34 301 Homogene Groep Internationale samenwerking 2016 (HGIS-nota 2016)

Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 november 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de Homogene Groep Internationale samenwerking 2016 (HGIS-nota 2016) (Kamerstuk 34 301, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 november 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

1

Hoeveel en waarop bezuinigt u als gevolg van de taakstelling van het regeerakkoord precies en waarom?

Antwoord:

Het aandeel van Buitenlandse Zaken in de taakstelling van het kabinet Rutte/Asscher is structureel EUR 60 miljoen en het aandeel van het HGIS postennet structureel EUR 40 miljoen. Naar aanleiding van de motie Sjoerdsma (Kamerstuk 32 734, nr. 20) is de taakstelling op het HGIS postennet gehalveerd. Langs de lijnen van de Kamerbrief «Voor Nederland, Wereldwijd» wordt ook de komende jaren invulling gegeven aan de bezuinigingen en investeringen (Kamerstuk 32 734, nr. 15).

In het Regeerakkoord Rutte II is een taakstelling op ontwikkelingssamenwerking vastgelegd van jaarlijks EUR 750 miljoen in de periode 2014–2016 oplopend tot EUR 1 miljard vanaf 2017. De invulling van deze taakstelling is uitgewerkt in de beleidsnota «Wat de wereld verdient: een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen» (Kamerstuk 33 625, nr. 1) en aanvullende kamerbrieven. Hierover heeft met uw Kamer diverse malen overleg plaatsgevonden. In de financiële paragraaf van «Wat de wereld verdient» is aangegeven hoe de taakstelling is verdeeld over de verschillende speerpunten. De tabel uit voornoemde beleidsnota is hieronder opgenomen. Deze bezuinigingen staan tevens vermeld in bijlage 7 van de HGIS-nota 2014 (Kamerstuk 33 751, nr. 2).

2

Hoeveel en waarop bezuinigt u als gevolg van de verschillende BNP-kortingen uit de periode van kabinet Rutte II precies en waarom? Waarom maakt u niet, nu de BNP verwachtingen voor de komende jaren weer positiever zijn, van de gelegenheid gebruik deze bezuinigingen als gevolg van de BNP-kortingen terug te draaien?

Antwoord:

De meerjarige BNP-bijstellingen op de BH&OS-begroting sinds het aantreden van het kabinet Rutte-II zijn als volgt:

 

2014

2015

2016

2017

Bijstelling o.b.v. Regeerakkoord

11

– 22

– 72

– 139

CEP 2013

– 146

– 150

– 153

– 157

MEV 2013

– 83

– 85

– 87

– 90

CEP 2014

17

5

5

6

MEV 2014

– 32

– 25

– 26

– 27

CEP 2015

 

35

66

67

MEV 2015

0

105

137

140

Ingezet voor asiel

   

– 66

– 67

Ingezet voor extra noodhulp

   

– 50

 

Totale bijstelling sinds Regeerakkoord

– 233

– 137

– 246

– 267

Van de BNP-korting in 2016 moet nog een bedrag van EUR 164 miljoen gedurende het begrotingsjaar worden ingevuld, afhankelijk van de voortgang op de verschillende subartikelen. Dit bedrag staat, conform de gebruikelijke systematiek, vooralsnog geparkeerd op artikel 5.2.

De positieve BNP-bijstellingen voor de periode 2016–2020 naar aanleiding van het Centraal Economisch Plan (CEP) van dit voorjaar zijn geheel ingezet ter dekking van de sterk toegenomen kosten in 2015 van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. De Kamer is hierover geïnformeerd in de eerste suppletoire wet voor de BHOS-begroting. Dit is overigens niet ten koste gegaan van lopende juridisch verplichte programma’s.

Van de positieve BNP-bijstellingen naar aanleiding van de Macro-Economische Verkenningen (MEV) 2015, zoals gepresenteerd met Prinsjesdag, is EUR 50 miljoen uit 2016 en EUR 60 miljoen uit 2020 ingezet in 2015 voor extra noodhulp in de Syrië regio (artikel 4.1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking).

3

Kunt u onderbouwen waarom het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Budget Internationale Veiligheid (BIV) in de HGIS 2015 nog als PM-post staan en dat nu is losgelaten?

Antwoord:

Het Budget voor Internationale Veiligheid staat, in tegenstelling tot in de vorige ontwerpbegroting, op de begroting van Defensie. Het kabinet heeft afgesproken dat jaarlijks bij Voorjaarsnota EUR 30 miljoen ODA wordt overgeheveld naar de begroting van BHOS. Ook staat inmiddels vast dat het DGGF voor 100% als ODA kwalificeert, omdat het voldoet aan de criteria van de OESO/DAC (zoals ook eerder is toegelicht in het HGIS-jaarverslag 2014).

4

Uit welke bedragen bestaat de kasschuif van 700 miljoen euro en uit welke begrotingsjaren komen deze bedragen? Waaraan wordt deze kasschuif besteed en welke uitgaven kunnen hierdoor in de toekomstige jaren niet meer worden gedaan (bijlage 3 HGIS)?

Antwoord:

De kasschuif van EUR 700 miljoen is opgebouwd uit:

  • EUR 400 miljoen voor eerstejaars asielopvang (met name uit verwachte BNP-groei in de periode 2016–2020), zie de eerste suppletoire begroting 2015.

  • EUR 110 miljoen voor noodhulp (uit verwachte BNP-groei in 2016 en 2020).

  • EUR 190 miljoen voor de IDA-middelenaanvulling van de Wereldbank.

De middelen voor eerstejaarsopvang en noodhulp komen uit de groei van de ODA-begroting als gevolg van de verwachte groei van het BNP in de komende jaren. Door deze kasschuiven zijn de middelen in komende jaren niet meer beschikbaar voor andere ODA-doelstellingen. Voor IDA betreft het slechts het aanpassen van het jaar van betaling.

5

Hoe verhoudt zich het gebruik van zeer grote kasschuiven (à 700 miljoen euro), uit begrotingsjaren tot vijf jaar van het lopende jaar, met verantwoord begroten (bijlage 3 HGIS)?

Antwoord:

Kasschuiven zijn een regulier instrument om de begroting sluitend te krijgen.

6

Op basis van welke inhoudelijke argumenten is de ESA-2010 (European System of Accounts) korting gehandhaafd (bijlage 3 HGIS)?

Antwoord:

Het kabinet heeft vorig jaar besloten om de ODA-begroting niet op te hogen voor de gevolgen van de herdefiniëring van het BNP op basis van ESA2010.

7

Kunt u voor alle EU-lidstaten een overzicht geven van het percentage van het BNI en de bedragen die in de laatste vijf jaar aan ontwikkelingssamenwerking zijn uitgegeven?

Antwoord:

In de annex treft u een tabel met cijfers uit de meest recente publicaties van het EU Accountability Report on Financing for Development van de Europese Commissie. In de tabel zijn per EU lidstaat percentages van het BNI en de bijbehorende bedragen te vinden die per jaar aan officiële ontwikkelingshulp worden uitgegeven. Om u de gegevens van de afgelopen vijf jaar te doen toekomen, zijn de cijfers van de verschillende rapporten samengevoegd tot één tabel (Zie Annex I – Cijfers afkomstig uit bronnen: EU Accountability Report on Financing for Development 2012, 2013, 2014 2015).

8

Waarom is ervoor gekozen om de bevoorschottingssystematiek aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te wijzigen en welke gevolgen heeft dit voor de korte termijn (2016) en lange termijn (voorbij 2016) financiering van de eerstejaarsopvang asielzoekers?

Antwoord:

In de huidige systematiek worden de totale opvangkosten per asielzoeker in het jaar dat deze asiel aanvraagt aan ODA toegerekend. Het COA kan deze middelen via de asielreserve meenemen naar het volgende jaar, ter dekking van de kosten in dat jaar. In de nieuwe systematiek worden de kosten toegerekend in het jaar dat ze ook daadwerkelijk gemaakt worden. Door deze aanpassing van de systematiek valt de asiel-toerekening in 2016 eenmalig lager uit. Voor de lange termijn financiering van de eerstejaarsopvang van asielzoekers heeft deze aanpassing geen gevolgen.

9

Kunt u voor de jaren 2010 tot en met 2018 een overzicht geven van de (te verwachten) besteding (bedragen en percentages) van ODA-middelen over de verschillende kanalen (overheden, multilaterale organisaties, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en andere)?

Antwoord:

Hieronder treft u een overzicht aan van de gerealiseerde uitgaven per kanaal in de jaren 2010 tot en met 2014, zowel in bedragen als percentages. De verwachte uitgaven voor 2015 t/m 2018 zijn niet opgenomen in het overzicht: er wordt niet gestuurd op hulpkanalen of actoren. De categorie «Toerekeningen» omvat de uitgaven die aan de ODA-begroting worden toegerekend: eerstejaarsopvang van asielzoekers, apparaatsuitgaven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nederlandse aandeel in de OS-uitgaven op de EU-begroting.

10

Kunt u toelichten wat u precies met «business as usual» bedoelt in het kader van het Nederlandse buitenlands beleid?

Antwoord:

Deze zinsnede refereert aan het feit dat de machtsbalans in de wereld aan fundamentele verandering onderhevig is. De wereldorde van 1945 waarop instituties als de NAVO, de VN en (deels) de OVSE zijn gebouwd, wordt ingehaald door een sterk verschuivend economisch en daarmee politiek gewicht van landen in met name Azië. De onderlinge verbondenheid is toegenomen, via internationale handel en de mogelijkheden die moderne communicatiemiddelen ons bieden. Daarnaast is ten aanzien van een aantal mondiale kwesties het belang van niet-statelijke actoren toegenomen, zoals bedrijven en maatschappelijke organisaties. Nederland heeft belang bij goed functionerende multilaterale instellingen, om via die band invloed op het wereldtoneel te maximaliseren. Daarom draagt Nederland actief bij om de genoemde organisaties te laten inspelen op de veranderende context door hen representatief en relevant te houden. Daarnaast investeert Nederland in nieuwe coalities en samenwerkingsverbanden in antwoord op uitdagingen van vandaag.

11

Wat zijn de Nederlandse uitgangspunten bij het toekomstbestendig maken van het multilaterale stelsel? Graag een toelichting.

Antwoord:

Multilaterale instellingen moeten «fit for pupose» zijn om bestaande en toekomstige uitdagingen effectief te kunnen aanpakken. Dat vergt een duidelijk mandaat, een goede en efficiënte organisatie en voldoende (financiële) middelen. Dit geldt voor het hele spectrum van multilaterale instellingen en organisaties, voor alle beleidsterreinen (vrede en veiligheid, mensenrechten en ontwikkeling), ongeacht of het gaat om de normerende functie, de uitvoerende functie, of de functie van platform («convener»). Uiteindelijk is het multilaterale stelsel zo effectief als lidstaten het laten zijn. Multilateralisme werkt niet zonder politieke wil en de bereidheid om hervormingen na te streven. Nederland zet zich op tal van terreinen in voor een toekomstbestendig, effectief en legitiem multilateraal systeem.

12

Kunt u per Nederlands speerpunt en per thema aangeven hoe groot het budget daarvoor is?

Antwoord:

De budgetten zijn in 2016 als volgt:

13

Welke kosten zijn gemoeid met het EU Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma in de Hoorn van Afrika? Hoeveel spendeert Nederland aan dit programma in 2016?

Antwoord:

Nederland zal EUR 4,5 miljoen bijdragen aan het RDPP in de Hoorn van Afrika. De Europese Commissie zal bijdragen vanuit het EU Trust Fund voor het aanpakken van grondoorzaken van migratie in Afrika (EUR 60 miljoen uit totaal EUR 1,8 miljard) en het Asiel- en Migratie Fonds (EUR 5 miljoen in 2015 en waarschijnlijk EUR 10 miljoen in 2016). Noorwegen, Italië, Denemarken, Griekenland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Malta, Zwitserland, Finland en Luxemburg hebben aangegeven een, nog onbekende, financiële bijdrage te willen leveren.

14

Hoe groot is het Nederlandse budget voor de bevordering van LHTB-rechten? Kunt u dat budget uitsplitsen per land en per project dat Nederland ondersteunt?

Antwoord:

Nederland ondersteunt projecten gericht op de internationale bescherming en bevordering van gelijke rechten voor LHBT’s vanuit verschillende fondsen:

  • Vanuit het decentrale Mensenrechtenfonds besteedden de ambassades in 2.014 EUR 1,3 miljoen aan projecten ten gunste van gelijke rechten voor LHBT’s. In bijlage 1 bij de Mensenrechtenrapportage 2014 (Kamerstuk 32 735, nr. 130) is te zien in welke landen deze projecten plaatsvonden.

  • Vanuit het centrale Mensenrechtenfonds bedraagt het totaal aan lopende meerjarige bestedingen bijna EUR 8 miljoen. Vanwege de gevoeligheid van projecten in landen waar homoseksualiteit nog altijd strafbaar is, en de risico’s voor betrokkenen, is het niet wenselijk een volledige lijst met gegevens per land en per project openbaar te maken.

  • Als onderdeel van het Strategisch Partnerschap binnen het nieuwe beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» zal COC Nederland de komende vijf jaar EUR 3,6 miljoen per jaar ontvangen voor capaciteitsopbouw van LHBT-organisaties in lage- en middeninkomenslanden in Azië, Afrika, het Midden-Oosten en het Caribisch gebied.

  • In het kader van de strijd tegen hiv/aids richt het Bridging the Gaps-project zich op 3 key populations: MSM (Mannen die Seks hebben met Mannen), sekswerkers en drugsgebruikers. In 2014 was het budget voor MSM EUR 4,3 miljoen.

  • Binnen het Funding Leadership and Opportunities for Women-fonds (FLOW), dat zich richt op de positie van vrouwen en meisjes in lage- en lage-middeninkomenslanden, worden activiteiten ondersteund die de zichtbaarheid en/of de veiligheid van lesbische, biseksuele en transgendervrouwen vergroten.

  • Ook een aantal kleinere Matra-projecten richt zich op de bevordering van gelijke rechten voor LHBT’s. Kleine bijdragen kunnen een relatief grote impact hebben, met name in landen waar de LHBT-beweging nog in de kinderschoenen staat.

15

Hoe hoog bedragen de verplichte Nederlandse bijdragen aan de VN in 2016, waar relevant uitgesplitst per organisatieonderdeel?

Antwoord:

Onderstaande bedragen betreffen contributies die Nederland in internationaal verband

verplicht is te betalen.

16

Hoe hoog bedragen de Nederlandse vrijwillige bijdragen aan de VN in 2016, waar relevant uitgesplitst per organisatieonderdeel?

Antwoord:

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de brief die uw Kamer zal toegaan over de Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties, zoals is toegezegd tijdens het AO Multilaterale Organisaties op 1 juli 2015.

17

Hoe hoog bedraagt de reservering ten behoeve van de kandidatuur van het Koninkrijk der Nederlanden voor een zetel in de VN-Veiligheidsraad voor de periode 2017–2018? Kunt u uitgebreid toelichten waaraan deze reservering precies zal worden uitgegeven?

Antwoord:

Voor de periode 2014–2017 is voor de VN-Mensenrechtenraadcampagne (het Koninkrijk is momenteel lid voor de termijn 2015–2017) en de VN-Veiligheidsraadcampagne gezamenlijk een totaalbedrag van EUR 4.740.000 gereserveerd. Het budget wordt onder andere besteed aan strategische reizen naar landen en multilaterale conferenties, het organiseren van inhoudelijke evenementen op de thema’s vrede, gerechtigheid en ontwikkeling, en de ontwikkeling van communicatiemiddelen en promotiemateriaal, zoals een website, folders en informatieboekjes.

18

Kunt u een overzicht geven van de subsidies aan de Wereldomroep voor de verkondiging van het vrije woord in het buitenland van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016? Wat zijn de effecten van deze subsidies geweest en hoe is dat geëvalueerd?

