34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2015

In overeenstemming met mijn toezegging tijdens het wetgevingsoverleg Personeel op 2 november jl. ontvangt u hierbij nadere informatie over de wijze waarop de vullingspercentages in de personeelsrapportage van 22 oktober jl. (Kamerstuk 34 300 X, nr. 17) tot stand zijn gekomen. Ook ontvangt u een toelichting op het budget voor reservisten.

Vullingspercentages

De vullingspercentages in de personeelsrapportage hebben betrekking op het reguliere functiebestand bij Defensie op een bepaald moment. In de laatste personeelsrapportage was dat 1 juli jl. De rapportage geeft daarmee inzicht in het beschikbare beroepspersoneel waarmee Defensie haar primaire taken uitvoert. Het militaire personeel dat niet op een reguliere functie is geplaatst, wordt niet meegeteld in de vullingspercentages. Het gaat dan onder meer om personeel dat een langdurige opleiding volgt, interne herplaatser is (of anderszins op een vervolgfunctie wacht), een langdurig re-integratietraject doorloopt of van de regeling voor ontslagbescherming gebruikmaakt. Inhuurkrachten en reservisten worden evenmin meegeteld in het vullingspercentage. Al het personeel komt echter wel ten laste van de budgetten voor personele uitgaven van de defensieonderdelen.

Bij de vergelijking van de vullingspercentages in de personeelsrapportage met de budgetten voor personele uitgaven in de begroting, is nog een tweede aspect van belang. Dit betreft de wijze waarop die budgetten in de begroting worden bepaald. Wanneer het niet in de verwachting ligt dat de formatie in een begrotingsjaar volledig zal worden gevuld, is het niet wenselijk om bij de bepaling van de budgetten uit te gaan van de volledige formatie. Dat zou immers betekenen dat de budgetten aan het eind van het jaar niet volledig zijn uitgeput. Om tot een realistische raming te komen, wordt in plaats daarvan de verwachte gemiddelde jaarsterkte voor het begrotingsjaar als grondslag gebruikt. Die ligt zowel in 2015 als 2016 op ongeveer 98 procent van de formatie.1 De budgetten zijn in overeenstemming daarmee iets lager vastgesteld dan men op grond van de formatie zou verwachten.

De vullingspercentages in de personeelsrapportage zijn, met andere woorden, slechts ten dele maatgevend voor de uitputting van de budgetten voor personele uitgaven van de defensieonderdelen. Uit die budgetten moet immers ook het personeel worden betaald dat niet op een reguliere functie is geplaatst en dus niet in de vullingspercentages meetelt.

Een voorbeeld ter illustratie. Het vullingspercentage militair personeel van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) was op 1 juli jl. volgens de personeelsrapportage 93,4 procent. Van het totale militaire personeelsbestand van het CLAS bezette echter 3,8 procent geen reguliere functie en telde dat om die reden dus niet mee in het vullingspercentage. Het desbetreffende personeel wordt echter wel uit het budget personele uitgaven van het CLAS betaald. Voorts, zoals hierboven uiteengezet, is de gemiddelde jaarsterkte ongeveer twee procent kleiner dan de formatie en is het budget derhalve evenredig lager. Per saldo komt de realisatie van het budget daardoor hoger uit dan men zou veronderstellen op basis van het vullingspercentage in de personeelsrapportage.

Reservistenbudget

Voor reservisten is in 2015 een budget van in totaal € 22,5 miljoen begroot. Dit is in overeenstemming met onderstaande tabel verdeeld over de defensieonderdelen.

Defensieonderdeel

Budget reservisten 2015 (in miljoen €)

CZSK

1,7

CLAS

17,8

CLSK

2,1

KMAR

0,8

Totaal

22,5

In de desbetreffende begrotingsartikelen maken deze uitgaven deel uit van de budgetten voor personele uitgaven ten behoeve van eigen personeel. Vanaf de begroting 2017 zal ik omwille van meer inzicht de geraamde uitgaven aan reservisten voortaan afzonderlijk in de begroting zichtbaar maken.

Zoals in antwoord op schriftelijke vragen en tijdens het wetgevingsoverleg personeel is vermeld, zijn de budgetten voor 2015 in de loop van dit jaar niet gewijzigd. Door de toenemende inzet van reservisten dreigden zij evenwel te worden overschreden. Dit heeft bij het CLAS geleid tot maatregelen om de inzet van reservisten in de tweede helft van dit jaar te temperen.

In het licht van de eerder aangekondigde intensivering van het reservistenbeleid voorzie ik de komende jaren een stapsgewijze toename van dit budget. Vanuit de middelen voor de versterking van de basisgereedheid zal daar in 2016 ruim € 4 miljoen aan worden toegevoegd, oplopend tot ruim € 20 miljoen in 2020. Over de uitwerking van de maatregelen ter versterking van de basisgereedheid zal ik u in een afzonderlijke brief nader informeren.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Inclusief niet op functie geplaatst personeel, maar exclusief initiële opleidingen en agentschappen. Voor 2015 zie toelichting op bladzijde 76 e.v. van de memorie van toelichting (Kamerstuk 34 000 X, nr. 2): formatie 50.805 vte’n, gemiddelde jaarsterkte 49.928 vte’n. Voor 2016 zie toelichting op bladzijde 78 e.v. van de memorie van toelichting (Kamerstuk 34 300 X, nr. 2): formatie 50.812 vte’n, gemiddelde jaarsterkte 49.998 vte’n.

Naar boven