Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
dat de «Groep van crediteuren van Cuba» op 12 december overeenstemming heeft bereikt
met Cuba over de herstructurering van de uitstaande schuld van in totaal US$11,1 miljard
(ongeveer € 10,1 miljard). De groep bestaat uit Australië, Oostenrijk, België, Canada,
Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Japan, Nederland, Spanje, Zweden, Zwitserland
en het Verenigd Koninkrijk.
Nederland is met minder dan 1% van de totale vordering van de groep een relatief kleine
crediteur. De vordering van Nederland bestaat uit drie componenten: hoofdsom, contractuele
rente en boeterente. De boeterente is een opslag op de contractuele rente in gevallen
dat niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. De totale Nederlandse vordering
bedraagt circa € 47,4 miljoen waarvan € 23,1 miljoen hoofdsom, € 12,6 miljoen contractuele
rente en € 11,7 miljoen boeterente.
De vordering van Nederland vindt deels haar oorsprong in leningen in het kader van
ontwikkelingssamenwerking (€ 39 miljoen) en deels in schade die in het verleden door
de exportkredietverzekering is uitgekeerd (€ 8,4 miljoen). In beide gevallen gaat
het om oude vorderingen: de leningen dateren uit de jaren zeventig en tachtig en de
schade is rond de eeuwwisseling ontstaan.
Het akkoord voorziet erin dat Cuba het bedrag van € 35,7 miljoen aan hoofdsom en contractuele
rente in achttien jaar geheel terugbetaalt. Met andere woorden, Cuba betaalt alsnog
het bedrag terug dat oorspronkelijk aan Nederland verschuldigd was. De boeterente,
dus de opslag die werd gerekend omdat Cuba niet betaalde, wordt over diezelfde periode
na iedere betaling geleidelijk kwijtgescholden. Na de eerste vijf jaar van terugbetaling
wordt weer rente bij Cuba in rekening gebracht over de dan nog uitstaande vordering.
De overeenstemming die Cuba met de bovengenoemde landen heeft bereikt betekent dat
een langslepende kwestie is opgelost.