Antwoord:

Radio Nederland Wereldomroep (RNW) ontvangt over de periode 2013–2017 een subsidie van in totaal EUR 56 miljoen. Deze subsidie valt onder beleidsartikel 1 (versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten) van de BZ-begroting. Het RNW-programma richt zich op het stimuleren van de verspreiding van het vrije woord onder jongeren in landen waar de vrijheid van meningsuiting en -vorming ernstig beperkt is. RNW is onder meer actief in Afrika, de Arabische wereld, Latijns-Amerika en China. Samen met lokale partners maakt RNW prikkelende producties rondom de thema’s democratie en goed bestuur, mensenrechten en seksuele rechten, en biedt deze aan via de eigen platforms en die van partners.

De effecten van het programma worden gemeten aan de hand van een aantal specifieke resultaten, waaronder trainingen en workshops voor bloggers (storytelling, ontwikkeling videoprodukties), het stimuleren van gebruik van social media en het organiseren van festivals en debatten. Begin 2015 is een mid-term review uitgevoerd, waaruit bleek dat de doelstellingen van de afgelopen twee jaar ruimschoots zijn behaald. Tevens heeft de mid-term review bevestigd dat RNW een grote transformatie heeft ondergaan. RNW is van een omroeporganisatie een content producer en mediaontwikkelings-NGO geworden met een niche in sociale media.

19

Hoe is te verklaren dat aan bescherming en bevordering van mensenrechten minder geld besteed wordt in 2016 dan in 2015 en hoe verhoudt dit zich tot de prioriteiten uit de mensenrechtenbrief «Respect en recht voor ieder mens?

Antwoord:

De in de HGIS nota genoemde bedragen zijn opgebouwd uit een non-ODA component, een ODA component en verschillende (eenmalige) ophogingen. De verklaring voor het verschil tussen 2015 en 2016 ligt in incidentele verhogingen (totaal EUR 4 miljoen) voor het budget voor 2015 door ingediende amendementen ten aanzien van bestrijding van kinderarbeid en kinderprostitutie, alsook voor de andere mensenrechtenprioriteiten. Overigens is in de HGIS-nota 2016 de ophoging van het budget van EUR 1,5 miljoen voor 2016 (zie ontwerpbegroting Buitenlandse Zaken 2016) voor het Mensenrechtenfonds (artikel 1.2) abusievelijk niet opgenomen.

20

Kunt u toelichten waarom het ODA-budget voor «goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak» (BZ 01.01) bijna vijfvoudig is toegenomen ten opzichte van 2014 in twee jaar?

Antwoord:

Het ODA deel van het budget voor goed functionerende internationale instellingen neemt toe van EUR 1,1 miljoen in 2014 naar 5,7 miljoen in 2016. De toename van het ODA-deel binnen het artikelonderdeel wordt veroorzaakt doordat het deel van de contributie aan de VN dat aan ODA wordt toegerekend, op grond van OESO/DAC-richtlijnen, in 2015 ten opzichte van 2014 is verhoogd met EUR 4,9 miljoen. Het verschil van EUR 0,2 miljoen tussen 2015 en 2016 wordt veroorzaakt door een lagere bijdrage aan de OESO.

21

Hoe is het dalende budget voor beleidsthema 02.01 – goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid – tussen 2014 en 2016 te verklaren?

Antwoord:

De afname van het budget in de periode 2014–2016 wordt hoofdzakelijk verklaard doordat de uitgaven voor de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier afnemen.

22

Kunt u toelichten waarom op «Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid» (BZ 02.01) sterk bezuinigd wordt, terwijl de veiligheid juist beschermd moet worden in de huidige wereldcrises?

Antwoord:

Er wordt niet bezuinigd op het artikel «Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid». De daling van het budget houdt verband met de afname van het budget voor de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier.

23

Kunt u toelichten of onder «Humanitaire hulp» (BHOS 04.01) ook de hulp voor vluchtelingen en opvang in de regio valt? Indien ja, waarom is dit bedrag significant gedaald ten opzichte van 2015? Indien nee, wat valt hier dan wel onder?

Antwoord:

Onder artikel 4.1 op de BHOS-begroting «Humanitaire hulp» wordt ook de hulp aan en opvang van vluchtelingen (veelal in de regio) gerekend. Ten opzichte van 2015 lijkt in het budget voor 2016 sprake van een daling. Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste is het budget in 2015 incidenteel verhoogd met EUR 110 miljoen ten behoeve van extra steun aan opvang in de Syrië-crisis. Dit zijn extra middelen die het kabinet in 2015 heeft vrijgemaakt. Daarnaast heeft het kabinet in 2014 het Relief Fund gestart (artikel 4.4 op de BHOS-begroting) dat flexibel ingezet wordt voor acute noodhulp voor slachtoffers van geweld en natuurrampen, verbeterde regionale opvang van vluchtelingen en voor preventie (natuurrampen). Voor het Relief Fund (2014–2017) is een bedrag gereserveerd van EUR 570 miljoen dat flexibel kan worden ingezet. De ramingen voor het Relief Fund die in de begroting zijn opgenomen zijn daarom indicatief.

24

Hoe wordt de besteding van het VN-Noodhulpfonds «Central Emergency Response Fund» gecontroleerd? Kan een overzicht worden gegeven van de zaken die vallen onder «Noodhulpfonds»? (BHOS 04.04)

Antwoord:

De Nederlandse bijdrage aan CERF is EUR 55 miljoen per jaar voor de periode 2015–2017. Deze bijdrage is ongeoormerkt in verband met flexibiliteit en voorspelbaarheid. Rapportages worden gebruikt om de beslissing voor voortzetting van financiering te onderbouwen. Het CERF is onderworpen aan interne en externe accountantscontroles conform de VN rules and regulations. De VN publiceert tweejaarlijks het Financial Report and Audit Financial Statements, die beschikbaar worden gesteld aan donoren via de 5de Commissie. In 2015 is vanuit het CERF bijgedragen aan het lenigen van noden in Syrië, Jemen, Libanon, Nepal, DRC, Zuid-Soedan, Rwanda, Nigeria, Soedan en Jordanië. Vanuit het Relief Fund zijn in 2015 middelen ingezet in de crises in Syrië, Zuid-Soedan, Irak, Centraal Afrikaanse Republiek, Guinee, Liberia, Sierra Leone, Nepal, Jemen, DRC, Nigeria, Oekraïne, en Vanuatu.

25

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons (OPCW) en de Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation (CTBTO) van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

In onderstaande overzichten ziet u de bijdragen aan resp. IAEA, OPCW en CTBTO voor de jaren 2011–2016 gesplitst in contributies en projectmatige bijdragen.

JAAR

Contributie IAEA in euro

Financiering projecten IAEA in euro

Totaal IAEA in euro

2011

7.306.311

125.000

7.431.311

2012

14.326.574

695.000

15.021.574

2013

6.917.848

125.234

7.043.082

2014

6.955.235

625.000

7.580.235

2015

6.794.0001

355.012

7.149.012

2016

n.t.b.

n.t.b.

7.317.000

TOTAAL

   

51.542.214

X Noot
1

Contributie 2015 is wel begroot, maar nog niet betaald.

JAAR

Contributie OPCW in euro

Financiering projecten OPCW in euro

Totaal OPCW in euro

2011

2.551.317

 

2.551.317

2012

1.361.823

 

1.361.823

2013

1.200.058

1.500.000

2.700.058

2014

1.204.160

 

1.204.160

2015

1.209.0001

 

1.209.000

2016

n.t.b.

n.t.b.

1.557.000

TOTAAL

   

10.583.358

X Noot
1

Contributie 2015 is wel begroot, maar nog niet betaald.

JAAR

Contributie CTBTO in euro

Financiering projecten CTBTO in euro

Totaal CTBTO in euro

2011

3.859.218

 

3.859.218

2012

1.769.801

 

1.769.801

2013

1.694.116

20.000

1.714.116

2014

1.695.351

19.000

1.714.351

2015

1.685.0001

19.000

1.704.000

2016

n.t.b.

n.t.b.

1.920.000

TOTAAL

   

12.681.486

X Noot
1

Contributie 2015 is wel begroot, maar nog niet betaald.

26

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse verdragscontributies aan de VN-crisisbeheersingsoperaties van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

In onderstaande tabel vindt u een overzicht van de Nederlandse verdragscontributies aan de VN-crisisbeheeroperaties van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016:

27

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan het Central Emergency Response Fund (CERF) en aan OCHA, de organisatie voor de coördinatie van humanitaire zaken van de Verenigde Naties, van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

In onderstaande tabel treft u het gevraagde overzicht van Nederlandse bijdragen aan het CERF en aan OCHA aan.

 

Bijdrage aan CERF

bijdrage aan OCHA

Jaar

EUR

EUR

2011

40 mln.

5 mln.

2012

40 mln.

5 mln.

2013

40 mln.

5 mln.

2014

40 mln.

5 mln.

2015

55 mln.

5 mln.

 

215 mln.

25 mln.

     

2016

55 mln.

5 mln.

28

Is de structurele verhoging van het Budget Internationale Veiligheid ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties met 60 miljoen euro voldoende? Zijn er voldoende middelen om lopende en toekomstige missies te financieren zonder kasschuiven?

Antwoord:

Met de structurele ophoging van het Budget Internationale Veiligheid is de financiële dekking van lopende missies gewaarborgd, evenals de verlengingen van de missies tegen ISIS, Operatie «Resolute Support» en MINUSMA, waarmee uw Kamer recentelijk heeft ingestemd.

29

Zijn er missies die, ondanks de verhoging van het BIV met 60 miljoen, met kasschuiven uit de jaren 2017 en later gefinancierd worden? Zo ja, welke en waarom?

Antwoord:

De Nederlandse bijdrage aan de eerste fase van de strijd tegen ISIS in Irak wordt op deze wijze gefinancierd. Zoals gemeld in de nota van wijziging van 18 november 2014 (KS 34 000 V) wordt deze missie grotendeels gefinancierd uit de HGIS-onvoorzien door middel van een kasschuif van EUR 123 miljoen uit de jaren 2017 t/m 2019. Vervolgens zijn de middelen overgeheveld vanuit HGIS-onvoorzien naar het onderdeel crisisbeheersingsoperaties van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) op de begroting van Defensie. Deze kasschuif binnen de HGIS-onvoorzien was nodig, omdat het BIV in 2015 reeds volledig gecommitteerd was.

30

Wat is het budget in 2016 voor de Raad van Europa? Hoe wordt de besteding hiervan gecontroleerd?

Antwoord:

Het totale budget van de Raad van Europa (RvE) voor 2015 bedraagt EUR 417 miljoen. Voor 2016 is dit nog niet vastgesteld. De geraamde Nederlandse bijdrage in 2016 bedraagt EUR 10,1 miljoen. De financiële verantwoording door de Raad van Europa wordt afgelegd door middel van een systeem van toezicht door een onafhankelijk audit committee gecombineerd met een interne en externe auditor. Sinds 2008 adviseert het onafhankelijke audit committee het Comité van Ministers van de RvE en de Secretaris Generaal over de corporate governance, het financieel beheer en het in control zijn van de organisatie. Het committee monitort en beoordeelt ook de werkzaamheden van de interne auditor van de RvE. Jaarlijks stuurt het committee een rapport aan het Comité van Ministers met zijn bevindingen. In het Comité van Ministers beraadslagen de Permanente Vertegenwoordigers van de lidstaten vervolgens over het rapport. Het Secretariaat Generaal van de RvE stuurt na afloop van het jaar de geconsolideerde jaarrekening en de verklaring van de externe accountant naar het Comité van Ministers, die deze in behandeling nemen.

31

Kunt u een overzicht geven van de effectiviteit van projecten gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) vanaf 2012? Hoe groot was de invloed die Nederland hierop heeft kunnen uitoefenen?

Antwoord:

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) heeft in maart 2013 een evaluatie afgerond naar het Europees ontwikkelingsbeleid, in het bijzonder het Europees Ontwikkelingsfonds, in de periode 1998–2012 en de invloed die Nederland hierop heeft kunnen uitoefenen.4 In dit rapport schetst de IOB een gedifferentieerd beeld van de Europese ontwikkelingssamenwerking. De beleidsreactie op de evaluatie concludeerde dat als een cijfer zou worden toegekend aan het EOF op basis van de bevindingen, dat zou neerkomen op een ruime zeven (Kamerstuk 21 501-04, nr. 156) van 21 juni 2013).

Nederland kan op twee manieren invloed uitoefenen op de programmering en beleidsmatige keuzes van het EOF. Allereerst door in landen nauw op te trekken met EU delegaties. De Commissie heeft aangegeven graag nauwe betrokkenheid van lidstaten te zien bij totstandkoming van nieuwe programma’s en vaststelling van prioriteiten. Nederland maakt hiervan graag gebruik: onze ambassades praten mee over de inrichting van de EU-programmering en proberen op deze manier invloed uit te oefenen op de wijze waarop de steun van de EU in een land wordt ingezet.

Daarnaast kan Nederland invloed uitoefenen via het uitvoeringscomité van het EOF waarin lidstaten zijn vertegenwoordigd. Dit comité vormt zich een oordeel over de wijze waarop EU-fondsen worden aangewend. Nederland houdt door actieve participatie scherp oog op de wijze waarop de programmering tot stand komt. Besluitvorming geschiedt per gekwalificeerde meerderheid (QMV). Hoewel Nederland dus niet eigenhandig kan beschikken over de wijze waarop Europese steun wordt uitgegeven is Nederland volgens de evaluatie van IOB er goed in geslaagd om via het EOF-comité invloed uit te oefenen.

32

Kunt u aangeven hoe groot de financiële bijdrage is voor elk afzonderlijk programma van de EU dat onder «Toerekening» valt?

Antwoord:

De toerekening betreft het Nederlandse aandeel in hoofdstuk vier van de begroting van de Europese Commissie (in 2.016 EUR 405,6 miljoen, waarvan EUR 329,9 miljoen ODA). Het betreft een integrale toerekening voor de diverse programma’s van de EU voor internationale samenwerking, waaronder het Nabuurschapsinstrument, het Instrument voor Ontwikkelingssamenwerking, het budget voor Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheids Beleid (GBVB) en humanitaire hulp. Het is niet mogelijk deze integrale toerekening op te splitsen per programma.

33

Kunt u benoemen welke programma's die Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) ondersteunen vallen onder «Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor MVO» (BHOS 01.01)?

Antwoord:

Dit betreft de volgende programma’s: Living Wage Eastern Africa (Wageindicator Foundation), Arbeidsstandaarden Vietnam (ILO), Versterking arbeidsinspectie Pakistan (ILO), programma’s bij MVO Nederland, haalbaarheidsstudies naar duurzaamheidsindices uitgevoerd door Access to Seeds Foundation en «Responsible Investment Indices» door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO).

34

Worden de Kamers van Koophandel en de International Chamber of Commerce financieel ondersteund? Indien ja, op welke manier?

Antwoord:

Nee. Er wordt op projectbasis wel samengewerkt met de Kamers van Koophandel en de International Chamber of Commerce, maar zij ontvangen geen structurele financiële steun.

35

Hoe is het stijgende budget voor beleidsthema 03.02 – een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden – te verklaren?

Antwoord:

De stijging vloeit voort uit een hogere bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Dit fonds is het voornaamste middel waarmee de Europese Unie de ontwikkelingssamenwerking met de landen uit Afrika, de Cariben en de Pacific (ACS) en landen en gebieden overzee uitvoert. Het budget en programma van het EOF is voor een periode van zeven jaar vastgesteld (2014–2020).

36

Hoe is het stijgende budget voor beleidsthema 03.04 – versterkte Nederlandse positie in de Unie – tussen 2014 en 2016 te verklaren?

Antwoord:

Het stijgende budget voor beleidsthema 03.04, «versterkte Nederlandse positie in de Unie tussen 2014 en 2016» is te verklaren uit een extra bijdrage aan de Benelux, subsidie aan het European Institute voor Public Administration, alsmede opdrachten in het kader van het EU voorzitterschap 2016.

