wetgever geen inbreuk maken op de op voortzettingseis. De onderhavige casus valt daar niet onder. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest een voorziening te treffen voor een situatie waarin de voortzetter zijn onder toepassing van de BOR verkregen aandelen (via schenking) overdraagt aan een ander.

De bezitseis is bedoeld om misbruik te voorkomen. Volgens gemachtigde is daar in het onderhavige geval geen sprake van, getuige het feit dat de zoon ten tijde van het overlijden van moeder in het familiebedrijf werkte, maar toen nog onvoldoende kennis en ervaring had om het bedrijf daadwerkelijk over te nemen. Vast staat dat de belanghebbenden er in 2012 voor hebben gekozen om het tot de nalatenschap van moeder behorende belang in de vennootschap met toepassing van de BOR toe te delen aan de vader.

De Staatssecretaris zegt begrip te hebben voor de wens om de aandelen in het familiebedrijf nu over te dragen aan de zoon, maar geeft aan dat de wet en de bedoeling van de wetgever hem geen ruimte laten om bij de voorgenomen schenking de zoon voor de erfbelasting of de schenkbelasting geruisloos in de plaats van zijn vader te laten treden. Echter, medio 2017 is de termijn van vijf jaar verstreken en zal de schenking alsnog kunnen plaatsvinden zonder de hierboven beschreven nadelige effecten.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat, gelet op de vigerende wet- en regelgeving, de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Koşer Kaya (D66), Beertema (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Dikkers PvdA), Van Nispen (SP), Krol (50PLUS) en De Caluwé (VVD).

Naar boven