Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2015
In antwoord op mondelinge vragen die op 3 november jl. zijn gesteld door het lid Van
Raak (SP) (Handelingen II 2015/16, nr.19, Vragenuur) heeft de Minister voor Wonen
en Rijksdienst aan uw Kamer gemeld dat het kabinet voornemens is gesprekken te voeren
met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over de kosten van het organiseren en
uitvoeren van het referendum van 6 april 2016 over de Associatieovereenkomst tussen
de Europese Unie en Oekraïne. Hij heeft toegezegd uw Kamer te berichten over de uitkomsten
van deze gesprekken. Verder hebt u verzocht om in de brief over dit onderwerp ook
antwoord te geven op de vraag welk bedrag het kabinet gaat uittrekken om de kiezer
tijdens het referendum voor te laten stemmen. Aan uw verzoek voldoe ik, mede namens
de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken, graag.
Kosten referendum
Het kabinet hecht groot belang aan het goede verloop van het referendum. Voor het
referendum stelt het kabinet € 25 miljoen ter beschikking. Daarvan is € 5 miljoen
bestemd voor de referendumcommissie en het centraal stembureau (de Kiesraad). Van
dat geld zullen onder meer subsidies worden verstrekt ten behoeve van maatschappelijke
initiatieven die tot doel hebben het publieke debat over de aan het referendum onderworpen
wet en de Associatieovereenkomst te bevorderen. Ingevolge de Wet raadgevend referendum
is hiervoor (maximaal) € 2 miljoen per referendum beschikbaar. De overige € 20 miljoen
zal worden gestort in het Gemeentefonds, ter dekking van het organiseren en uitvoeren
van het referendum door gemeenten.
De VNG heeft vraagtekens gezet bij de omvang van dit bedrag. Ik heb daarom een overleg
met de VNG gevoerd, waarin ik heb benadrukt dat het van belang is dat het referendum
kostenefficiënt plaatsvindt, uiteraard onder waarborging van een zorgvuldige voorbereiding
en uitvoering, en van toegankelijkheid voor de kiezers. Het belang van kostenbeheersing
is des te groter, nu niet is te voorspellen hoe vaak er in de toekomst een referendum
zal worden gehouden.
Ik heb er daarbij op gewezen dat het organiseren van een referendum niet één op één
gelijk is aan het organiseren van een «reguliere» verkiezing. Zo hoeven bij een referendum
geen kandidatenlijsten te worden gedrukt en onder kiezers te worden verspreid. Ook
is sprake van een eenvoudig stembiljet. Het tellen van de stemmen kan daarom worden
gedaan door de stembureauleden zelf, zodat gemeenten geen speciale tellers hoeven
in te schakelen (zoals bij reguliere verkiezingen vaak wel gebeurt). Hierdoor kan
worden bespaard op de vergoedingen.
Het is naar mijn oordeel niet op voorhand bezwaarlijk dat gemeenten – uiteraard mits
dat, gelet op de eerdergenoemde randvoorwaarden, verantwoord is – minder stemlokalen
inrichten dan bij Tweede Kamerverkiezingen gebruikelijk is, net zoals veel gemeenten
nu ook al doen bij bijvoorbeeld Europees Parlementsverkiezingen.
Ik ga ervan uit dat elke gemeente daarbij een expliciete afweging maakt tussen enerzijds
de nodige beheersing van de kosten en anderzijds een waarborging van een goede uitvoering
van en toegankelijkheid tot het referendum. Mogelijk aanknopingspunt daarvoor kan
bijvoorbeeld zijn dat gemeenten bij reguliere verkiezingen vaak meerdere stemlokalen
in eenzelfde gebouw inrichten. Zou op zo’n locatie voor één stembureau worden gekozen,
dan blijft er voor de omwonende kiezers een stemlokaal in de buurt.
Genoemd overleg heeft op dit moment nog niet geleid tot overeenstemming. De VNG en
ik hebben beiden de wens dat het referendum op 6 april op een goede wijze wordt georganiseerd.
Met de VNG heb ik afgesproken dat hierover deze maand nader overleg zal worden gevoerd.
We streven ernaar dat dit zo spoedig mogelijk leidt tot overeenstemming over hoe tegen
het kostenvraagstuk wordt aangekeken. Tevens ontstaat dan duidelijkheid over handelingsperspectieven
voor gemeenten met betrekking tot het organiseren van het referendum.
Inzet kabinet
Het kabinet zal de kiezers in aanloop naar het referendum informeren over de datum
van het referendum en over welke stembescheiden ze moeten meenemen. Dit zal gebeuren
via abri-posters, advertenties in kranten en banners op websites. Ook de Nederlandse
kiesgerechtigden in het buitenland worden geïnformeerd over het aanstaande referendum
en de mogelijkheid om zich daarvoor te registreren.
Het kabinet is niet voornemens extra financiële middelen in te zetten voor de argumentatie
van het kabinetsstandpunt in het referendum.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk