34 263 (R2055) Regeling voor Nederland en Sint Maarten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf-en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Sint Maarten)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 6 februari 2015 en het nader rapport d.d. 18 augustus 2015, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 december 2014, no. 2014002393, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van Rijkswet houdende een regeling voor Nederland en Sint Maarten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Sint Maarten), met memorie van toelichting.

Het voorstel van rijkswet strekt ertoe om in de (bilaterale) verhouding tussen Sint Maarten en het land Nederland (het Caribische deel van Nederland – de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba – en het Europese deel van Nederland) dubbele belastingheffing te vermijden en het ontgaan van belasting te voorkomen met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Met het voorstel komt in zoverre een einde aan de (multilaterale) Belastingregeling voor de landen binnen het Koninkrijk (BRK).

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert het voorstel naar de Tweede Kamer en naar de Staten van Sint Maarten te zenden, maar acht op onderdelen een nadere toelichting of een aanpassing van het voorstel aangewezen. De Afdeling wijst erop dat de toelichting niet duidelijk maakt of er overleg over het voorstel heeft plaatsgevonden met het Caribische deel van Nederland en zo ja, welke de resultaten zijn van dit overleg. Ook is niet duidelijk hoe het voorstel omgaat met nettopensioen. Daarnaast merkt de Afdeling op dat in het voorstel (anders dan de toelichting vermeldt) een doelmatigheidsgrens (bij de wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingvorderingen) ontbreekt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 december 2014, no. 2014002393, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 februari 2015, no. WO6.14.0466/III/K, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Overleg met Caribische deel van Nederland

In de Wet openbare lichamen BES is de zogenoemde consultatieplicht opgenomen.2 Op basis daarvan dient de regering de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) te informeren over haar standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar bestuur van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet. Tevens dient zij de bestuurscolleges de gelegenheid te bieden daarover overleg te plegen.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij het schriftelijk overleg met de vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer over het tussen het land Nederland en Ethiopië gesloten verdrag, opgemerkt dat met de bestuurscolleges van de BES-eilanden op reguliere basis overleg plaatsvindt over fiscale aangelegenheden, waaronder begrepen internationale aspecten (zoals het overeenkomen van belastingverdragen).3

De Afdeling merkt op dat de toelichting niet duidelijk maakt of, en zo ja op welke wijze, de bestuurscolleges van de BES-eilanden ook over het voorliggende voorstel zijn geraadpleegd. Evenmin is vermeld welke opmerkingen door de bestuurscolleges naar voren zijn gebracht, wat daarop de reactie is van de regering en in hoeverre en op welke wijze de opmerkingen zijn verwerkt in het voorstel. De Afdeling acht raadpleging van de BES-eilanden over voorliggend voorstel van belang gelet op de economische verwevenheid van de BES-eilanden met de Caribische regio, meer in het bijzonder in dit geval met Sint Maarten.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

1. Overleg met Caribische deel van Nederland

Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling aandacht te besteden aan de vraag of, en zo ja op welke wijze, de bestuurscolleges van de BES-eilanden zijn geraadpleegd, is het algemene deel van de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

2. Behandeling nettopensioen

Het voorstel kent verschillende bepalingen die zien op de verdeling van heffingsrechten over pensioenen.4 Daarbij is onder meer van belang welk land kan worden aangemerkt als het bronland van een pensioen. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag in welk land de aanspraak op pensioen «in aanmerking is gekomen voor fiscale faciliëring».5 De Afdeling merkt hierover het volgende op.

Met ingang van 1 januari 2015 is een wettelijke regeling tot stand gekomen voor zogenoemd nettopensioen. Kenmerkend voor nettopensioen is dat wél sprake is van fiscale faciliëring (een vrijstelling in box 3 voor de heffing van inkomstenbelasting), maar niet van een fiscale faciliëring zoals die geldt voor regulier pensioen (kort gezegd: premie-aftrek). De toelichting gaat niet in op de vraag of de bepalingen van het voorstel die zien op pensioen, ook zien op nettopensioen, dan wel of nettopensioen onder andere bepalingen van het voorstel valt.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen en zo nodig het voorstel aan te passen.

2. Behandeling nettopensioen

Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling om toe te lichten of het netto pensioen in het voorstel wordt behandeld, is de toelichting bij artikel 17 hierop aangepast.

3. Doelmatigheidsgrens wederzijdse bijstand bij invordering van belastingvorderingen

Het voorstel kent een regeling inzake wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingvorderingen6 die volgens de toelichting7 vrijwel geheel in overeenstemming is met de ter zake in het OESO-modelverdrag opgenomen bepaling. De toelichting vermeldt vervolgens dat het voorstel, in afwijking van het OESO-modelverdrag, een doelmatigheidsgrens kent op grond waarvan bijstand bij de invordering niet zal worden verleend bij een belastingvordering van minder dan € 1.500.8

De Afdeling merkt op dat, anders dan de toelichting vermeldt, deze doelmatigheidsgrens ontbreekt in het voorstel.

De Afdeling adviseert het voorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.