37

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan het Europees Ontwikkelingsfonds van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Onderstaand treft u een overzicht van de Nederlandse bijdragen aan het Europees Ontwikkelingsfonds in de periode 2011–2016.

Jaar

Nederlandse EOF bijdrage in EUR

2011

163.232.555

2012

140.716.000

2013

156.125.000

2014

158.016.057

20151

174.600.000

20161

192.735.000

X Noot
1

Het betreft hier een raming.

38

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan de Raad van Europa van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Hierbij treft u een overzicht aan van de Nederlandse bijdragen aan de Raad van Europa van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016.

* Op basis van de huidige raming

39

Hoe is het stijgende budget voor beleidsthema 04.03, grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur, tussen 2014 en 2016 te verklaren? Wat zijn de effecten van deze uitgaven geweest?

Antwoord:

In 2014 viel ruim EUR 2,0 miljoen van de kosten voor een grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur onder artikel 04.04. Met ingang van 2015 is dit aangepast. Ook wordt jaarlijks EUR 1 miljoen overgeheveld naar de begroting van OCW voor marktverruiming op het gebied van de creatieve industrie. Deze overheveling moet voor 2016 nog plaatsvinden. Feitelijk liggen de uitgaven voor een grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur in genoemde periode steeds rond de EUR 8,5 miljoen.

De effecten van deze uitgaven in de periode 2009–2014 zijn momenteel het onderwerp van een evaluatie door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). Naar verwachting zal Uw Kamer hierover nog voor het einde van 2015 worden geïnformeerd.

40

Wat zijn de effecten geweest van de bijdragen aan publieksdiplomatie? Hoe worden deze effecten geëvalueerd en gemeten? Graag een toelichting.

Antwoord:

De effecten van de inzet van publieksdiplomatie, als ondersteunend instrument bij het realiseren van beleid en beleidsdoelstellingen, zijn moeilijk te meten. Enerzijds omdat publieksdiplomatie een zaak is van lange adem en anderzijds omdat veel andere externe factoren mede van invloed zijn op het behalen van resultaten. Om die reden is de IOB gevraagd een beleidsdoorlichting uit te voeren. Naar verwachting zal de IOB eind van dit jaar hierover rapporteren. Dit rapport zal uw Kamer, vergezeld van de beleidsreactie, worden toegezonden.

41

Kunt u een overzicht geven van de subsidies voor Instituut Clingendael van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Hieronder treft u een budgettair overzicht van de subsidie aan het Instituut Clingendael van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016, zoals opgenomen onder artikel 4.4.

x mln EUR

2011

3,4

2012

2,9

2013

2,5

2014

2,4

20151

2,3

20161

2,3

X Noot
1

Het betreft hier een raming.

42

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse contributies aan OESO en WTO van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Hieronder treft u een overzicht van de bijdragen aan de OESO en de WTO vanuit de begroting van BHOS vanaf het jaar 2013. Vóór 2013 stonden deze afdrachten nog op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

* Het betreft hier een raming

Hieronder treft u een overzicht van de bijdragen aan de OESO en de WTO vanuit de begroting van BHOS vanaf het jaar 2013 (art. 1.1). Vóór 2013 stonden deze afdrachten nog op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Overigens staan de reguliere afdrachten aan de OESO staan op de begroting van Buitenlandse Zaken.

43

Kunt u onderbouwen waarom het gehele budget voor DGGF aan ODA is toegerekend?

Antwoord:

Het DGGF kan voor 100% aan ODA worden toegerekend, omdat het voldoet aan de criteria van de OESO/DAC, zoals ook eerder is toegelicht in het HGIS-jaarverslag 2014. Het DGGF betreft ontwikkelingsrelevante investeringen in -en handel met 68 lage- en middeninkomenslanden die op de OESO/DAC-lijst staan.

44

Kunt u toelichten waarom «Klimaat/Int. Beleid (CDM)» (IenM 19.02) in 2016 geen bijdrage meer ontvangt, terwijl deze post voor 2015 nog bijna 7 miljoen euro bedroeg?

Antwoord:

Het programma voor de aankoop van Clean Development Mechanism (CDM) is afgerond. Er worden vanaf 2016 geen CDM credits meer gekocht. Het budget is daarmee ook komen te vervallen.

45

Hoe is het fluctuerende, maar stijgende budget voor beleidsthema 02.03 – duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering – tussen 2014 en 2016 te verklaren?

Antwoord:

In 2014 en 2015 zijn de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking deels ingevuld via het budget voor het beleidsthema 02.03 (budget in 2015 was ongeveer de helft van het budget in 2013). In 2016 zijn geen verdere bezuinigingen voorzien op dit artikel. Dit is in lijn met het streven van Nederland om de komende jaren een geleidelijke stijging van de klimaatuitgaven te realiseren, waarbij naar maximale synergie tussen klimaat en ontwikkeling wordt gestreefd.

46

Welke omvang heeft het Climate Development Finance Facility momenteel?

Antwoord:

De Climate Development and Finance Facility (CDFF) heeft een nieuwe naam: «Climate Investor One». Het bestaat uit een Development Fund (USD 50 miljoen), een Construction Equity Fund (USD 500 miljoen) en een Refinancing Fund (USD 500 miljoen).

Vanuit de BHOS begroting heeft Nederland reeds EUR 7 miljoen beschikbaar gesteld voor Climate Investor One. Daarnaast kunnen de volgende bijdragen worden vermeld van andere donoren:

  • 1. Het VK heeft zich gecommitteerd voor GBP 50 miljoen (circa USD 75 miljoen).

  • 2. Royal Berkshire Pension Fund (Brits Pensioenfonds) heeft zich gecommitteerd voor USD 25 miljoen voor het Construction Equity Fund.

  • 3. EKF (Deense Exportkredietverzekeraar) voert gesprekken over een garantie van USD 200 miljoen voor het Refinancing Fund.

  • 4. Van Duitsland wordt een bijdrage van EUR 10 miljoen verwacht

  • 5. FMO zal USD 75 miljoen bijdragen uit reguliere FMO middelen.

47

Kunt u aangeven op welke manier de financiële bijdrage van Nederland het maatschappelijke middenveld versterkt?

Antwoord:

Binnen het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» staat capaciteitsversterking voor pleiten en beïnvloeden van maatschappelijke organisaties in lage- en lage-middeninkomenslanden centraal. (Door samenwerking tussen Nederlandse en/of buitenlandse NGO’s en NGO’s uit lage- en lage-middeninkomenslanden worden activiteiten effectiever, meer resultaatgericht en efficiënter en kunnen partners van elkaar leren.) Die capaciteitsversterking kan bestaan uit het aanreiken van specifieke kennis, vaardigheden, het leggen van noodzakelijke contacten en aansluiting bij relevante netwerken. De kennis betreft bijvoorbeeld thematische expertise, maar ook kennis van management en financieel beheer.

48

Wat houden de bijdrages aan internationale onderwijsinstellingen precies in? Welke instellingen worden financieel ondersteund?

Antwoord:

De bijdrages aan de internationaal onderwijsinstellingen worden ingezet voor onderwijs (beurzen), onderzoek en capaciteitsopbouwprojecten in lage- en middeninkomenslanden.

De instellingen die worden ondersteund zijn:

  • de Faculty of Geo-information, Science and Earth Observation of the University of Twente (ITC);

  • Institute for Housing and Urban development Studies (IHS);

  • Institute of Social Studies (ISS);

  • Maastricht School of Management (MSM);

  • UNESCO-IHE;

  • Afrika Studie Centrum (ASC).

49

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse contributies aan UNICEF, UNAIDS en United Nations Population Fund (UNFPA) van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Zie het overzicht hieronder (bedragen in EUR miljoen). In dit kader zijn de vrijwillige bijdragen en verplichte afdrachten als geheel opgenomen onder de contributies:

Organisatie

2011

2012

2013

2014

20151

UNAIDS

25

20

20

20

20

UNFPA

73

73

81

73

42

UNICEF

118

118

141

113

63

X Noot
1

Het jaar 2015 betreft de uitgaven tot en met 2-11-2015.

Voor de bedragen in 2016 wordt verwezen naar de brief die uw Kamer zal toegaan over de Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties, zoals is toegezegd tijdens het AO Multilaterale Organisaties op 1 juli 2015.

50

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016 en uitgesplitst in verplichte contributie en geoormerkte bijdragen?

Antwoord:

Zie onderstaand overzicht, uitgesplitst naar niet geoormerkte en geoormerkte bijdragen (bedragen in EUR miljoen). De bedragen voor 2015 en 2016 betreffen ramingen.

Organisatie

Type

2011

2012

2013

2014

20151

20161

WHO

Niet geoormerkt

(incl. verplichte contributie)

20.4

7.5

14.4

16.1

16

5.8

 

Geoormerkt

4.1

6.2

6.7

5.3

1.2

10

   

24.5

13.7

21.1

21.4

17.2

15.8

X Noot
1

Het betreft hier een raming.

51

Hoe is het grote verschil tussen de bedragen voor 2014 en 2015, 2016 te verklaren op beleidsthema 03.04 – toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek?

Antwoord:

Dit verschil is het gevolg van de afbouw van de programma’s voor basisonderwijs die onder dit beleidsthema vallen.

52

Kunt u een overzicht geven van de Nederlandse bijdragen aan UNWOMEN en het UNWOMEN Trustfund Violence Against Women van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016?

Antwoord:

Hieronder vindt u een overzicht van de Nederlandse bijdragen aan UNWOMEN en het UNWOMEN Trustfund Violence Against Women van de afgelopen vijf jaar, inclusief 2016:

Jaar

UNWOMEN

Waarvan bijdrage UNWOMEN Trustfund Violence Against Women

2011

EUR 9.668.688

EUR 2.000.000

2012

EUR 10.744.190

EUR 3.000.000

2013

EUR 11.746.416

EUR 3.700.000

2014

EUR 8.315.364

EUR 2.000.000

20151

EUR 8.946.197

EUR 1.947.368

X Noot
1

Het betreft hier een raming.

Voor de bijdrage in 2016 wordt verwezen naar de brief die uw Kamer zal toegaan over de Nederlandse bijdragen aan multilaterale organisaties, zoals is toegezegd tijdens het AO Multilaterale Organisaties op 1 juli 2015.

53

Kunt u verklaren waarom het bedrag voor «Bijdrage aan migratie en ontwikkeling» niet significant is gestegen ten opzichte van 2015 en 2014, ondanks de vluchtelingencrisis en extra gelden die vrij worden gemaakt voor opvang in de regio? Kunt u hetzelfde verklaren voor het bedrag bij «toerekening opvang asielzoekers»?

Antwoord:

Onder subartikel 5.3 Bijdrage aan migratie en ontwikkeling worden subsidies of bijdragen opgenomen aan maatschappelijke organisaties of interstatelijke organisaties die activiteiten uitvoeren op terrein van migratie en ontwikkeling. Met de stichting Spark worden bijvoorbeeld vrouwen en jongeren ondersteund in het opzetten van ondernemingen in onder meer Ghana, Marokko en Afghanistan. Via The Network University worden vijftig toekomstige en vijftig beginnende ondernemers in Sierra Leone begeleid bij het vinden van een baan en het opzetten van een klein- of middelgroot eigen bedrijf.

De kosten voor opvang van asielzoekers in Nederland worden verantwoord op de begroting van V&J. De kosten voor opvang gedurende de eerste twaalf maanden worden toegerekend aan ODA. Onderaan bijlage 2a van de HGIS-nota 2016 staan de bedragen van de asieltoerekening. De asieltoerekening in 2016 valt eenmalig lager uit door een technische aanpassing van de bevoorschotting van het COA. In de cijfers voor 2017 is een drukfout geslopen: het bedrag van de asieltoerekening is in 2017 niet EUR 384,5 miljoen, maar EUR 484,5 miljoen.

54

Hoe verklaart u het lagere budget voor opvang asielzoekers in 2016 ten opzichte van 2014 en 2015 – ook als geen rekening wordt gehouden met de vernieuwde systematiek, omdat het budget dan uitkomt op 551 miljoen euro ten opzichte van ruim 697 miljoen euro in 2014 en ruim 835 miljoen euro in 2015 – in het licht van de verwachting dat juist meer asielzoekers opvang zullen zoeken in Nederland in 2016? Graag een toelichting.

Antwoord:

In de ontwerpbegroting 2016 is de asieltoerekening voor 2016 verhoogd van EUR 296 uit de ontwerpbegroting van 2015 miljoen naar EUR 551 miljoen, op basis van de verwachte instroom. Door de aanpassing van de bevoorschottingssystematiek valt de toerekening voor 2016 inderdaad lager uit en komt uit op EUR 347 miljoen. Bij de komende Najaarsnota wordt bezien in hoeverre het nodig is om de asieltoerekening aan te passen.

55

Kunt u nader toelichten hoe er een verschil van bijna 500 miljoen euro ontstaat door op een andere systematiek over te stappen bij het toerekenen van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen aan het ODA-budget? Hoe ontstaat dit verschil precies? Door een toerekening op basis van de daadwerkelijke uitgave in plaats van een toerekening op basis van het moment van instroom?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 8.

56

Hoe is het hoge budget in 2016 te verklaren voor het beleidsthema 06.01 – nominaal en onvoorzien – ten opzichte van 2014 en 2015?

Antwoord:

Het onderdeel Nominaal en Onvoorzien omvat voor komende jaren met name reserveringen voor HGIS-indexering. Voor 2016 is het hiervoor geraamde budget EUR 34 miljoen. Het verschil ontstaat doordat deze middelen jaarlijks bij Voorjaarsnota verdeeld worden over de HGIS-departementen. Voor 2014 en 2015 is dit reeds gebeurd en voor 2016 nog niet.

57

Hoe is te verklaren dat de apparaatskosten, betaald uit ODA, toenemen van 172 miljoen euro in 2014 naar 230 miljoen in 2015 en 2016?

Antwoord:

Conform de OESO/DAC richtlijnen wordt een deel van de apparaatskosten toegerekend aan ODA. De toerekening is gebaseerd op een percentage van de daadwekelijke apparaatskosten in enig jaar. Vanwege lagere apparaatsuitgaven in 2014 valt het absolute bedrag dat aan ODA wordt toegerekend ook lager in dat jaar uit dan geraamd.

58

Kunt u een gespecificeerd overzicht geven van alle toerekeningen (individuele bedragen en als percentage van de totale ODA-middelen) aan het ODA-budget van 2000 tot en met 2020?

Antwoord:

In onderstaande tabel ontvangt treft u een overzicht aan (in EUR en als percentage van de ODA middelen) van alle toerekeningen aan het ODA-budget voor de periode 2000 t/m 2020.

59

Welke ontvangsten vallen uitgesplitst allemaal onder de post Doorberekeningen Defensie diversen?

Antwoord:

Het betreft doorberekeningen aan het Ministerie van Defensie met betrekking tot de Atlantische Commissie (artikel 2.1), Instituut Clingendael en de Adviesraad Internationale Vraagstukken (artikel 4.4).

60

Welke ontvangen vallen uitgesplitst allemaal onder de post Diverse Ontvangsten? Hoe is het verschil op deze post tussen 2014 en de overige jaren te verklaren?

Antwoord:

Het betreft hier ontvangsten die betrekking hebben op interdepartementale verrekeningen voor personeel van andere ministeries, verkoop van roerende zaken en verkoop van onroerende goederen. Voor de jaren 2015 t/m 2020 is sprake van een raming. Jaarlijks wordt bij eerste en tweede suppletoire begroting de prognose aangepast op basis van de realisatie. In 2014 is het bedrag hoger vanwege de verkoop van onroerend goed, de terugstorting van de garantie op de Arctic Sunrise en ontvangsten uit voorgaande jaren op consulair terrein zoals ook toegelicht in het jaarverslag over 2014 van Buitenlandse Zaken.