3. Doelmatigheidsgrens wederzijdse bijstand bij invordering van belastingvorderingen

Gevolg gevend aan het advies van de Afdeling om het voorstel en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen inzake de doelmatigheidsgrens wederzijdse bijstand bij invordering van belastingvorderingen, is de toelichting bij artikel 26 hierop aangepast.

4. Redactionele kanttekeningen

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

4. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven.

5.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 2, lid 3, onderdeel b, te verbeteren.

6.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het voorstel en de toelichting op de volgende onderdelen te verduidelijken of te verbeteren. Aanleiding zijn vragen en opmerkingen van verschillende fracties in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Staten van Curaçao tijdens de schriftelijke behandeling van het voorstel van rijkswet Belastingregeling Nederland Curaçao9.

  • De toelichting bij artikel 4, vijfde lid, wordt verduidelijkt inzake lichamen met een dubbele vestigingsplaats.

  • In artikel 5 en artikel 9 is de beoogde invulling van het begrip «gelieerd» niet dezelfde. Aangezien dit tot verwarring kan leiden, wordt artikel 5, zevende lid, hierop aangepast.

  • Indien de bevoegde autoriteiten van beide landen niet tot overeenstemming kunnen komen over het inwonerschap van een lichaam met een dubbele vestigingsplaats, is arbitrage toegestaan. Artikel 24 wordt hierop aangepast.

  • In artikel 25 en artikel 26 zijn bepalingen opgenomen over uitwisseling van informatie onderscheidenlijk bijstand bij invordering. Ingevolge de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (hierna: BRK) zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op premies die worden geheven volgens het sociale zekerheidsstelsel van een land. Het wordt als een verbetering gezien om het voorstel conform de BRK dienaangaande aan te passen. Om die reden wordt artikel 25, zevende lid, en artikel 26, negende lid, hierop aangepast.

  • Wegens een verschuiving in heffingsrecht voor particuliere pensioenen ten opzichte van de BRK bevat het voorstel in artikel 29 een overgangsregeling. Om duidelijker te maken dat het gaat om (i) het eerbiedigen van reeds ingegane pensioenen van geëmigreerde personen en (ii) de eerbiediging van bestaande heffingsrechten, wordt artikel 29 hierop aangepast.

  • Mede in verband hiermee wordt tevens artikel 36, tweede lid, verbeterd door daarin te bepalen dat met ingang van de inwerkingtreding van het voorstel de BRK tussen Nederland en Sint Maarten geen toepassing meer vindt, behoudens voor zover in dit voorstel anders is bepaald.

  • Daarnaast wordt de overgangsregeling van artikel 29 wederkerig gemaakt door toevoeging van een tweede lid.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en aan de Staten van Sint Maarten, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en naar de Staten van Sint Maarten te zenden en tevens (ter kennisgeving) naar de Staten van Curaçao en Aruba.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W06.14.0466/III

  • In artikel 10, vierde lid, de puntkomma aan het slot van onderdeel c vervangen door een punt.

  • Artikel 20, eerste lid, verwijst naar bestanddelen van het inkomen die niet «in de voorgaande artikelen» van deze rijkswet zijn behandeld. In dit eerste lid tevens een verwijzing opnemen naar artikel 33 van het voorstel, aangezien ook dit artikel 33 bestanddelen van het inkomen bevat die in deze rijkswet zijn behandeld.

  • In artikel 32, eerste en tweede lid, «artikel 10, tiende lid» vervangen door «artikel 10, veertiende lid». Voorts in artikel 32, tweede lid, «wet op de inkomstenbelasting 2001» vervangen door: Wet inkomstenbelasting 2001.

  • In artikel 34, aanhef, de zinsnede «tijdstip als volgt gewijzigd» vervangen door: tijdstip, wordt deze rijkswet als volgt gewijzigd.

  • Nu de toelichting10 vermeldt dat voorliggende regeling inhoudelijk overeenstemt met de tussen Nederland en Curaçao overeengekomen Belastingregeling Nederland Curaçao, in de toelichting ingaan op de reden voor verschil in formulering van het tijdstip van inwerkingtreding, danwel het voorstel aanpassen.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Aldus de artikelen 207–209 van deze wet.

X Noot
3

Kamerstukken II 2012/13, 33 638, nr. 4, blz. 6, tweede tekstblok.

X Noot
4

Artikelen 17, 18 en 29 van het voorstel.

X Noot
5

Artikel 17, vierde lid, eerste volzin, van het voorstel.

X Noot
6

Zie artikel 26 van het voorstel.

X Noot
7

Toelichting op artikel 26, tweede volzin.

X Noot
8

Toelichting op artikel 26, tweede alinea. Volgens de eerste volzin van deze tweede alinea zou de doelmatigheidsgrens moeten zijn opgenomen in artikel 26, eerste lid, van het voorstel.

X Noot
9

Kamerstukken II 2013/14, 33 955 (R2032), nr. 4, 5 en 6.

X Noot
10

Toelichting, paragraaf I.1 Verloop van de besprekingen, tweede tekstblok, laatste volzin.

Naar boven