61

Hoe is het grote verschil tussen de jaren 2016 en 2017 en de overige jaren te verklaren op de post Crisisbeheersingsoperaties (inclusief contributies)?

Antwoord:

In 2016 en 2017 worden ontvangsten verwacht vanuit de Verenigde Naties voor de kosten die vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) worden gemaakt voor de MINUSMA-missie in Mali. Deze ontvangsten worden via het Ministerie van Defensie ontvangen. Dit is aan uw Kamer gemeld in de eerste suppletoire begroting 2014 van BHOS. Het BIV stond in 2014 immers op de begroting van BHOS. Met de overheveling per 2015 van het BIV naar de begroting van Defensie zijn deze bedragen ook opgenomen op de Defensiebegroting.

62

Waarom is het BNI voor 2016 anders dan het gestelde BNI in de Macro-Economische Verkenningen (MEV)?

Antwoord:

Het vaststellen van het ODA-budget gebeurt op basis van BNI-cijfers. Deze BNI-cijfers worden door het Ministerie van Financiën doorgegeven aan Buitenlandse Zaken. De basis voor deze cijfers zijn de gegevens van het Centraal Planbureau, zoals die zijn opgenomen in de Macro Economische Verkenningen (MEV). De BNI cijfers worden niet expliciet genoemd in de Macro Economische Verkenningen, hierin wordt het BBP gehanteerd. Overigens is het BNI gelijk aan het BBP vermeerderd met het saldo van de uit het buitenland ontvangen primaire inkomens.

63

Kan de berekening worden gegeven van het toekomstige BNI voor 2017 en 2018? Hoeveel is het BNI in 2019 en 2020?

Antwoord:

Zie ook het antwoord onder vraag 62. Deze informatie is afkomstig van het Centraal Planbureau. Het BNI-bedrag voor 2019 is EUR 769,49 miljard en voor 2.020 EUR 789,55 miljard.

64

Kunt u concreet toelichten hoe de netto ODA in percentage van het BNI van 0,57 in de HGIS-nota in 2015 is veranderd in 0,69 in de HGIS-nota van 2016?

Antwoord:

In onderstaande tabel is een opsomming van mutaties opgenomen hoe het netto ODA-percentage voor 2015 in de HGIS-nota 2015 is gewijzigd van 0,57% naar 0,69% in de HGIS-nota 2016.

65

Aan welke post is het verschil tussen het geraamde ODA-budget in 2016 (4134,4 miljoen euro) en de projectie voor 2016 uit HGIS 2015 (3671,7 miljoen euro) toegewezen?

Antwoord:

Het in de vraag genoemde bedrag in de HGIS-nota 2016 voor het jaar 2016 is niet 4.134,4 miljard maar 3.988,4 miljard (het bedrag van 4.134,4 miljard heeft betrekking op 2017). In onderstaand overzicht zijn de mutaties die resulteren in de nieuwe stand zoals gepresenteerd in de HGIS-nota 2016 opgenomen.

Stand HGIS-nota 2015

3.671,7

Mutaties

 

BNI-bijstellingen

202,1

Kasschuiven

– 195,4

LEAD (Local Employment in Africa for Development)

10,0

DGGF

150,0

Noodhulpfonds

150,0

Totaal mutaties

316,7

   

Nieuwe stand HGIS-nota 2016

3.988,4

66

Kunt u de kasschuif van 700 miljoen euro in 2015 toelichten?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 4.

67

Is het bedrag voor DGGF in de ramingen voor 2015, 2016 en 2017 het bedrag dat naar verwachting onder ODA valt vanuit DGGF-bestedingen?

Antwoord:

Ja.

68

Hoe is te verklaren dat de kasschuif naar 2015 van 700 miljoen euro 300 miljoen euro hoger is dan de kasschuif uit de Voorjaarsnota 2015? Waar komen de extra middelen vandaan?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 4.

69

Hoe zijn de verschillen te verklaren tussen de totale ODA-uitgaven in exit-landen in de HGIS-nota 2015 en de HGIS-nota 2016? Kunt u aangeven waarom er meer ODA-uitgaven worden gedaan aan exit-landen?

Antwoord:

In de HGIS-nota 2015 werd uitgegaan van een totale ODA-uitgave in de exit-landen in 2016 van circa EUR 4 miljoen. In de HGIS-nota 2016 is dit bedrag naar boven bijgesteld naar EUR 4,9 miljoen. Deze stijging is het gevolg van diverse mutaties:

  • De uitvoering van een aantal genderactiviteiten in Egypte, inclusief het bijbehorende budget, is overgeheveld vanuit Den Haag naar de post in Cairo. Dit leidt in 2016 tot een verhoging van het decentrale budget van EUR 0,2 miljoen.

  • Het landenprogramma in Zuid-Afrika is ten opzichte van de HGIS-nota 2015 verhoogd met EUR 575.000. Hiervan is EUR 175.000 bestemd voor de training van Zuid-Afrikaanse diplomaten door Instituut Clingendael en EUR 400.000 voor de Transitiefaciliteit in dit land.

  • Tenslotte is extra budget (EUR 106.000 in 2016) toegekend ten behoeve van de uitvoering van de Garantiewet Surinaamse pensioenen (voormalige Koninkrijksambtenaren).

70

Hoe zijn de middelen van 550 miljoen euro voor klimaatfinanciering en 347 miljoen euro voor asiel en migratie verwerkt in de begroting BuHa-OS?

Antwoord:

De EUR 550 miljoen voor klimaatfinanciering bestaat uit EUR 350 miljoen publieke klimaatfinanciering (ODA) en EUR 200 miljoen private klimaatfinanciering. Het bedrag van EUR 350 miljoen maakt onderdeel uit van de BHOS-begroting 2016. Het gaat hierbij om activiteiten die vallen onder de verschillende beleidsartikelen en bijdragen aan klimaatmitigatie of -adaptatie, conform de OESO/DAC-richtlijnen voor het rapporteren over klimaatverplichtingen. Zie bijlage 7 van de HGIS nota voor meer gedetailleerde informatie. De kosten van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen worden toegerekend aan ODA en vallen onder de V&J-begroting.

71

Komt de 550 miljoen euro voor klimaatfinanciering en 347 miljoen euro voor asiel en migratie bovenop de begroting BuHa-OS? Zo nee, hoe zit het dan? Worden deze bedragen wel meegeteld met de berekening van het ODA-percentage van het BNI?

Antwoord:

Publieke klimaatfinanciering en de kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen vormen onderdeel van de ODA-begroting en worden dus meegeteld bij de berekening van het ODA-percentage van het BNI. Het begrote bedrag voor publieke klimaatfinanciering van EUR 350 miljoen maakt onderdeel uit van de reguliere BHOS-begroting. De kosten van eerstejaars opvang van asielzoekers in Nederland vallen onder de begroting van V&J. Zie ook het antwoord op vraag 70.

72

Kan er een berekening worden gegeven van het ODA-percentage van het BNI inclusief en exclusief de gelden voor klimaatfinanciering en asiel en migratie?

Antwoord:

Het ODA percentage als percentage van het BNI inclusief de kosten voor publieke klimaatfinanciering en asiel en migratie is 0,56 in 2016. Exclusief de toerekening

voor eerstejaars asielopvang bedraagt het ODA-percentage als percentage van het BNI in 2016 0,51. Het is niet mogelijk om aan te geven welk ODA-percentage resteert zonder de klimaatuitgaven, omdat een deel van de reguliere uitgaven op voedselzekerheid en water uit de BHOS-begroting wordt toegerekend aan klimaatfinanciering.

73

Betreft de 50 miljoen euro van de begroting van beleidsartikel 3 – Sociale Vooruitgang die zal worden aangewend ten behoeve van Klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden 2016 een budget-neutrale toewijzing of wordt het bedrag van de begroting van beleidsartikel 3 afgetrokken?

Antwoord:

Het bedrag is onderdeel van de uitgaven voor beleidsartikel 3. Een gedeelte van deze activiteiten draagt bij aan klimaatmitigatie of -adaptatie en wordt dus aan klimaatfinanciering toegerekend (zie ook antwoord op vraag 70).

74

Kunt u ook aangeven aan welke post(en) binnen beleidsartikel 3 de 50 miljoen euro van de begroting van beleidsartikel 3 – Sociale Vooruitgang die zal worden aangewend ten behoeve van Klimaatfinanciering is toegewezen dan wel van welke post(en) het is afgetrokken?

Antwoord:

Sommige activiteiten binnen dit artikel tellen mee als klimaatfinanciering omdat ze bijdragen aan klimaatdoelen (zie ook het antwoord op vraag 70). De EUR 50 miljoen bestaat voornamelijk uit klimaatrelevante activiteiten door maatschappelijke organisaties.

75

Via welke programma’s behalve MATRA-Zuid worden de grondoorzaken van irreguliere migratie gerelateerd aan conflict, onveiligheid en repressie aangepakt?

Antwoord:

Aan de aanpak van die grondoorzaken van irreguliere migratie die direct gerelateerd zijn aan conflict, onveiligheid en repressie, dragen op dit moment de volgende thematische programma’s van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij: het Stabiliteitsfonds, de Wederopbouwtender 2012–2016, het Mensenrechtenfonds, Samenspraak en Tegenspraak, het Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) fonds, het Women on the Frontline fonds en de uitvoering van het Nationale Actieplan VNVR resolutie 1325.

De grondoorzaken van irreguliere migratie zijn uiteraard breder dan «conflict, onveiligheid en repressie». Aan de aanpak van andersoortige grondoorzaken, zoals gebrek aan sociaaleconomisch perspectief, dragen andere dan voornoemde thematische programma’s van het ministerie bij, zoals het Local Employment in Africa for Development (LEAD) programma. Tevens dragen programma’s op het gebied van voedselzekerheid bij aan het stabiliseren van rurale gebieden door perspectief te bieden in economisch levensvatbare landbouw-waardeketens, aangesloten op markten en het creëren van werkgelegenheid.

76

Hoeveel wordt er in totaal vrijgemaakt voor programma’s die zich richten op de aanpak van instabiliteit en conflicten via het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde?

Antwoord:

Ook in 2016 wordt het gehele budget voor het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde (inclusief het ODA-deel van het Stabiliteitsfonds op de BZ-begroting) ingezet voor de aanpak van instabiliteit en conflicten. Het totaal bedrag is EUR 244,5 miljoen.

77

Kunt u een overzicht bieden van de programma’s en projecten die Nederland steunt om meer jeugdwerkgelegenheid te creëren in de noordelijke helft van Afrika?

Antwoord:

Het kabinet heeft in 2.015 EUR 50 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het creëren van banen voor jongeren en het stimuleren van jong ondernemerschap in landen van herkomst van migratie. Het gaat hierbij om EUR 25 miljoen via het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en EUR 25 miljoen via de Local Employment in Africa for Development (LEAD) tender, mede gericht op noordelijk Afrika. Dit budget komt in aanvulling op al bestaande initiatieven en programma’s die (indirect) bijdragen aan jeugdwerkgelegenheid in deze regio, zoals investeringen uit het Fonds Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid (FDOV). Hiermee wordt bijvoorbeeld in Egypte de verbetering ondersteund van de tuinbouwketen, inclusief de versterking van boerenorganisaties en bedrijven die actief zijn in de verwerking en verhandeling. Ook de reguliere sporen via het DGGF en andere initiatieven die met Nederlandse steun door NGOs (zoals Spark) en multilaterale organisaties worden gerealiseerd, dragen direct en indirect bij aan werkgelegenheidscreatie voor jongeren.

78

U heeft 50 miljoen euro gegeven aan het creëren van jeugdwerkgelegenheid in Afrika. Kunt u concreet toelichten waaraan dit bedrag tot nu toe is besteed?

Antwoord:

Van de EUR 50 miljoen extra inzet op jonge ondernemers en werknemers in Noord-Afrika, wordt EUR 25 miljoen beschikbaar gesteld via het Dutch Good Growth Fund (DGGF). De eerste twee investeringen die hieruit worden gefinancierd zijn inmiddels bekend. Het betreft een investering in het Oasis Africa Fund dat lokale MKB-bedrijven in Ghana, Ivoorkust en Senegal financiert en hiermee 1.500 lokale banen creëert, waarvan 70% voor jongeren. Een andere transactie betreft een investering door een Nederlandse ondernemer in Mali op het terrein van de biologische olie-extractie, waarmee 130 banen worden gecreëerd en wordt samengewerkt met 5000 lokale boeren. In de komende maanden zal DGGF meer transacties aankondigen die bijdragen aan de jeugdwerkgelegenheid in Afrika. De middelen zullen voor 1 juli 2016 zijn gecommitteerd.

Daarnaast wordt EUR 25 miljoen via de subsidietender Local Employment in Africa for Development (LEAD) besteed aan programmavoorstellen die door maatschappelijke organisaties en sociale ondernemers zijn ingediend. Uiterlijk 25 november 2015 is bekend welke programmavoorstellen voor subsidie in aanmerking komen. De subsidieverlening geldt tot en met 31 juli 2016.

Annex I
 

2010

2011

2012

2013

2014 (voorlopig)

lidstaat

EUR Mln

% BNI

EUR Mln

% BNI

EUR Mln

% BNI

EUR Mln

% BNI

EUR Mln

% BNI

België

2.268

0,64

2.019

0,54

1.801

0,47

1.732

0,45

1.797

0,46

Bulgarije

31

0,09

35

0,09

31

0,08

37

0,10

32

0,08

Cyprus

39

0,23

28

0,16

20

0,12

15

0,10

15

0,10

Denemarken

2.168

0,91

2.108

0,85

2.095

0,83

2.205

0,85

2.258

0,85

Duitsland

9.804

0,39

10.136

0.39

10.067

0,37

10.717

0,38

12.247

0,41

Estland

14

0,1

18

0,11

18

0,11

23

0,13

28

0,15

Finland

1.006

0,55

1.011

0,53

1.027

0,53

1.081

0,54

1.232

0,60

Frankrijk

9.751

0,5

9.348

0,46

9.358

0,45

8.543

0,41

7.817

0,36

Griekenland

383

0,17

305

0,15

225

0,13

180

0,10

187

0,11

Hongarije

86

0,09

100

0,11

92

0,10

97

0,10

118

0,12

Ierland

676

0,52

657

0,51

629

0,47

637

0,46

610

0,38

Italië

2.262

0,15

3.111

0,20

2.129

0,14

2.584

0,17

2.519

0,16

Kroatië

x

X

15

0.03

15

0,03

32

0,07

49

0,11

Letland

12

0,06

14

0,07

16

0,08

18

0,08

19

0,08

Litouwen

28

0,10

38

0,13

40

0,13

38

0,11

30

0,09

Luxemburg

304

1,05

294

0,97

310

1,00

323

1,00

332

1,07

Malta

10

0,18

14

0,25

14

0,23

14

0,20

16

0,20

Nederland

4.800

0,81

4.563

0,75

4.297

0,71

4.094

0,67

4.200

0,64

Oostenrijk

912

0,32

799

0,27

860

0,28

882

0,27

863

0,26

Polen

285

0,08

300

0,08

328

0,09

355

0,10

329

0,08

Portugal

490

0,29

509

0,31

452

0,28

368

0,28

316

0,19

Roemenië

86

0,07

118

0,09

111

0,08

101

0,07

151

0,10

Slovenië

44

0,13

45

0,13

45

0,13

46

0,13

46

0,13

Slowakije

56

0,09

62

0,09

62

0,09

65

0,09

61

0,08

Spanje

4.492

0,43

3.001

0,29

1.585

0,16

1.789

0,18

1.427

0,14

Tsjechië

172

0,13

180

0,12

171

0,12

159

0,11

158

0,11

Verenigd Koninkrijk

9.855

0,57

9.948

0,56

10.808

0,56

13.498

0,71

14.612

0,71

Zweden

3.423

0,97

4.030

1,02

4.077

0,97

4.389

1,01

4.690

1,10

Naar boven